V. Israël in de Evangeliën 7. De gelijkenissen van Matth. 13
VERDERE AANTEKENINGEN OVER DE GELIJKENISSEN VAN MT. 13.
De Zaaier (Matth. 13:1-9, 18-23). We wezen er reeds op, dat Christus wil leren in Israëls akker vierderlei gesteldheid te zien. De bediening van Johannes is bijzonder die van het zaad langs de weg. Velen kwamen om gedoopt te worden, ook Farizeën, Luk. 3:7. Zie ook Mt. 3:7; 12:34; 23:33. Toch verstonden zij zijn prediking niet. Van het volk gold: een boos en overspelig geslacht, Mt. 12:39. De vogelen zijn de boze geesten, die het zaad wegnamen. Johannes zong klaagliederen, maar Israël hoorde niet, Mt. 11:17. Christus' bediening was als het zaad op steenachtige plaatsen. Hij deed vele tekenen, Joh. 21:25, vele scharen volgden Hem, Mt. 4:25, het volk hoorde Hem gaarne, Mk. 12:37, een groot Profeet was hun opgestaan, Luk. 7:16, men hield Hem voor de Profeet, Joh. 7:40, voor de Christus; 7:41. Toch kwam er geen grondige verandering; later werden velen geërgerd, Joh. 6:60, 61, velen gingen terug, 6:66 en eindelijk klonk het: Kruis Hem. De bediening van de Twaalf
is als het zaad onder de doornen. Dit zaad schoot wel op, maar de doornen kregen de
overhand. De Apostelen deden meerder wonderen, in aantal dan, Joh. 14:12. Israël
stond verslagen, Hand. 2:37, er werden hemelse gaven gesmaakt, Heb. 6:3. Alleen, de
grond droeg distelen, Heb. 6:8. Er, waren veel ijveraars der wet, Hand. 21:20, en was
wel verdraagzaamheid bij het
roven der goederen, Heb. 10:34. En toch was er geen volstandige vrucht. — De vierde
bediening zal zijn als het zaad in de goede aarde. Deze moet nog komen. Israël is
tijdelijk uitgeschakeld en is geen lichtdrager meer voor de wereld. Drie bedieningen zijn
voorbij en betroffen Israël, de vierde is toekomstig en zal ook Israël betreffen. Eenmaal
wordt weer het Evangelie van het Koninkrijk der hemelen verkondigd, Mt. 24:14. Dan
zal er rijke vrucht gezien worden. Tussen de derde en vierde bediening ligt de bedeling
der verborgenheid.
De tarwe en het onkruid (Matth. 13:24-30, 36-43).
Het Mosterdzaad (Matth. 13:31-32).
Het Zuurdeeg (Matth. 13:33).
De schat in de akker (Matth. 13:44).
De parel (Matth. 13:45-46).
Het visnet (Matth. 13:47-50).
De Schriftgeleerde (Matth. 13:51-52).
Men ziet welk een diepte er in deze gelijkenissen ligt.
En ook dat het perspectief geheel anders wordt als men ze beziet vanuit Israël en het feil
dat Christus een dienaar der Besnijdenis geworden is, Rom. 15:8 om de beloften der
vaderen te bevestigen. Het zijn verborgenheden van het K.d.H. gesproken door Christus
als hoogste Profeet. Zij overtreffen alle beelden van de profeten. Ook hier geldt: "Nooit
heeft een mens alzo gesproken als deze Mens," Joh. 7:46.
MT. 13 EN JES. 6. Christus ging "te dien dage" uit het huis. Dat "te dien dage" is op de dag van Mt. 12:46-50. Letterlijk en figuurlijk. Hij verbreekt de banden des bloeds. Israël heeft Hem in zijn oversten verworpen. Hij voorzegt nu Israëls lot.
De betekenis van de gelijkenissen gingen we reeds na. Ze zullen na de
aantekeningen die we gaven; nog duidelijker zijn geworden. We gaan nu verder. Van
groot belang is het thans te wijzen op het citaat van Jes. 6:9-10. Laat ons zien, (Matth. 13:14-17). a1 En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld die zegt: b1 Met het gehoor zult gij horen en geenszins verstaan
b2 en uw oren, omdat zij horen. a2 Want voorwaar zeg Ik u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd
Weer dat schone parallelisme. Tegenover de profeet Jesaja staan de andere profeten,
tegenover de geestesgesteldheid van het volk staat die van de discipelen. Men lette voorts
op de met elkaar balancerende leden b1 - b2, c1 - c2, d1 - d2, e1 - e2. Geen enkel boek heeft
een dergelijke bouw. Hiermee zal de H.S. eenmaal alle kritiek het zwijgen opleggen. Ze
is nu in dienstgestalte en wordt vertreden. Dan zal God haar inwendige Goddelijkheid
openbaren en alle mond van de kritiek doen verstommen.
HOE LANG.
Het schijnt alsof deze woorden hun vervulling vonden in de wegvoering naar Assur en Babel. Toen toch werd het land verlaten en de steden woest. Toch blijkt, dat met de wegvoering de verharding geen einde nam. Israël bleef zwaar van oren en dof van blik en vet van hart. Dat bleek in Christus' dagen. De Here Jezus citeert nu Jesaja's woorden en toont daarmee aan, dat waar de geest van de verharding gebleven was, het feit van de verwoesting zich herhalen zou. En dit is ook geschied bij de verwoesting van Land en Stad in 69-70 na Christus. De geestesgesteldheid van het Volk in Christus' dagen maakte een herhaling van de profetie nodig. Of wil men het nog anders bezien, dan kan het zo:
Paulus bevestigt Christus' woord door in Hand. 28 andermaal Jes. 6 te citeren, nu
tegenover de buitenlandse Joden. Hiermee wordt ons een tussenbedeling geopend. Dat
Israël verlaten zou worden, was reeds voorzegd. Christus heeft alles gedaan wat Hij kon
om deze verlating op te heffen en Israëls zware hart tot geestelijk leven te brengen. Ook
heeft de Geest medegewrocht. Alles tevergeefs. Toen heeft Paulus de deur van het
Koninkrijk, die door de Farizeën gesloten was, Mt. 23:13, en door Petrus in Hand. 2
opnieuw geopend werd, voor eerst voor goed gesloten in Hand. 28. Israël valt dan als
natie uit. De Here Jezus nu heeft in de gelijkenissen van Mt. 13 de oorzaken
blootgelegd die tot het sluiten leidden en tevens aangegeven, dat er een lange tijd zal
zijn tussen het toen nabije Kon. der hemelen en de werkelijke oprichting in of na de
voleinding der eeuw. Schematisch voorgesteld hebben we dus:
(Verb. K.d.H. = Verborgenheden van het K.d.H.)
De verborgenheden waren niet bekend aan de profeten, Mt. 13:16-17. Ze laten ons
Israëls mislukking zien. Deze zijn van tweeërlei aard. Vooreerst is het Israëls boze hart.
Ten tweede is het de Boze, die óf het zaad wegneemt óf onvruchtbaar maakt óf slechte
tarwe zaait. Hieruit vloeit voort, dat er tweeërlei moet gebeuren, zal Israël aan zijn
bestemming beantwoorden. Vooreerst dat het boze hart weggenomen wordt. Ten
tweede, dat de Boze gebonden wordt. Het laatste geschiedt door de binding van Satan,
waartoe Christus hem door Zijn dood in beginsel overwint, het eerste heeft plaats door
de werking des Geestes, die het harde hart omploegt en tot een wel toebereide aarde
omschept waarop andermaal het zaad zal gestrooid worden.
GEVOLGEN van de VERWERPING. Niet het ganse Israël heeft Hem verworpen. Er was een deel dat Hem aannam. Dat was niet, omdat het beter was dan de anderen, het was het overblijfsel naar de verkiezing der genade. Dat kwam tot Hem, omdat de Vader het na Zijn verwerping op bijzondere wijze toch tot Hem trok, Joh. 6:44. Zij namen Hem aan, hun werd macht gegeven kinderen Gods te worden, Joh. 1:12 en medeoverblijfsel te zijn met degenen, die ook in Jesaja genoemd worden. "Doch nog een tiende deel zal daarin zijn en het zal wederkeren en zijn om af te weiden." Volgens nieuwere vertaling: "En blijft nog een tiende deel daarin (over), zo valt ook dat wederom de verderving ten deel." En verder: "Maar gelijk de eik en de haageik bij het vallen nog hun wortelstam behouden, zo zal het heilig zaad hun wortelstam zijn." Het heilige zaad is het overblijfsel naar de verkiezing der genade in Israël. Zij zouden de anderen gelijk zijn, indien de Here hen niet van boven geboren had. Zij zijn degenen, aan wie Mt. 5-7 gericht wordt. En daarom kan de Here de lijn met Israël nog niet direkt afbreken. Brengt Zijn verwerping als Koning het oordeel over de verwerpers, voor hen voert dit tot Zijn priesterschap, waarin Hij het verbondsoffer voor het Nieuwe Verbond offert. Daarna, worden hun de gaven des Geestes gegeven, Hand. 2. Nu wordt het een zaak van genade. Niet meer uit de werken van het eerste verbond, maar uit de genade die wordt door Jezus Christus om te brengen in het tweede, het Nieuwe. Van achteren uit kunnen wij de dingen beter bezien dan zij die er voor stonden. Het lijden van Christus is het vraagstuk, waarmee Israëls gelovigen zich bezig hielden. En hoewel zij alles niet konden verklaren, beseften zij bij overdenking van en inleiding in de Schriften en door bekendwording aan zichzelt, dat Hij ook om hun overtredingen verwond werd, om hun ongerechtigheid verbrijzeld. Van Zoon van David werd Hij ook voor hen Zoon van Abraham, aan Wie de Vader alles gaf, Die Zijn Enige was en Die eerst door Zijn lijden en dood ten volle de Middelaar van het Nieuwe Verbond kon worden. Vanaf Mt. 13 komt er meer en meer een afzondering voor het heilige zaad voor wie Hij Zijn ziel, d.i. Zijn Persoon, zal stellen als rantsoen, d.i. losprijs. De bedeling van de volheid des tijds moet, ondanks de verwerping als Koning, haar loop hebben en het priesterschap uitwerken, De Mens vindt de schat, de Koopman de parel. Hij wordt gezet tot een val (Mt. 12) en tot een opstanding van velen in Israël. De scheiding gaat zich voltrekken en zo is de eerste komst van Christus voor hen, die God Hem uit de wereld gegeven heeft en waarvoor Hij bidt, Joh. 17. Zo wordt ook Israëls herstel in het Nieuwe Verbond voorbereid. De eerstelingen zijn voorboden van de volle oogst, de uitverkorenen van de niet verkorenen die door de eersten zullen geloven. Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. Dat volk zijn niet alleen da verkorenen, het is het volk in massaliteit, het geheel. Dit zaligmaken van het volk, de blijdschap die al het volk wezen zal en het bidden voor de gegevenen des Vaders strijden niet met elkaar, maar verhouden zich als middel staat tot doel. Christus kwam voor Israël, om de beloften der vaderen te bevestigen. Voorlopig verkrijgen de uitverkorenen alleen, en dan nog in hoop, de beloften. De tijd zal komen„ waarop Christus met en door middel van de uitverkorenen Israël zal oprichten. Uitverkiezing toch is steeds ten bate, niet ten koste van. Zo blijft alles een louter werk Gods. De Vader trekt er enkelen en geeft die aan de Zoon. Deze zal de Zijnen weer trekken. En deze weer anderen. En dat steeds door de werking van de Geest, Die de wereld zal bewijzen z'n zonde, gerechtigheid en oordeel. Zo alleen wordt de belofte vervuld: Ik zal Mijn wetten in hun harten inschrijven en zij zullen allen van den Here geleerd zijn. Zo verheerlijkt de grote God des verbonds Zich. Alleen in deze weg kan geen vlees roemen. En zo bezien is de verwerping in Mt. 12 en de openbaring van de verborgenheden van Mt. 13 een stap voorwaarts om de ware genade uit te laten schitteren. Onze Here Jezus heeft Zich daarover verblijd. "Ik dank U, Vader, Here des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en hebt ze den kinderkens geopenbaard. Ja Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U," Mt. 11:25, 26.
|