Uit Israëls Profetie

IV. Het Boek Daniël

e. DANIEL 9

DE 70 ZEVENS.
Met Daniël 9 vangt het profetische woord aan, dat handelt over de verwoestingen van Jeruzalem. Dit deel loopt dan tot hfdst. 12:13. Het ontledende krijgen we:

A2 K1 9:1, 2 De tijd.

   L1 9:3-19 Daniëls vernedering.

M1 9:20-23 De Gezondene.

N1 9:23-27 De profetie.

      K2 10:1 De tijd.

   L2 10:2, 3 Daniëls vernedering.

M2 10:4-21 De Gezondene.

N2 11:1-12:13 De profetie.


"In het eerste jaar van Darius, den zoon van Ahasveros, uit het zaad der Meden, die koning gemaakt was over het koninkrijk der Chaldeën, in het eerste jaar zijner regering, merkte ik, Daniël, in de boeken, dat het getal der jaren, van dewelke het woord des Heren tot den profeet Jeremia geschied was in het vervullen der verwoestingen Jeruzalems, zeventig was," vs. 1 en 2.

't Is eigenaardig, dat Daniël eerst nu op de hoogte kwam van wat Jeremia geschreven had. Toch verwondere ons dit niet al te zeer. Daniël behoorde tot de eerstweggevoerden. Toen was hij nog jong. Mogelijk heeft Jeremia zijn woorden eerst later te boek gesteld of zijn zij eerst na lange tijd Daniël in handen gekomen. In elk geval kwam Jeremia's voorspelling hem eerst toen onder het oog.

Die voorspelling vinden we in Jer. 25:11, 12 en 29:10. In 25:11, 12 staat: "En dit ganse land zal worden tot een woestheid tot een ontzetting en deze volken zullen den koning van Babel dienen zeventig jaar. Maar het zal geschieden, als de zeventig jaren vervuld zijn, dan zal ik over den koning van Babel en over dat volk, spreekt de Here, hun ongerechtigheid bezoeken, mitsgaders over het land der Chaldeën..." In 29:10: "Want zo zegt de Here: Zekerlijk, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik ulieden bezoeken en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken u wederbrengende tot deze plaats."

De 70 jaar waren begonnen in het jaar 496, en eindigden dus in 426. We hebben reeds opgemerkt, dat we een andere chronologie volgen dan de gewone. De uiteenzetting daarvan geven we in Deel II. (De Tijden der Eeuwen). Is Daniël weggevoerd als jongeling van 17 jaar, dan was hij nu 87 jaar.

Wie is de hier genoemde Darius? Darius is een bijnaam, die Onderhouder, Bewaarder of Bedwinger betekent. Hij is, zegt de tekst, de zoon van Ahasveros. Dit is de in het boek Esther genoemde vorst. Zeer waarschijnlijk is Esther zijn moeder geweest. Uit Dan. 6:1 blijkt, dat hij 62 jaar oud was, toen hij het koninkrijk ontving, n.l. over de Chaldeën. Hij was reeds eerder mederegent met Ahasveros, de Astyages van de Oude Geschiedenis, die zwager van Nebukadnezar schijnt geweest te zijn en reeds eerder aan Nehemia verlof gegeven had Jeruzalem te herbouwen. Dat was toen al reeds 28 jaar geleden n.l. in 454. Er was evenwel nog geen verlof tot terugkeer gegeven, Vandaar nu Daniëls gebed. Men leze deze ontroerend schone bede. Welk een pleiter is hij voor zijn volk. Zo zal eenmaal het gelovig overblijfsel tot God pleiten voor Israël en wachten op wat God antwoorden zal. Het zal zijn een belijden van der vaderen zonden en eindigen met het:

"O Here hoor, o Here vergeef, o Here merk op en doe het, vertraag het niet om Uws Zelfs wil, o onze God, want Uw stad en Uw volk is naar Uw naam genoemd," vs. 19.

Ook dan zal God horen en de gevangenis van Zijn volk wenden.

GABRIELS ONDERRICHT.
Terwijl Daniël nog sprak en bad en zijn zonde beleed en de zonde van zijn volk Israël en zijn smekingen voor God nederwierp, ter wille van de heilige berg van zijn God, vs. 20 kwam de man Gabriël om hem te onderrichten. Hij zeide:

"Daniël nu ben ik uitgegaan om u den zin te doen verstaan," vs. 22.

Daarop geeft hij hem de bekende profetie van vs. 24-27. De struktuur is deze:

N1 O1 23 Opwekking: Versta dan en merk op.

P1 24 De 70 weken. In hun geheel.

      O2 25- Opwekking: Weet dan en versta.

P2 -25-27 De 70 weken. In hun delen.


"Zeventig weken zijn bestemd over uw volk en over uw heilige stad..." Zeventig weken is in het Hebr. zeventig zevens, d.i. in dit geval zeventallen van jaren. Dat we hier aan jaren moeten denken, blijkt uit de historie. In Dan. 10:3 is sprake van drie weken der dagen, Hebr. drie zevens van dagen, dus 21 dagen. Hier staat: zeventig zevens, dus 490 jaar.

Zijn bestemd, Hebr.: is afgesneden. Het werkwoord staat in het enkelvoud om daarmee de eenheid van de hele periode aan te geven. Wij zouden in dit geval zeggen: Een zeventigtal zevens is bestemd of afgepast.

Over uw volk en over uw heilige stad. Het gaat over Daniëls volk, dus Israël; over zijn heilige stad, dus Jeruzalem. Daarvoor had hij immers gebeden. Er waren nu 70 jaar voorbij sinds Jeruzalem verwoest was, vs. 2 en Juda weggevoerd. Zelf was Daniël als jongeling uit Jeruzalem naar Babel overgebracht. Nu bidt hij er voor, waarop Gabriël hem komt zeggen, dat Jeruzalem nog meer te wachten stond. Niet 70 jaar, maar zeventig zevens zouden over Jeruzalem komen.

  • ... om de overtreding te sluiten". Sluiten betekent eerst: terughouden, weerhouden, dan: opsluiten, dus iemand of iets terughouden. Overtreding betekent: opstand, rebellie, zonde tegen wettig gezag of meerdere. De overtreding ziet hier op Israëls afval van Jehovah. Hieraan zal aan het eind van de 70 jaarweken een einde komen.

  • "...en om de zonden te verzegelen". Zonde is doelmissing. Israël heeft tot op heden zijn doel gemist. Verzegelen betekent hier: bedekt worden.

  • "... en om de ongerechtigheid te verzoenen". Verzoenen heeft in het O.T. steeds de betekenis van: bedekken. Ongerechtigheid komt van een wortel: verdraaid zijn, krom zijn, ongerechtigheid is hier dan zedelijke verdorvenheid.

  • "... en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen" Hebr.: een gerechtigheid der olamim d.i. gezien wordende in of met het oog op de toekomende eeuwen (aionen).

  • "... en om het gezicht en de profeet te verzegelen". Het gericht is hier in algemene zin, de profetische inblik, in de toetst. De profeet is niet Christus of Daniël, maar in het algemeen de profetie. Verzegelen betekent hier: vervullen.

  • "en om de heiligheid der heiligheden te zalven". De heiligheid de heiligheden is de tempel. Het woord wordt nimmer van een persoon gebruikt. Het zalven van deze heiligheid der heiligheden slaat op de inwijding van Ezechiëls nieuwe tempel.

  • "Weet dan en versta". Wat te weten en te verstaan is, zetten we eerst in struktuurvorm.

De 70 zevens:

P2 Q1 25- De Stad, Het herstel.

   R1 -25- Messias. Zijn eerste komst.

S1 -25 De tijd. 7 zevens en 62 zevens.

S2 26- De tijd. Na die 62 zevens.

   R2 -26- Messias. Uitgeroeid.

      Q2 -26, 27 De Stad. Verwoesting.


DE 7 EN 62 WEKEN.

"... van den uitgang des woord om te doen wederkeren en om Jeruzalem te bouwen tot op Messias den Vorst zijn 7 weken en 62 weken; de straten (brede straten) en grachten (beter: nauwe straten) zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden". vs 25

Wanneer was die uitgang des woords? Dat was het 20 jaar van Artahsasta. Artahsasta betekent: Grote koning; het is dus een bijnaam en wordt aan meer dan één Perzische koning gegeven. De Artahsasta die dit bevel gaf, is Astyages, de Gemaal van Esther, de vader van Cyrus. Hij is dus de Ahasveros van Esther 1:1. Ahasveros betekent: de Eer- en Achtenswaardige. Hij is dezelfde als Darius de Meder, Dan. 6:1. Zijn schenker was Nehemia.

De uitgang des woords had plaats in 454 v. Chr. 7 zevens zijn 49 jaar, Men lette er op, dat er staat: om Jeruzalem te bouwen, Niet: de tempel. Jeruzalems opbouw begon in 454 onder Nehemia, Neh. 1 en 2. Onder Ezra begon de bouw van de tempel. De benauwdheid der tijden duurde 49 jaar, dus tot 405. Toen had de inwijding van de tempel plaats en van toen af begonnen de 62 weken of zevens, dus 434 jaar. Zij lopen dus tot 405-434 d. i. het 29ste jaar onzer jaartelling. Dat is Christus kruisigingsjaar, want men weet, dat onze jaartelling 4 jaar ten achter is, dus we thans telkens 4 jaar moeten bijtellen bij het jaar waarin we volgens de Chr. jaartelling leven. Chr. stierf 33 jaar na Zijn geboorte.

Struktuur van 9:26-27. (Q2). De Stad verwoest.

Q2 T1 a1 26- De komende vorst. (De Verwoester).

     b1 -26 De verwoesting besloten. Het eind van de verwoesting.

U1 27- Het verbond gemaakt.

V1 -27- De tijd. Eén week (7jaar).

V2 -27- De tijd. Het midden van de week (3½ jaar).

U2 -27- Het verbond verbroken. (Zie 11:30, 31).

      T2 a2 -27- De komende vorst. (De verwoester).

     b2 -27 De verwoesting besloten. Het eind van de verwoester.



NA DE 62 WEKEN.

"En na die 62 weken zal de Messias (Hebr. zal Messias) uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelven zijn." vs 26a

De Messias die hier bedoeld wordt kan geen andere zijn dan Jezus Christus, Die na de 62 weken werd gekruisigd. Er staat: Messias de Vorst. Dat er "de Vorst" bijstaat, dient om aan te geven, dat Hij Zijn intocht gehouden heeft en openlijk als Vorst is erkend geworden. Zong men toen niet: Gezegend zij het koninkrijk van onzen vader David, hetwelk komt in den naam des Heren? Mk. 11:10. Tot op die tijd, d.i. tot in 29 n. Chr. lopen de 62 weken. Na die 62 weken werd Messias uitgeroeid, d.i. gekruisigd, uit de angst en het gericht weggenomen.

Uitroeien wordt ook gebruikt van het ómhakken van een boom. In Jes. 44:14 is het gebruikt voor het afhouwen van de cederen. In andere teksten komt het voor voor het uitroeien door de doodstraf. Zie Ex. 12:15; 30:33; Lev. 18:20; 20:17; Ps. 37:34. Het uitroeien van Messias wijst dus op de gewelddadige dood van Christus.

"Maar niet voor Hemzelven" Hebr.: niets voor Hem, betekent, dat Hij verworpen is en niet het koninkrijk heeft kunnen oprichten, wijl de zijnen Hem niet aannamen, Joh. 1:11. Het koninkrijk is daarom uitgesteld. Messias de Vorst moet wachten, Hebr. 10:13.

"En een volk des vorsten, hetwelk komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven", vs 26b. Men late de tussenzin eens weg en leze: En een volk... zal de stad en het heiligdom verderven. Dat is na de 62 weken. Hier wordt de verwoesting van Jeruzalem aangegeven in het jaar 70. Christus voorzei die ook in Mt. 22:7: "Als nu de Koning dat hoorde, werd Hij toornig en Zijn krijgsHeren zendende, heeft die doodslagers vernield en hun stad in brand gestoken."

Men lette er op, dat de profetie met dat: "na de 62 weken" een tussenruimte aanduidt. Van de 70ste week is nog geen sprake geweest. Jeruzalems verwoesting valt daar niet in. De profetie wijst duidelijk op een tussentijd, maar verklaart die niet verder en geeft ook niet het hoelang aan.

Tot zover is Dan. 9 vervuld. Een volk is gekomen, n.l. de Romeinen. Nu wat er verder staat: Een volk van de vorst en nu lezen we niet "dat", maar "die", dus: die komen zal. Beide kan en de vertaling en opvatting wint ongemeen aan duidelijkheid als men hier "die" leest. De Romeinen zijn een van de volken van de vorst, die komen zal. Die vorst nu die komen zal, is het Beest van De Openb. Dat blijkt uit het volgende vers. Tevens blijkt; dat hij in de eindtijd de vorst van de Romeinen zal zijn. De toekomstige vorst is de mens der zonde, de zoon des verderfs van 2 Thess. 2:4, de koning stijf van aangericht van Dan. 8:23, de vijand en wraakgierige, Ps. 8:3, de mens van de aarde; Ps. 10:18, de verachte, Dan. 11:21, 26. Tevens is hij koning van Babel, omdat hem alles onderworpen is, Jes. 14:4, 12. Hij heet het Beest in Op. 13; 17:8-11.

"... en zij einde (n.l. het einde van de komende vorst zal zijn met een overstromenden vloed en tot het eind toe zal er krijg zijn en vast besloten verwoestingen.", vs 26c. (L.V.: ... wiens einde in de vloed zijn zal. En tot het einde is er oorlog, duurt het besluit, dat verwoestingen zullen aangericht worden). Hier worden we naar het einde gevoerd, terwijl vs. 27 nader zijn werk beschrijft. De Eng. Bijbel vertaalt: en tot het eind van de oorlog zijn verwoestingen besloten, de Franse van Second: het staat vast, dat de verwoestingen tot aan het eind van de oorlog zullen voortduren. Andere vertalingen lopen hiermee parallel.

DE 70ste WEEK.

"En hij zal velen het verbond versterken, één week en in de helft der week zal bij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden." vs 27a .

Het Adventisme (en ook anderen) laten dit vers op Christus slaan. De 62 weken lopen dan tot op Christus' doop. Daarmee begint de 70ste jaarweek. Na een 3½ jarige omwandeling werd de Vorst, gekruisigd. Toen hield het slacht- en spijsoffer op, meent het Adventisme. Nog 3½ jaar later eindigde de 70ste week. Volgens sommigen bij Stefanus' dood. Deze visie berust op mènselijke gegevens. Men ontleent het jaartal 457 aan ongèwijde historieschrijvers en nièt aan de Schrift. Verder ziet men niet in, dat Christus eerst bij de intoeht; (door een deel van het volk) als Vorst erkend werd en niet bij Zijn doop. Men verliest ook uit het oog, dat de offers na het Kruis niet ophielden. Ze duurden na Stefanus' dood nog jarenlang voort en zouden zelfs door Paulus nog gebracht zijn geworden, indien hij daarin door het oproer niet verhinderd was. Hand. 21. Wie onbevangen leest, zal zien; dat het "hij" terugslaat op de vorst van vs. 26, die Israël benauwen zal en niet op Christus. Hij is toch niet de vorst van het volk dat gekomen is om stad en tempel te verwoesten?

Dat die "hij" niet Christus is, volgt uit meer feiten en bewijzen. Vooreerst is er van Christus gezegd dat Hij is uitgeroeid en er niets voor Hemzelf was. Christus heeft voorts ook nimmer voor een week een verbond gemaakt. Hij zal een "eeuwig" verbond maken, niet van 1 week van 7 jaar maar van de hele toekomende eeuw. Dan is nimmer het offer in de tijd van Hand. 3½ jaar na Christus' dood opgehouden. Eindelijk bewijst de Here Zelf, dat dit vers naar de toekomst verschoven moet worden. Hij zegt immers, dat de gruwel der verwoesting eenmaal zal gesteld zijn. Dit nu is nog nimmer geschied, ook niet in het jaar 70. Toen is Jeruzalem is genomen en de tempel in brand gestoken. De fanatieke Joden zetten vanzelf geen gruwel der verwoesting. Dat kan alleen door anderen gedaan worden.

Tussen de 69 weken en de ene week ligt, zoals reeds gezegd werd, de tussenbedeling. Ook hier is dus weer een insnijding. De 70ste week toeft nog. De vorst is nog niet gekomen. Eerst als hij komt, kan hij het verbond sluiten met de velen, de afvalligen in Israël. Die afvalligen moeten er eerst zijn zoals we reeds bij Dan. 8 opgemerkt hebben. Als zij het op het hoogst zullen gebracht hebben, kan hij aanvangen. Hij zal het slacht- en spijsoffer doen ophouden in de helft van de week, zegt het vers. Die helft is 3½ jaar of 42 maanden of 1260 dagen. Nu wordt het gedurig offer weggenomen gedurende de 2300 dagen gerekend vanaf het eind van de 70ste jaarweek. Immers dan, zegt Dan. 8:14 wordt het heiligdom gerechtvaardigd. Dus 2520-2300=220 dagen vanaf de aanvang van de 70ste week d.i. 1040 dagen vóór het einde van de eerste helft, dus in de helft van de week, begint het wegnemen. Dat duurt dan verder die (eerste) helft van de week door en verder ook de andere helft (zie verder het overzicht aan het eind).

DE GRUWEL DER VERWOESTING.

"... en over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleindiging toe, die vastelijk besloten, zal uitgestort worden over den verwoeste." vs 27b

Het laatste deel van vs. 27 is zeer geheimzinnig. De Leidse vertaling heeft: en in de plaats daarvan komt een ontzettende gruwel totdat het voldongen en vastbesloten vonnis wordt voltrokken over het ontzettende. Van der Palm: En op de tinne (des tempels) zal de verwoestende gruwel staan, totdat alles verdelgd is en onherstelbare vernieling is uitgestort over den verwoester. Andere nieuwere vertalingen geven de zin weer enigszins anders weer. De Companion Bible geeft de aantekening van Ginsburg op.

Deze meent, dat er in de oorspronkelijke tekst voor vleugel een woord gestaan heeft, dat maar één letter verschilt en er zó bezien gelezen kan worden: en in plaats van (n.l. van het dagelijks offer) zal er de gruwel zijn, die verwoest (d.i. tot verwoesting leidt; van de komende vorst, n.l.) tot de voleindiging toe( d.i. ten volle), die, vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over de veroorzaker van de verwoesting.

Moge de tekst wat donker zijn, de bedoeling er van is, in het licht van andere uitspraken, duidelijk. Eenmaal zal in de tempel Gods te Jeruzalem een beeld staan, opgericht ter eere van het Beest uit de zee opkomende Op. 13:3. De Here Jezus zegt daarvan in Mt. 24:25:

"Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats; die het leest, die merke daarop..."

De heilige plaats is de tempel. Dat bewijst het vervolg: "dat alsdan, die in Judea zijn vlieden op de bergen". We worden hier naar Judea verplaatst. Er was maar één heilige plaats in Judea, n.l. de tempel. En daarin wordt de gruwel gezet. Een gruwel is een afgodsbeeld. Op. 13:14 zegt...

"... zeggende tot degenen, die op de aarde wonen, dat zij voor het Beest, dat de wond des zwaards had en weder leefde, een beeld zouden maken."

Het woord van Mt. 24 is niet vervuld in het jaar 70. Nimmer hebben de Romeinen een gruwel in de tempel gezet, want ze waren niet in de stad en toen ze er in kwamen, stak een van de soldaten de tempel in brand. Nimmer hebben de Joden, die in Babel de afgoderij verleerd hadden; dit gedaan. Dit gedeelte is dan ook in de toekomst. Vs. 21 van Mt. 24 bewijst dat onweersprekelijk: "Want alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin van de wereld tot nu toe en ook niet zijn zal." Dat is de grote verdrukking. Die is er nog nimmer geweest, want in Op. 7:9 is daar sprake van en De Openbaring is toekomstig, beschrijving van de dag des Heren, die niet komt, zegt 2 Thess. 2 volgens de grondtekst, dan nadat de Antichristus er is. En wil men verder bewijs, dan zegt Mt. 24:29, 30

"En terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan haar schijnsel niet geven. En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen en dan zullen alle de geslachten der aarde wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid."

De Here Jezus ziet dus de verdrukking dier dagen vlak voorafgaan aan Zijn wederkomst. Mt. 24 is dus voor de eindtijd. Dus ook Dan. 9.

De 70ste jaarweek van Daniël moet nog komen. Het zijn de laaste 7 jaar van deze boze aioon. Dan zetelt het Beest uit de zee (vanzelf van tijd tot tijd) in de tempel en laat er zijn beeld plaatsen, dat zelfs kan spreken. Deze gruwel leidt tot verwoesting. De verwoester van Israëls instellingen, de wetteloze, wordt door het gericht getroffen, tenietgemaakt (d.i. van kracht ontdaan) door de adem van Christus' mond en dan in de poel des vuurs geworpen, Op. 19:20. Eerst dan wordt Israëls zonde verzoend, de overtreding gesloten, de "eeuwige gerechtigheid" aangebracht, het nieuwe verbond, het "eeuwige" voleind, Heb. 8:5, het koninkrijk der hemelen opgericht en de Messiasregering aangevangen.

We hielden ons bij deze uiteenzetting streng vast aan Gabriëls woorden: Zeventig weken zijn bestemd over UW volk en over UW heilige stad. Daniël 9 geldt Israël, geen ander volk. Alle uitleggingen die volk of stad vergeestelijken, zullen in de loop van de historie als hout, hooi en stoppelen ondergaan. God heeft dit voorzegd over Israël en Zijn woord zal te Zijner tijd bekrachtigd worden.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden