Uit Israëls Profetie

I. Opvatting, uitlegging en
inspiratie van de profetie

a. De profetische tussenruimte

OVER DE UITLEGGING VAN DE PROFETIE.
Ten opzichte van de opvatting en uitlegging van de profetie kan men in hoofdzaak drieërlei standpunt innemen. Men kan ze ten eerste negeren d.i. laten voor wat ze is, niet trachten ze te leren begrijpen, niet zoeken naar klaarheid, eigenlijk doen alsof ze er niet is. Dat nu doet tekort aan de volheid van de H.S.

Al de Schrift is van God ingegeven en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is, opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaakt toegerust., zegt 2 Tim. 3:16.

Wie de profetieën dus verzaakt, ziet zich niet alleen ontbloot van velerlei lering, maar mist ook de wapenen ter wederlegging en staat zwak in de strijd. En dat is tegenwoordig met velen het geval. Men is niet meer georiënteerd, De laatste kwart eeuw heeft de wereld een gehele verandering ondergaan, de laatste 15-10 jaar is zij uit haar voegen gelicht en daarmee zijn velerlei oude leerstelsels ondergraven en aan het verzinken. Wie nu, wat het geestelijke betreft, niet op de H. S. terugloopt als de rots, waarop het gebouw des geloofs opgetrokken moet worden, ziet het door de neerbruisende stortvloed van allerlei wind van leer, ineenstorten en heeft geen beschutting meer tegen de wegspoelende vloed en neerstroomende regen van allerlei meningen en opinies.

Wie de H.S. in zake de profetie verzaakt, komt ook niet tot verbetering van zijn vroegere meningen, veelal van de vaderen overgeërfd. Waar thans alles onder de kritiek komt en alles tot op de wortel toe nageplozen wordt, is het zaak het verkeerde uit te ziften, te reinigen en de basis uitsluitend te doen rusten op de H.S. En hoe kan dat, als men een groot deel negeert en doet alsof het er niet is? Zo komt er van de onderwijzing tot rechtvaardigheid, d.i. tot beantwoording aan de normen, weinig of niets terecht. Is het dan ook wonder dat de mens Gods heden zo gebrekkig is en niet tot alle goed werk toegerust. De grondfout ligt in de verzaking van de profetieën, omdat die de sleutel in handen geven ter opening van het O.T. En eerst als dit verstaan wordt, kan men het Nieuwe leren inzien. Niet omgekeerd.

VERGEESTELIJKEN.
Ten tweede kan men de profetieën spiritualiseren, d.i. vergeestelijken. Men zegt dan: Er is een deel letterlijk vervuld, maar het andere, niet letterlijk vervulde deel moet men geestelijk opvatten d.i. men moet het anders lezen dan het er eigenlijk staat. De voorstanders van deze opvatting negeren de profetieën niet, geven toe, dat er een deel niet letterlijk vervuld is, hebben daar dus oog voor, maar verder komen ze niet met hun inzicht, Wel met hun uitlegging. Maar die is subjectief. Men zie zelf.

  • Juda b.v. is in het ene geval het letterlijke Juda, in het niet vervulde deel ener profetie de Kerk.
  • Het Huis Jakobs is nu eens Israël, dan de Kerk,
  • Sion nu eens in Jeruzalem hier, dan weer in het hemels Jeruzalem.
  • Israël is nu eens het aards, dan weer het geestelijke Israël, En zo kan men doorgaan.

Wel beschouwd is dat de kracht van de H.S. ondergraven, de grondslagen wegnemen, de vastheid oplossen. De moderne kritiek snijdt de vastheid weg, de vergeestelijkingsmethode snijdt de vastheid af, de een verminkt de Schrift, de ander verlamt ze, de een amputeert, de ander vivisecteert. En de hoge kritiek èn de vergeestelijkingsmethode randen de vastheid aan. De een betwijfelt ze, de ander lost ze op. Beide komen hierin overeen: Men moet het Woord maar niet nemen zoals het verband het uitwijst.

Nu schijnt de vergeestelijkingsmethode eerbied te hebben voor het Woord. En ze bedoelt dit ook wel. In dat opzicht verschilt ze van de moderne kritiek, Ze wil het Woord behouden. Maar niet zoals God het gegeven heeft, Dat acht ze onmogelijk. Te geloven, dat als God Israël zegt, Hij Israël bedoelt, dat Huis Jakob het volk Israël betekent, Jeruzalem stad en inwoners van de hoofdstad van Palestina en dat Babel Babel en niet Rome is enz., dat aanvaardt ze niet, Veelal is de oorzaak daarvan, dat men bevooroordeeld is door zijn eens opgebouwde stelsel, waarin de consequentie van de H.S. niet past. De vergeestelijkingsmethode vervluchtigt dus de H.S. en is subjectivistisch, d.i. wat zij meent is de bedoeling van de H.S.

DE TEGENWOORDIGE STORTVLOED VAN DE VERGEESTELIJKING.
Het vergeestelijken van de H.S. begint hoogtij te vieren, De waarheden, die in de weg staan, worden vervluchtigd. De Modernen zijn hiermee begonnen. Christus is niet Gods zoon in reëele zin, maar in ideëele, niet de zoon, maar een zoon Gods. De Swedenborgianen zijn verder gegaan en zijn grootmeesters in deze methode. Christen-Scientisten en Theosofen aanvaarden ook de H.S. als zij er de inwendige, symbolische zin uit mogen halen.

Dat nu is wel erg, maar nog niet het ergste. Het ergste is als zij, die zeggen de ganse H.S. te aanvaarden zoals zij ons gegeven is, er mee omspringen op en wijze, die alle logica, laat dus staan alle realiteit, krom trekt.

Een stortvloed van leer over de laatste dingen spoelt de vastheid van het oude orthodoxisme weg. Men meent, dat het eind van de wereld nabij is. Het kan niet snel genoeg gaan, En wat in de weg staat moet maar omvergelopen of gesublimeerd worden. Alle maat is weg, alle norm zoek, alle vastheid gaat te loor. Vele bergen zijn nu machtigen, vele heuvelen nu heersers geworden, Was Babylon eertijds Rome, thans is het de hele Christenheid, die niet tot de partij behoort. Het aller oog zal Hem zien, werd door Jood en Moderne ontkend, maar door de vergeestelijkingsrichting opgelost tot een onzichtbaar zien, Men stoort zich aan geen enkele realiteit.

Dat is de uitwerking van de inzet, die de Reformatie gegeven heeft. Begonnen met de afwijking: Neem het niet vervulde geestelijk op, is deze opvatting een lawine geworden, waaronder het orthodoxisme gaat bezwijken, De grondvesten schudden, de fronten worden opgerold, de schijnbaar vaste dam is doorgebroken, het water stijgt en dreigt alles te verzwelgen. De Reformatie kan de stortvloed niet langer weerstaan, omdat zij zelf ondermijnend werkte.

DE RECHTE SNIJDING.
De derde opvatting is de letterlijke beter de reëele die tot norm heeft het zichzelf gelijkblijvende. En daarop kan alleen gebouwd worden, die alleen kan tot vastheid leiden. Die leert het Woord rechtsnijden d.i. in juiste delen verdelen. Letterlijke of Reëele verklaring wil niet zeggen, dat we geen oog zouden hebben voor de beelden, stijlfiguren en dichterlijke uitdrukkingen. Ook daarin is de profetie rijk. Maar onder letterlijke verklaring verstaan we, dat we van de delen van eenzelfde verband niet het één letterlijk moeten nemen en het ander in hetzelfde verband symbolisch. Verband en redelijk verstand geven aan, wat er bedoeld wordt. Als een deel letterlijk vervuld is, en het andere vlak daarop volgende niet, dan moeten we niet zeggen: dat is nu figuurlijk vervuld. Nu moeten we, de tekst getrouw, de verklaring gelijk doen blijven en zeggen, dat het nog onvervulde deel in de toekomst vervuld zal worden. We maken dus een insnijding in de delen en hij, die dat leert doen bij het licht van Gods Geest, zal dat recht leren doen en een arbeider worden of zijn, die niet beschaamd wordt, die het Woord der waarheid recht snijdt 2 Tim. 2:15.

Dit beginsel heeft een zeer verre strekking. Niet allen het tekstverband, maar ook een bijbelboek als geheel moet beschouwd worden. Als aan het begin van een bijbelboek sprake is van Juda en Jeruzalem of van Israël en aan het eind daarvan ook, dan moeten we, de zich gelijkblijvende opvatting voorstaande, zeggen: Nu geldt het aan het eind ook Juda en Jeruzalem of Israël enz. 't Wordt immers tot dezelfde groep gezegd. De profeet bedoelde toch niet anders. Alleen de tijd kan verschillen, Maar de groep is dezelfde, niet wat personen betreft maar wat afkomst, geslacht betreft. Een voorbeeld uit de ongewijde geschiedenis. Als in 1549 bij de Pragmatieke Sanctie van de Nederlanders voorspeld zou zijn geworden, dat bij de vrede van Munster de Schelde blijvend zou gesloten worden en die sluiting van de Schelde ons in 1948 last, onaangenaamheid, verwikkeling, zo mogelijk annexatie zou veroorzaken, dan zouden we, als we deze profetie als ernstig opnamen ze niet zo uitgelegd hebben, dat we het eerste deel voor Nederland opvatten en het laatste voor Nieuw Holland. En als dan in 1648 het eerste deel vervuld was zou iedereen, die de gehele profetie geloofde, zeggen: En nu staat Holland het tweede deel ook te wachten.

SCHRIFTUURLIJKE UITLEGGING.
Onder de letterlijke of reëele opvatting verstaan we dus de zichzelf gelijkblijvende verklaring, die in eenzelfde verband aan dezelfde woorden, dezelfde betekenis geeft, maar de vervulling naar tijden en gelegenheden ziet plaats hebben.

Dat wordt vereist op 3-erlei grond.

Vooreerst op grond van de "redelijke godsdienst", die we hebben. Als bijv. Huis Jakobs in Gen. 46:2,7 betekent: Jakobs natuurlijke afstammelingen, zien we niet in, waarom deze term in Luk. 1:33 gelovigen uit de Heidenen zou moeten betekenen. Als Juda. en Jeruzalem in Jes. 1:1 betekent: de afstammelingen van de zoon van vader Jakob en Jeruzalem de hoofdstad van die stam, waarom zou Juda dan in Jes. 2 een figuurlijk "volk" en Jeruzalem de "Kerk" zijn? Als bergen Israëls in Ez. 6:2,3 betekent: de aardrijkskundige verheffingen in het land door Israël bewoond, waarom zou deze term dan in hetzelfde boek, maar wat achteraan (34:14 en 38:8; 39:17) iets anders aanduiden? Dat is onredelijk. Ter plaatse zullen we een en ander nader uitwerken.

Ten tweede wordt dat vereist door de verklaring van de geïnspireerde schrijvers.

Neem Jakobus in Hand. 15. Hij zegt niet: Nu moeten die beloften niet op Israël, maar geestelijk op de Heidenen toegepast worden. Integendeel, hij bewijst dat we een insnijding moeten maken. Het "te dien dage" wijst er op. Dat wil zeggen: niet in "deze dag", maar in de dag, die de Here zal maken, niet in de dag des mensen, maar in de dag van Christus. Daarom legt hij het ons duidelijk uit en zegt: Daarna zal ik wederkeren, enz. Jakobus laat de profetie dus staan, vergeestelijkt ze niet, maar snijdt ze in, ziet het onvervulde deel zich werkelijk, en niet geestelijk, in de toekomst vervullen. Een tweede bewijs daarvoor is Paulus. Heeft God zijn volk verstoten, vraagt hij.

Neen. Hijzelf is daarvoor een bewijs. Als God Israël verstoten had, had Hij nimmer Paulus geroepen om van de Heidenen apostel te zijn. Dan had hij b.v. een Cornelius of een Lukas geroepen. God heeft zijn volk niet verstoten, dat Hij te voren gekend heeft, zegt Paulus. Is Israëls verharding dan onvoorziens gekomen? Ook dat niet. God heeft dat voorzegd door Mozes, Rom. 11:8 en door David vs 9. Dat is dus letterlijk over Israël, tot wie het gezegd was, vervuld. Letterlijk, we weten het, betekent: uitgelegd naar tijden en gelegenheden t.o.v. de toegesproken groep. Te zijner tijd is Israël verblind en verhard. Zal dat nu zo blijven? Neen zegt Paulus, de profetie blijft voor Israël staan: En alzo zal Israël zalig worden, gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. Verstaat hij onder Israël nu de N.T. Gemeente, onder Jakob de gelovigen van "de nieuwe dag"? Gans en al niet, want hij heeft het hier over het letterlijke Israël, Hij laat Gods beloften staan, snijdt ze in en zegt, 11:25, dat de verharding over Israël gekomen is (het letterlijke Israël) totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël (d.i. het letterlijke Israël) zalig (d.i. behouden) worden. Hoe? Gelijk geschreven is n.l. doordat de Verlosser uit Sion (een deel van Jeruzalem) zal komen.

Ook Paulus houdt dus vast aan de delende verklaring. Hij citeert uit Jes. 27 en 59. Men leze die hoofdstukken en zal zien, dat we ook hier weer de sterke golving in de profetie hebben, die golfbergen en golfdalen doet ontstaan, Maar het zijn golven in Israëls nationaal bestaan. Ze komen wel achter en na elkaar, maar golven over eenzelfde natie.

Beide geïnspireerde schrijvers wijzen er dus op, dat wat er ook geschiede, God Zijn woord over Zijn volk Israël ten volle zal vervullen. Zij deelden het woord in en vanzelf recht, daar ze stonden onder directe leiding des Geestes.

CHRISTUS' VOORBEELD.
Ten derde wordt op onze opvatting over de profetie het zegel gedrukt door de hoogste Profeet Zelf, Die èn aan Jakobus èn Paulus èn aan ons allen het onderricht geeft, hoe we de profetieën uit moeten leggen en wat we moeten denken over de nog niet vervulde profetie. Dat onderricht vinden we in Luk. 4:16-21.

Als de Here in Nazareth gekomen is, gaat Hij naar de synagoge en wordt Hem de rol van Jesaja gegeven.

"En als Hij het boek open gedaan had; vond Hij de plaats, waar geschreven was: De Geest des Heren is op mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart, om den gevangenen te prediken loslating, en den blinden het gezicht, om de verslagenen henen te zenden in vrijheid, om te prediken het aangename jaar des Heren".

Wat doet de Here nu? "En als Hij het boek toegedaan en den dienaar wedergegeven had, zat Hij neder, en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld".

Slaan we nu op; welk gedeelte van Jesaja dit is. 't Is hfdst. 61:1-2a. Daar lezen we ongeveer, hetzelfde. We citeren alleen het tweede vers: "... om uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heren". Tot dusver heeft de Here Jezus dus gelezen. Toen sloot Hij het boek en zei: "Heden is deze schrift in uwe oren vervuld". Niet dus, wat er verder volgt 2b-8:

"en den dag der wrake onzes Gods, om alle treurigen te troosten, om den treurigen Sions te beschikken, dat hun gegeven wonde sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest, opdat zij genaamd worden eikenbomen der gerechtigheid, een planting des Heren, opdat Hij verheerlijkt wonde. En zij zullen de oude verwoeste plaatsen bouwen, de vroegere verstoringen weder oprichten en de verwoeste steden vernieuwen, die verstoord waren van geslacht tot geslacht. En uitlanders zullen staan en uw kudde weiden en vreemden zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers zijn; doch gijlieden zult priesters des Heren heten, men zal u dienaren onzes Gods noemen, gij zult het vermogen der heidenen eten en in hun heerlijkheid zult gij roemen. Voor uw dubbele schaamte en schande zullen zij juichen over hun deel, daarom zullen zij in hun land erfelijk het dubbele bezitten, zij zullen eeuwige vreugde (Hebr. vreugde der eeuw) hebben en Ik zal een eeuwig verbond met hen maken" (Hebr.: verbond der eeuw).



DE DAG DER WRAAK.
Jes. 61 vanaf, vs 2b is dus toekomstig, want de dag der wrake is toekomstig. Wij wensen dat nog even na te gaan.

De dag der wrake wordt het eerst genoemd in Jes. 34:8. Als we dat hoofdstuk lezen, blijkt, dat het een profetie is, die betrekking heeft op de eindtijd. Al het heer der hemelen zal uitteren en de hemelen zullen toegerold worden gelijk een boek en al hun heer zal afvallen gelijk een blad van den wijnstok en gelijk een vijg afvalt van den vijgeboom, vs. 4. Dat vers wordt in Openb. 6:13 en 14 geciteerd en heeft dus betrekking op de tijd van het zesde zegel. Hoe ook opgevat, het was toekomstig t.o.v. de volheid des tijds en is niet vervuld in Jesaja's dagen. De Here Jezus, Die als hoogste Profeet in allen dele het woord recht sneed, sneed dus ook die toekomstige dag der wraak af van het toen vervuld wordende. Wat dus volgt na vs 2a is toekomstig, de dag der wrake is nu het eerste, wat Israël en de Volken zal treffen. Israël om zijn afwijking, de Volken, omdat zij Israël uit haat vervolgen en verdrukken. Jes. 34:1 en 2 luiden dan ook: "Nadert gij Heidenen om, te horen en gij Volken, luistert toe, de aarde hoore en hare volheid, de wereld en alles wat daaruit voortkomt. Want de verbolgenheid des Heren is over al de Heidenen en grimmigheid over al hun heer..." In de Openb. zien we daarvan de uitwerking.

In Jes. 63:4 lezen we weer van de dag der wraak, Vs. 1-4 luiden:

"Wie is deze, die van Edom komt met besprenkelde klederen, van Bozra? Deze, Die versierd is in Zijn gewaad, Die voorttrekt in grote kracht? Ik ben het, Die in gerechtigheid spreekt, Die machtig ben te verlossen. Waarom zijt Gij rood aan Uw gewaad en Uw klederen als een, die de wijnpers treedt?"

Dan volgt het antwoord:

"Ik heb de pers alleen getreden en daar was niemand van de Volkeren met Mij en Ik heb hen getreden in Mijn toorn en heb ze getrapt in Mijn grimmigheid en hun kracht is gesprengd op Mijn klederen en al Mijn gewaad heb Ik bezoedeld, want de dag der wraak was in Mijn hart en het jaar Mijner verlosten was gekomen".

In Openb. 19:13 vinden we:

"En Hij was bekleed met een kleed, dat met bloed geverfd was",

en in 19:15

"... en Hij treedt de wijnpers van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods".

Dit woord is nog niet vervuld, wijl Christus nog niet wedergekomen is. Jes. 63 en Op. 19 naast elkaar gelegd, bewijzen dus eveneens, dat de dag der wraak nog toeft, en eerst in de eindtijd zal komen.

Inzicht in de profetie verkrijgen betekent dus vaak ze recht leren snijden, d.i. indelen, het afgesneden onvervulde deel plaatsen in een toekomstige bedeling. Soms moet men onderscheid maken in een voor-vervulling en in een eind-vervulling.

Dat het overige gedeelte van Jes. 61 toekomstig is, volgt ook uit de 2 uitdrukkingen: eeuwige vreugde en eeuwig verbond (Hebr.: vreugde der eeuw en verbond der eeuw). Beide zien op de toekomende eeuw, niet op de "eindelooze eeuwigheid", die de westerse dogmatiek er van gemaakt heeft.

DE TUSSEN BEDELING.
Met het duidelijke voorbeeld van de Here Jezus voor ogen, zo duidelijk, dat er maar één gegeven is, maar waarmee allen moesten kunnen volstaan, is het gemakkelijk inzicht te verkrijgen in de profetie in het algemeen en in die aangaande Israëls herstel in het bijzonder, Er is tussen het vervulde en onvervulde gedeelte een ruimte, die nu bijna een 19 eeuwen duurt. Hoewel de delen bij elkander staan, behoren zij, wat tijd betreft; niet bij elkaar; ze gelden wel Israël, maar niet Israël in dezelfde bedeling. Het eerste deel is het "jaar van het welbehagen des Heren", het andere dat van "de dag der wrake onzes Gods".

En tussen die beide nu ligt de grote tussen bedeling van 19 eeuwen. Het jaar van het welbehagen des Heren eindigt in Hand 28 als Paulus zich afkeert van Israël en een nieuwe bedeling intreedt, die thans nog doorloopt, Hierop kunnen we in dit werk evenwel niet diep ingaan, Alleen dit nog:

Wanneer men in het bergland de bergtoppen achter elkaar ziet liggen, schijnt het, alsof de bergen vlak naast elkaar liggen. Naderbijkomende merkt men, dat er vaak een zeer grote afstand tussen is. Van een stad, van op een afstand bezien, schijnen de hoge gebouwen, die in een lijn liggen, tamelijk aan elkaar verbonden. Eerst als we praktisch van het ene naar het andere gaan, zien we, dat ze soms in geheel andere wijken staan en er veel meer tussen ligt, dan we dachten.

Zo ook met de profetie. Van achteren beschouwd heeft God iets verborgen gehouden, dat juist ligt tussen de delen. Bijzonder bij Jes. 61 is dat duidelijk. Dat nu is door de Kerken van de Reformatie niet opgemerkt. Met alle geweld wilde men die delen bij elkaar houden. Wat God echter gescheiden heeft, verenige de mens niet. En Hij hèèft gescheiden. Waarom, zal later blijken.

INGESNEDEN PROFETIEEN.
In onderstaande teksten geven we enige voorbeelden van ingesneden profetieën. Wat vóór de lijn staat is vervuld, het andere is toekomstig.

Het Verleden
De
tussen
bedeling
De Toekomst
Jes. 61:1-2a. ...het jaar van het welbehagen des Heren.
 
  
Jes. 61:2b-11. en den dag der wraak onzes Gods....
Jes. 11:1-4a. ...en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen.
Jes. 11:4b-12:6. Doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden...
Jes. 9:5a Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven,
Jes. 9:5b, 6 en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;
Dan. 9:26a en een volk des vorsten, hetwelk (lees: die) komen zal (d.i. een volk waarover de Antichristus eenmaal vorst zal zijn), zal de stad en het heiligdom verderven (vervuld in het jaar 70 na Chr.).
Dan. 9:26b-27 en zijn einde zal zijn met een overstromenden vloed, en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vastelijk besloten verwoestingen. En hij zal velen het verbond versterken één week; (Dit moet nog plaats hebben)
Hos. 2:11-12 En Ik zal verwoesten haar wijnstok en haar vijgeboom...En Ik zal over haar bezoeken de dagen des Baäls...
Hos. 2:13 Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken. En Ik zal haar geven haar wijngaarden van daar af...
Hos. 3:4. Want de kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim.
Hos. 3:5 Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren, en zoeken den Here, hun God, en David, hun Koning; en zij zullen vrezende komen tot den Here en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.
Amos 9:8 Ziet, de ogen des Heren Heren zijn tegen dit zondig koninkrijk, dat Ik het van den aardbodem verdelge; behalve dat Ik het huis Jakobs niet ganselijk zal verdelgen, spreekt de Here. Zie verder vs. 9, 10
Amos 9:11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten...
Micha 5:1, 2a En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israel, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, (Maria) gebaard hebbe;
Micha 5:2b-14 dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls. (Israël is tot op heden nog onbekeerd, 2 Cor. 3:16)
Hab. 2:13 Ziet, is het niet van den Here der heirscharen, dat de volken arbeiden ten vure, en de lieden zich vermoeien tevergeefs? (nu n.l. in deze eeuw)
Hab. 2:14 Want de aarde zal vervuld worden, dat zij de heerlijkheid des Heren bekennen, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken. (in de toekomende eeuw)
Zach. 9:9 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. Zie Mat 21:5
Zach. 9:10 En Ik zal de wagens uit Efraim uitroeien, en de paarden uit Jeruzalem; ook zal de strijdboog uitgeroeid worden, en Hij zal den heidenen vrede spreken; en Zijn heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.
Luk 1:32a ...Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden.
Luk 1:32b-33 en God, de Here, zal Hem den troon van Zijn vader David geven. En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn.
Zie Voorts:
Klaagl. 4:21.
Zef. 3:7.
Luk. 21:24a

Klaagl. 4:22.
Zef. 3:8.
Luk. 21:24b



GEEN TIJDSBEREKENING.
Wij willen dus de profetie, waar nodig, uitleggen met behulp van wat we willen noemen: de profetische tussenruimte. De sterrenwereld kan ons hierin heel wat leren. Oppervlakkig beschouwd, schijnen alle sterren aan het hemelgewelf naast elkaar te staan. Hoe komt dat zo? Omdat onze blik ze daarheen projecteert, ze op één vlak zet. De nauwkeurige waarnemer bemerkt weldra, dat ze op verschillende afstanden staan en de sterrenkundige weet ons daar nog meer van te vertellen. Zo ook met profetieën. De één staat of stond dichter bij dan de andere. De één verschijnt in het licht ener voorbijgegane bedeling, de ander in het licht ener toekomstige. Ons is het niet gegeven (zoals de sterrenkundige) de juiste afstand te berekenen in de tijdsorde. Die heeft God voor ons verborgen gehouden. Velen hebben het beproefd, geen enkele poging is geslaagd of zal slagen, omdat wij, wat God verbergt, niet kunnen berekenen. Alle ondernomen pogingen ten spijt; blijft onherroepelijk vaststaan 1 Tim. 6:15, "Welke (n.l. Christus) te Zijner tijd zal vertonen (te zijn) de zalige en alleen machtige Here." Te Zijner tijd zal Hij zich openbaren. Hiermee vervalt alle berekening. We kunnen en willen de afstanden tussen de vervulde en onvervulde profetie niet berekenen. Iets anders is het echter, of we ze kunnen constateren. En dat kunnen en moeten we doen.

Dat heeft de Reformatie niet gedaan. Ze heeft alle profetieën naar het veld van de "Kerk" geprojecteerd. 't Is aan onze tijd vóórbestemd deze fout, maar dan ook snel, te corrigeren. We moeten niet projecteren, vervlakken, maar observeren, scherp onderscheiden, niet alles voor de "Kerk" bestemmen, maar opletten op de dingen, die verschillen. Fil. 1:10. Dan zullen we de tussenruimte zien en de profetische diepten leren verstaan, al kunnen wij ze ook niet meten. Dat is dan mede een leerschool om te komen tot de belijdenis, dat alleen in Christus alle schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn (Col. 2:3) en dat we moeten wachten en aan Hem moeten over laten, wanneer Hij te Zijner tijd Gods raad verder uitwerken en daarmee ook de profetieën vervullen zal.

VOOR- EN EINDVERVULLING.
Vele profetieën hebben een voor- en een eindvervulling. Dat kan eerst duidelijker gezien worden, als men oog krijgt voor de tussenbedeling. De onvervulde profetie doet de voorvervulde aanvoelen en onderkennen. Waar de Reformatie geen oog had voor de bedeling van het Koninkrijk en Israëls roeping in de toekomende eeuw, waar ze de insnijding niet onderkende, is ze er toe gekomen de vóórvervulde profetie letterlijk te nemen, de eindvervulling geestelijk en symbolisch te leren opvatten. Geestelijk —: de zegeningen waren voor de "Kerk", de vloek voor de Jood. Symbolisch —: het eindgericht betrof de Wereld in het algemeen, Israël werd (en wordt) in die verklaring niet meer gezien als eerste drager van het oordeel. Hiermee gaat alle vastheid te loor. De insnijding in de profetie nu geeft bij het licht des Geestes ook inzicht in de vóórvervulde profetie. M.a.w.: In Israël heeft vaak het door de profeten voorspelde op kleiner schaal een voorvervulling gehad en zal in de toekomst zijn eindvervulling vinden.

Een voorbeeld daarvan. Elia heeft eenmaal in Israël een roeping vervuld. Niettemin zal hij andermaal verschijnen, Mal. 4:5. Zijn tweede optreden zal gelijken op zijn eerste, doch in breder sfeer voelbaar zijn. Men kan ook alles omkeren en zeggen: Het vóórvervulde was slechts voorbode van de ware, de eindvervulling, het was voorbereiding tot die eindvervulling. Eenmaal treden alle medewerkende faktoren weder in volle kracht naar voren en gaat het treurspel van het Heden over in de door God bereide blijdschap van de Toekomst. De slotakte moet nog ontrold worden.

Dat er een voor- en eindvervulling is, vindt z'n oorzaak in Israëls hardnekkigheid en onbekeerlijkheid. Indien Israël zijn Messias had aangenomen, had God tot de volle vervulling kunnen voortgaan. Thans kon dit niet. In Zijn Raad heeft Hij daarmee gerekend.

UITLEGGING EN TOEPASSING.
Velen menen, dat men door deze wijze van uitlegging, n.l. door insnijding te maken, de Schrift verarmt. Nu kan de Schrift op zichzelf nooit verarmd worden, wijl ze Gods goudmijn is. Men bedoelt te zeggen, dat door deze uiteenzetting vele Schriftgedeelten niet voor ons schijnen te zijn. Hier ontstaat de verwarring tussen uitlegging en toepassing. De uitlegging van het O.T. en grotendeels van het N.T. betreft Israël, de toepassing is individueel naar tijden en gelegenheden. M.a.w.: Het O.T. handelt over Israël en is te onzer lering. Het geeft voorbeelden, 1 Cor. 10. Wie meent, dat de O.T. beloften tot de "Kerk" en tot de gelovigen onzer bedeling over gaan, is vervallen in ongeeslelijke inconsequentie. De vloek uitspraken zijn dan voor Israël, de zegeningen voor de "Kerk". Men lere twee dingen wel inzien: Heel Gods Woord is VOOR ONS, d.i. in alle delen is lering, terechtwijzing, onderricht, enz. te vinden, maar niet heel de Schrift gaat OVER ONS. Het O.T. gaat over Israël, de Volken, enz., niet over de "Kerk".

Hoe moeten we de O.T. profetie dan opvatten? Aldus: Men late en vloek èn zegen staan voor Israël, maar zie tevens in, dat de individueele gelovigen, of groepen van gelovigen in toestanden kunnen verkeren, die gelijk zijn aan de in de Schrift genoemde. Bijzonder in onze bedeling is er grote verscheidenheid. Waaruit die ontstaat, gaan we thans niet na. Een ding is zeker: Er zijn verschillende trappen des geloofs. Dat wordt te veel uit het oog verloren, Het is tevens een bewijs, dat men de Profetie wel kan toepassen op, maar niet kan uitleggen met betrekking tot de gelovigen onzer dagen. Die toepassing is individueel.

Onze verwachting is niet die van de O.T. gelovigen. Ze is veel hoger. De O.T. openbaring is doeldienend, niet doelstellend voor "de dag der zaligheid". Men leze daarom de Schrift, neme bijzonder in zich op datgene, waarbij de Heilige Geest ons bepaalt en doet stilstaan, wat ons "treft" en waarvan we ons gedrongen gevoelen het te herlezen en te overdenken. Dat is de persoonlijke lering, de "toepassing". Met dat al blijft de uitlegging en de uiteindelijke vervulling voor Israël. Dat volk zal ten volle voor zichzelf bewaarheid zien, wat God besproken heeft. Israël als volk zal de beloften (en straffen) ervaren. Thans past God toe naar tijden en gelegenheden. De een zal bij dit uit Jesaja, de ander bij dat uit Jeremia bepaald worden, een derde bij iets uit Ezechiël. Gingen die O.T. profetieën over ons, op ons over, dan ervoeren we allen gelijktijdig hetzelfde. En dat is niet het geval. Toepassing is dus individueel, naar verschillende tijden, het onvervulde geldt geheel Israël in de volgende bedeling of in de volgende eeuw. (Tussen bedeling en eeuw is verschil.)

DE GRONDFOUT.
De grondfout van het de-toepassing-tot-uitlegging-maken ligt in het idee, dat er slechts één gemeente, één "Kerk" is, die van de grondlegging der wereld vergaderd wordt. Dat is niet het geval. Ef. 3:15 spreekt van alle (Gr, elk) geslacht in de hemelen en op de aarde. God bereidt vele groepen toe en voor elk van die groepen heeft Hij bijzondere beloften. Nu kan het woord voor een groep met beperkter roeping ook een groep met wijder roeping dienen. Er kan een zekere parallel zijn, omdat alle groepen uit mensen bestaan, die in een persoonlijke verhouding tot God gezet worden. Hierbij kan de een van de ander leren.

Dit houdt evenwel niet in, dat de gelovigen van deze bedeling Israëls beloften tot erfdeel zouden ontvangen. Dat te leren leidt tot "vergeestelijking" van de Schrift. Daarbij leest men voor Israël de "Kerk", Nog afgezien daarvan, dat men zo de Schrift oplost, ontstaat tevens het gevaar, dat men een "Kerkgeloof" krijgt, omdat, wat God tot lering gaf, tot "leer" wordt d.i. in een bepaald systeem wordt ingedrongen waar buiten men niet gaan mag zonder getroffen te worden door het oordeel van "afwijkende gevoelens" te hebben. Dat gevaar is verre van denkbeeldig in onze dagen. De persoonlijke heilstoeeigening wordt er door belemmerd en in de weg gestaan. Er moet geestelijke wasdom zijn. Die wordt bevorderd door het O.T. ter toepassing te gebruiken door het in zijn voorbeelden te schetsen. Men moet dit leren inzien:

Wat God tot Israël zegt, loopt vaak evenwijdig met het leven van de individuëele gelovigen wat betreft het proces van zonde en verlossing, nochtans is onze positie een andere, onze roeping een hogere.

Paulus is de man, voor wie God het in Zijn genade weggelegd heeft deze hogere roeping te openbaren. Zonder Israëls beloften op te heffen, openbaart God ons, niet alleen geslachten van de aarde, — Israël en de Volken —, maar ook geslachten van de hemelen. Ja nog meer dan dat, het Lichaam van Christus!

Een van de grondfouten van de Reformatie is, dit niet of ook maar ternauwernood in te zien, laat staan uitgewerkt te hebben. Uitgegaan uit het diensthuis van Rome, moet ronduit erkend worden, dat de Reformatie is blijven dolen in de woestijn van Staatskerk en Kerkstaat. Men is blijven zitten bij de vergeestelijking, die wel heel vroom lijkt, maar èn Gods Woord van kracht berooft èn de hogere roeping uit het oog verliest. Later hopen we de gelegenheid te hebben een en ander nader uit te werken, Voor thans houde men in het oog, dat de profetieën over Israël gaan en aan dat volk uiteindelijk zullen vervuld worden voor wat het onvervulde gedeelte betreft en dat God de individuëele gelovige troost, bemoedigt, berispt en vermaant door persoonlijke toepassing van Israëls Schriftwoorden, en door hem Israëls historie als aanschouwelijk onderricht voor te houden.

DE SYMBOLIEK VAN LUKAS 4.
Voor hen, die de onvervulde profetie zo gaarne vergeestelijken, wijzen we ten slotte op de symboliek, die er in Luk. 4 ligt. Daar sluit de Here het Boek, nadat Hij een deel van Jes. 61 gelezen heeft, en geeft het weder terug aan de dienaar. Lukas zet het er zo treffend bij. Is het zonder betekenis? Neen, dan had hij het even goed weg kunnen laten. Na en naast de letterlijke betekenis, ligt hierin ook een symbolische zin. De dienaar — Israël — krijgt zijn Boek terug! D.w.z:ook het niet vervulde deel is voor Israël, al wordt dit deel dan ook in een andere bedeling vervuld. Wat de "Kerk" onjuist voor zich voorspeld ziet, moet teruggegeven worden. De Here heeft meer dan dat gegeven in de Paulinische Schriften, Israël krijgt zijn Profetie terug.

Van een massa-bedeling tot de "Kerk" waarin onze vaderen geloofden, is niets gekomen. Israël vormt een eigen groep en eenmaal bekeerd, zal het in hoofdzaak niet langs de Paulinische lijn lopen, die de "Kerk" had moeten volgen, maar in verhouding tot God staan, zoals een dienaar staat tot zijn heer, Israël staat tot Christus niet in broederverhouding, zoals de gelovigen in Romeinen in Hem hun Eerstgeboren Broeder zien, noch ook als de Leden staan tot het Hoofd, zoals Efeze ons voorhoudt, maar als onderdaan staat tot koning. Israël is Gods dienaar, Gods Volk. Zijn Heer en Vorst zal het zo leiden, dat het zijn profetieën terug ontvangt, er zich door opheft uit de bezoedeling en de onreinheid, opgelopen in de graven van de Volken. Hij zal Zich een volk toebereiden, gewillig op de dag Zijner heerkrachten.

Waar dan de dienaar het boek terug ontvangt, en de daad van Christus in Luk. 4 symbool is van het weergeven aan Israël van de hun toebetrouwde woorden Gods (Rom, 3:2) en het boek van Jesaja symbool is van al Israëls Profetie, daar ligt in Christus' handelwijze voor ons een aanwijzing om in des Dienaars Boek des Dienaars historie en toekomst te zien beschreven. M.a.w. Het O.T. spreekt van Israël, niet van een Kerk, die eerst later geopenbaard is, voor het eerst aan Paulus en welker dienaar hij eerst wordt aan het begin van de reeds genoemde tussenbedeling.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden