IV. Het Boek Daniël d. DANIEL 8
RAM, BOK, KLEINE HOORN. B2 E1 1, 2 De omstandigheden.
E2 27 De omstandigheden.
Met Daniël 8 begint de Hebreeuwse taal weer gebruikt te worden:
Dat was
twee jaar na de droom en de gezichten van hfdst. 7. Daniël as toen dus 86 jaar oud. Hij
was toen niet in Babel, maar in de burg Susan, de hoofdstad van Perzië vs. 2, waarheen
hij zich mogelijk terug getrokken had of geroepen was gedurende Nebukadnezars
krankzinnigheid en nog vertoefde. Hij was toen in dienst van de koning van Perzië,
want vs. 27 zegt: "... daarna stond ik op en deed des konings werk." Deze koning was
Darius de Meder uit hfdst. 6, de Astyages uit de ongewijde geschiedenis. Velen zal het
ongerijmd toeschijnen, dat de Ahasveros van het boek Esther 1:1, de Artaxerxes van
Ezra (6:1) en Nehemia (2:1) en de Darius van Daniël (6:1) een en dezelfde persoon zijn
en dat Daniël tijdgenoot was met Nehemia en Ezra. Men wete, dat de gehele
menselijke chronologie in de war is en we op grond van de Schrift tot een geheel andere,
althans zeer afwijkende komen. (Zie hiervoor dl. II De Tijden der Eeuwen hfdst. VII).
DE RAM.
De man, die later voor hem stond, vs. 13 moest Daniël de uitlegging te kennen geven, vs. 16. Nadat Daniël eerst in een diepe slaap gevallen was en aangeroerd was om wakker te worden, zegt de man tot hem: "Zie, ik zal u te kennen geven, wat er geschieden zal ten einde van deze gramschap, want ter bestemder tijd zal het einde zijn." Dit wijst heen naar de toekomst.
De hoornen zijn zinnebeelden van macht en heerschappij. De twee lange hoornen wijzen op grote macht en uitgebreide heerschappij. Ze stellen het rijk van de Meden en Perzen voor. De ene hoorn is groter dan de andere. Daarmee wordt uitgedrukt, dat de Perzische macht groter was dan de Medische. Koning Cyrus of Kores was een Pers. De hoogste hoorn kwam het laatst op. Dit is in overeenstemming met de historie. Eerst voerden de Meden de boventoon, wat later begonnen de Perzen, en krachtiger, de eerste viool te spelen. De ram met de twee ongelijke hoornen beeldt zo zeer juist het Medo-Perzische rijk af, dat nog in opbloei was en Babel nog niet ingenomen had, doch aan de vooravond stond van de gebeurtenissen. Immers in datzelfde jaar werd Belsazar gedood.
De ram stiet, d.i. ging oorlogvoeren. Hier hebben we allereerst aan Cyrus' veroveringen te denken. Hij stiet tegen het westen, d.i. tegen het Babylonische rijk. Jes. 46:2 zegt dan ook, dat God een roofvogel riep van het oosten, en in Jes. 41:2 heet Cyrus de rechtvaardige, die van de opgang der zon, dus het oosten, komt. Dit was van uit Palestina bezien. Vanuit Susan was het een stoten naar het westen.
In het stoten naar het noorden is Darius Hystaspis' beoorlogen van de Scyten en
Armeniërs te zien. De ram immers stelt niet Cyrus voor, maar het Medo-Perzische rijk,
dus ook de volgende koningen. Voor dat rijk waren geen andere dieren, symbolen voor
rijken, bestand. Ongeveer een eeuw lang beheerste Medo-Perzië de oude wereld.
Babylonië, Lydië, Klein-Azië, Egypte, Ethiopië en andere landen vielen het ten deel en
het bezat groter gebied dan Babel ooit had. De ram kon er wezen, al was het dan ook
naar het bestuur het rijk van zilver. Hij maakte zich groot en deed naar zijn welgevallen.
DE GEITEBOK.
Die harige bok nu is de koning van Griekenland en de grote hoorn, welke tussen zijn ogen is, is de eerste koning." Vs. 21. Aldus de uitlegger. In vs. 5 zien we het derde rijk opkomen. Dit wordt getypeerd door een bok. De grote hoorn is Alexander de Grote, de eerste koning genoemd en wel omdat hij de eerste was, die over het verenigde rijk van Macedonië en Griekenland heerste. De bok roerde de aarde niet aan. Dit ziet op Alexanders grote snelheid in zijn veroveringstocht. Met slechts 35.000 man en weinig voorraad trok hij in 334 als jongeling van 20 jaar uit om Perzië te overwinnen. Het scheen onmogelijk. Het was evenwel Gods tijd.
In deze woorden geeft de Schrift de kernachtige en toch alles omvattende beschrijving van Alexanders onderwerping van Medo-Perzië. De grote hoorn stiet de ram neer na met groot geweld en grimmigheid op hem te zijn aangestormd. Dit geschiedde in 333 in de slag bij Issus, waarin hij Darius Kodomannus versloeg. Hierop veroverde Alexander Egypte, zette toen de veldtocht voort en versloeg in 331 in de slag bij Arbela het opnieuw tegen hem aangevoerde Perzische leger, waarna hem Perzië, Babylonië en andere streken in handen vielen. Hiermee eindigde het Perzische rijk; beide hoornen waren afgebroken, niemand hielp het. Alexander was wereldveroveraar geworden.
Alexander ging nu voort en veroverde ook de oostelijke provinciën, ving toen zijn
tocht naar Indië aan, die hij echter moest opgeven. In Babel teruggekomen was hij thans
verzadigd en weende hij, naar men zegt, omdat er niet meer werelden waren te
veroveren. Reeds in 323, 12 jaar na zijn optrekken uit Griekenland, stierf hij tengevolge
van zijn losbandig leven, en verzwakt door allerlei uitspattingen op 33 jarige leeftijd. De
grote hoorn, waarmee de geitebok zich onweerstandelijk betoond had, was afgebroken.
DE VIER HOORNEN.
Alexander liet geen opvolger na en het derde rijk had zijn grootste roem gehad. Voor de grote hoorn kwamen vier aanzienlijke hoornen in de plaats, doch zij waren niet als de eerste. Het rijk werd onder Alexanders veldheren verdeeld, doch eerst na langdurige krijg. De verdeling was als volgt:
DE KLEINE HOORN.
Velen menen, dat deze woorden reeds vervuld zijn in de tijd van Antiochus Epifanes, de bekende koning uit het Syrische rijk. Diens vader, Antiochus de Grote, had het land van de Joden, dat vanaf de deling van Alexanders rijk aan Egypte hal toebehoord, aan Syrië gebracht. Zijn zoon Antiochus Epifanes (de Verlichte), die van 175-168 v. Chr. regeerde, heeft de Joden zeer onderdrukt. Vandaar dat velen hem, voor de "Kleine Hoorn" houden. Het zou te ver voeren alles uitvoerig te behandelen. Alleen zij nog meegedeeld dat de Joden door de zonen van de priester Mathias verlost werden.
Bijzonder is Judas, bijgenaamd de Makkabeër, d.i. de Strijdhamer bekend. Hun strijd
had tot uitkomst, dat de tempel vernieuwd werd, welke gebeurtenis de Joden elk jaar
feestelijk herdachten, Joh. 10:22. Voor verdere bijzonderheden verwijzen we naar de
boeken der Makkabeën en (of) naar: Geschiedenis der Israëlieten van T.M. Looman.
UITGELEGD DOOR DAN. 7. Dan. 8 moet mede uitgelegd worden door Dan. 7. Daar wordt de Kleine Hoorn reeds genoemd. We hebben reeds gezien, dat hij daar inkomt de 10 hoornen, vs. 8. Zie de verklaring aldaar bij vs. 8, 20, 21, 24-26. Als nu uit Dan. 7 blijkt, dat het Ant. Ep. niet kan zijn, waarom moeten we dat dan in Dan. 8 toch leren? Waar blijft dan het zich gelijk blijvende in de verklaring?
De Kleine Hoorn komt op nadat het vierde rijk er is. We zullen even aannemen —
niet toegeven —, dat het vierde rijk van Dan. 7 het Romeinse rijk is. Is dan Ant. Ep.
gekomen toen er 10 hoornen waren — welke zijn dat geweest in die tijd in het Rom.
rijk? — en heeft hij er drie van uitgerukt — welke? — om, zelf het hoofd te worden. Is
Ant. Ep. ooit keizer van Rome geworden na drie vorsten, stadhouders, konsuls of wie
dan ook verslagen te hebben? Geen spoor van te vinden. Dus reeds zo genomen kan de
Kleine Hoorn van Dan. 7 Ant. Ep. niet zijn. Als nu de Schrift in Dan. 8 weer van die
Kleine Hoorn spreekt, moeten we hem nu ineens voor een ander houden? Dan zouden
we hier hetzelfde doen als de Christenheid veelal doet men de termen Huis Jakobs,
Israël, enz., m.a.w. in het ene geval er een andere betekenis aan toekennen dan in het
andere. We hebben uiteengezet dat de Kleine Hoorn van Dan, 7 het Beest is, we houden
dus in Dan. 8 hem op grond van de zichzelf gelijkblijvende verklaring er ook voor.
UIT EEN VAN DIE. De Schrift leert ook, waar het Beest vandaan komt. Niet uit Rome, maar uit een van die, n.l. uit een van de 4 Grieks-Macedonische rijken, Hoe kan hij dan het Pausdom of een paus zijn, dat (die) uit een ander rijk is voortgekomen? Als we nog willen spreken van uit een rijk voortkomen, wat ook al onjuist is; want het Pausdom is geen produkt van het Rom. rijk, maar van de Paulus niet gevolgd zijnde Christenheid. Begon het Pausdom in een van de 4 Griekse staten? Is men in Griekenland Rooms Katholiek? Heeft het Pausdom of een paus drie rijken vernederd om zelf heerser te worden? Geen spoor van aan te wijzen. De Antichristus komt uit één van die, n.l. van de 4 rijken. De lezer zal weer zeggen: Maar die zijn er niet meer. Welnu, dan staan we voor hetzelfde geval als in Daniël 2, dan zullen ze weer op moeten komen. We hebben dat ook betoogd bij Dan. 7, dat het herstel dier rijken beschrijft, Hier wordt dit betoog nader bevestigd. Uit een van de 4 rijken, die er nu niet zijn, komt het Beest. Uit welk? Dat wordt negatief gezegd, niet positief. De Kleine Hoorn maakt zich groot tegen het zuiden. Hij kan dus niet uit Egypte, het zuidelijk rijk, zijn. Hij maakt zich ook groot tegen het oosten, dus komt hij niet voort uit het oostelijk rijk — Syrië, Hij kan dus zijn uit het westen, Griekenland, of uit het noorden, het rijk; waarvan het tegenwoordige Turkse rijk wellicht de kern is.
Dit ziet op de vervolging onder het vijfde zegel. Vele zielen worden gedood, De Here Jezus heeft hier ook het oog op als Hij in Mt. 24:9 zegt: Alsdan, n.l. als volk tegen volk en koninkrijk tegen koninkrijk zal opstaan, zullen zij u overleveren in verdrukking en zullen u doden en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns naams wil."
De uitlegging, die dit gedeelte van Dan. 8 vervuld acht in de dagen van Ant. Ep., houdt geen voldoende rekening met wat de Schrift zegt. Die Kleine Hoorn wordt uitnemend groot tot aan het heer des hemels, het zaad van Abraham, dat zal zijn als de sterren des hemels. Gen. 15:5. Dit houdt in, dat hij zich met hen gelijk wil stellen, dat hij met hen één wil zijn, Dat nu wilde Ant. Ep. in genen dele. Hij wilde de Joden verheidenschen. Er staat niet, dat hij groot werd tegen het heer, maar tot aan dat heer, Eerst daarna gaat hij ze vertreden, Nu wilde Ant. Ep. zich groot maken tegen Egypte, niet allereerst tegen de Joden, die reeds zijn onderdanen waren. Ook staat er, dat hij groot werd tot de Vorst van het heer. Die Vorst was toen nog niet verschenen, Christus was nog niet geboren. Kende Ant. Ep. Christus? Zo neen, hoe kon hij zich dan groot maken tot aan die Vorst? Men lette er op, dat er weer staat: tot aan, niet: tegen. De nadere uiteenzetting van dit groot maken geeft 2 Thess. 2:4. De mens der zonde, de zoon des verderfs zal zich verheffen boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo dat hij in de tempel Gods (te Jeruzalem dus) zal zitten, zichzelf vertonende, dat hij God is. Is dat ooit door Ant. Ep. gedaan? Men lette ook op de woorden: het heiligdom werd neder geworpen. Dit betekent niet: afgebroken, maar kan vertaald worden door: verworpen zoals in Jes. 14:19; in Jer. 22:28 door weggeworpen, in Ps. 22:10 en Ez. 19:12 door werpen. Veel wat in Ant. Ep. dagen plaats vond kan men als voorschaduw rekenen van wat eenmaal in de Kleine Hoorn vervuld zal worden. Als we evenwel streng Schrift met Schrift uitleggen en uit Dan. 7 putten om Dan. 8 te verklaren, volgt daaruit, dat we verder dan Ant. ED. moeten zien.
Het Adventisme houdt eerst de Kleine Hoorn voor het politieke Rome, dat
Griekenland overwon. Later houdt het hem voor het Pausdom, dat de waarheid ter aarde
wierp en dat drie Ariaanse machten (volgelingen van Arius) ten onder bracht, n.l. de
Herulen, de Vandalen en Oost-Goten. Deze mening is niet houdbaar. De Kleine Hoorn
is geen stelsel, maar een persoon. De Kleine Hoorn komt niet voort uit het vierde rijk,
maar uit een van de Griekse rijken. Bovendien is het vierde rijk niet Rome, maar de
vereniging van het vierde en vijfde rijk van Daniël 2. Om al deze redenen is deze
mening onhoudbaar.
DE AFVAL.
Uit: en het heer... enz. zou
men kunnen opmaken, dat dit het heer des hemels is, dat afvallig wordt. Dit nu staat er
niet. Er staat: een heer werd... overgegeven, d.i. een leger werd gesteld, klaar gehouden
om het gedurig offer, het morgen- en avondbrandoffer, te verhinderen. Bij de afval
hebben we hier te denken aan de afval van de Wet van Mozes, het werpen van de
waarheid ter aarde is het verkrachten van Gods geopenbaarde wil. Vóór het Beest
geopenbaard wordt, moet eerst de afval komen, zegt Paulus. Hij doet de herstelde
tempeldienst ophouden en plaatst een leger om hem te verhinderen.
OP HET LAATSTE HUNS KONINKRIJKS.
Luther vertaalt dit door: "na deze koninkrijken". Zeer onjuist. Andere nieuwere Duitse vertalingen volgen hem dan ook hierin niet en stemmen, wat betekenis betreft, met de St. Vert. overeen. Zo ook Franse en Engelse. De Leidse Vert. heeft: "aan het einde van hun heerschappij." Beter ware: in het einde. In hfdst. I van dit deel is de term in het laatste der dagen besproken. Die betekende niet: na de dagen, maar in het einde der dagen n.l. van deze aioon. Als hier nu gesproken wordt van "in het laatste van hun koninkrijk", volgt daaruit ontegensprekelijk, dat hun koninkrijk er weer moet wezen. Niet zij, n.l. de vier aanzienlijke hoornen zelf maar hun koninkrijk. Ligt hierin niet duidelijk opgesloten, dat, waar die 4 koninkrijken er niet zijn, zij weer hersteld zullen worden? We kunnen tot geen andere uitkomst komen. In Dan. 7 bespraken we het toekomstig herstel van de 3 grote wereldrijken, door Dan. 2 gevorderd. Hier zien we het herstel van de vierdeling van het Grieks-Macedonische rijk, En eerst als dat daar is, kan uit een van de vier het Beest opkomen. Men ziet zo, hoe Dan. 8 voortzetting en uitbreiding is van Dan. 7. "Als de afvalligen het op het hoogst zullen gebracht hebben", betekent: als de afvalligen tot hun volheid zullen gekomen zijn, hun maat vol gemaakt hebben. Ook hieruit blijkt, dat dit vers naar de eindtijd wijst. 't Is immers niet zo, dat eerst de Koning opstaat en dan tot afval dwingt, maar omgekeerd: hij wordt koning vanwege de afval. Eerst moet de afval komen, dan wordt de mens der zonde geopenbaard. Deze is de zóón der wetteloosheid, niet de vàder er van. De Koning is stijf van aangezicht d.i. hard, meedogenloos. Raadselen verstaande betekent: moeilijke problemen op kunnende lossen. Ook wel: in alle listen bedreven.
DE 2300 AVONDEN EN MORGENS.
Nu komen we tot de 2300 avonden en morgens. We willen eerst nagaan of ze
vervuld zijn in de dagen van Antiochus Epifanes, daarna wat het Adventisme er van zegt
om ze ten slotte te plaatsen in het licht van de door ons gegeven uitlegging.
ANTIOCHUS EPIFANES' TIJD?
LOPEND TOT 1844?
HET INGAAN IN HET HEILIGDOM.
VANAF HET EINDE. Om het begin ervan te weten, moeten we tellen vanaf het einde, dat is vanaf Christus' wederkomst. Rekenen we zo terug, dan komen we in de 70ste jaarweek van Daniël. Dan zal de verwoestende afval zijn, d.i. de afval, die tot verwoesting leidt, dan wordt het heer ter vertreding overgegeven. Zie nader hfdst. 9 en het overzicht van Daniël aan het eind van dit hoofdstuk. Dat de profetisch-toekomstige uitlegging de juiste is, blijkt uit vs. 17 waarin gezegd wordt: "Versta gij menschenkind, want dit gezicht zal zijn tot den tijd van het einde," Deze uit drukking is in Daniël de telkens terugkerende term voor de tijd van de Antichristus, de laatste tijd van deze aioon. Zie 11:35, 40; 12:4, 9. Als deze woorden in andere gedeelten van Daniël naar de eindtijd verwijzen, dan ook in Dan. 8. Men zij ook hier consequent. Eveneens wijst naar de tijd van het einde vs. 26:
"Toen werd ik, Daniël zwak en was enige dagen krank; daarna stond ik op en deed des konings werk; en ik was ontzet over dit gezicht, maar niemand merkte het." Voor: Toen werd ik, Daniël, zwak kan wellicht beter gelezen worden: Toen kwam, ik, Daniël bij. Daniël was in flauwte gevallen, alles had hem ontzettend aangegrepen.
|