I. Opvatting, uitlegging en a. De profetische tussenruimte OVER DE UITLEGGING VAN DE PROFETIE.
Wie de profetieën dus verzaakt, ziet zich niet alleen ontbloot van velerlei lering, maar mist ook de wapenen ter wederlegging en staat zwak in de strijd. En dat is tegenwoordig met velen het geval. Men is niet meer georiënteerd, De laatste kwart eeuw heeft de wereld een gehele verandering ondergaan, de laatste 15-10 jaar is zij uit haar voegen gelicht en daarmee zijn velerlei oude leerstelsels ondergraven en aan het verzinken. Wie nu, wat het geestelijke betreft, niet op de H. S. terugloopt als de rots, waarop het gebouw des geloofs opgetrokken moet worden, ziet het door de neerbruisende stortvloed van allerlei wind van leer, ineenstorten en heeft geen beschutting meer tegen de wegspoelende vloed en neerstroomende regen van allerlei meningen en opinies. Wie de H.S. in zake
de profetie verzaakt, komt ook niet tot verbetering van zijn vroegere meningen, veelal
van de vaderen overgeërfd. Waar thans alles onder de kritiek komt en alles tot op de
wortel toe nageplozen wordt, is het zaak het verkeerde uit te ziften, te reinigen en de
basis uitsluitend te doen rusten op de H.S. En hoe kan dat, als men een groot deel
negeert en doet alsof het er niet is? Zo komt er van de onderwijzing tot
rechtvaardigheid, d.i. tot beantwoording aan de normen, weinig of niets terecht. Is het
dan ook wonder dat de mens Gods heden zo gebrekkig is en niet tot alle goed werk
toegerust. De grondfout ligt in de verzaking van de profetieën, omdat die de sleutel in
handen geven ter opening van het O.T. En eerst als dit verstaan wordt, kan men het
Nieuwe leren inzien. Niet omgekeerd.
VERGEESTELIJKEN.
Wel beschouwd is dat de kracht van de H.S. ondergraven, de grondslagen wegnemen, de vastheid oplossen. De moderne kritiek snijdt de vastheid weg, de vergeestelijkingsmethode snijdt de vastheid af, de een verminkt de Schrift, de ander verlamt ze, de een amputeert, de ander vivisecteert. En de hoge kritiek èn de vergeestelijkingsmethode randen de vastheid aan. De een betwijfelt ze, de ander lost ze op. Beide komen hierin overeen: Men moet het Woord maar niet nemen zoals het verband het uitwijst.
Nu schijnt de vergeestelijkingsmethode eerbied te hebben voor het Woord. En ze
bedoelt dit ook wel. In dat opzicht verschilt ze van de moderne kritiek, Ze wil het
Woord behouden. Maar niet zoals God het gegeven heeft, Dat acht ze onmogelijk. Te
geloven, dat als God Israël zegt, Hij Israël bedoelt, dat Huis Jakob het volk Israël
betekent, Jeruzalem stad en inwoners van de hoofdstad van Palestina en dat Babel Babel
en niet Rome is enz., dat aanvaardt ze niet, Veelal is de oorzaak daarvan, dat men
bevooroordeeld is door zijn eens opgebouwde stelsel, waarin de consequentie van de H.S.
niet past. De vergeestelijkingsmethode vervluchtigt dus de H.S. en is subjectivistisch,
d.i. wat zij meent is de bedoeling van de H.S.
DE TEGENWOORDIGE STORTVLOED VAN DE VERGEESTELIJKING. Dat nu is wel erg, maar nog niet het ergste. Het ergste is als zij, die zeggen de ganse H.S. te aanvaarden zoals zij ons gegeven is, er mee omspringen op en wijze, die alle logica, laat dus staan alle realiteit, krom trekt. Een stortvloed van leer over de laatste dingen spoelt de vastheid van het oude orthodoxisme weg. Men meent, dat het eind van de wereld nabij is. Het kan niet snel genoeg gaan, En wat in de weg staat moet maar omvergelopen of gesublimeerd worden. Alle maat is weg, alle norm zoek, alle vastheid gaat te loor. Vele bergen zijn nu machtigen, vele heuvelen nu heersers geworden, Was Babylon eertijds Rome, thans is het de hele Christenheid, die niet tot de partij behoort. Het aller oog zal Hem zien, werd door Jood en Moderne ontkend, maar door de vergeestelijkingsrichting opgelost tot een onzichtbaar zien, Men stoort zich aan geen enkele realiteit.
Dat is de uitwerking van de inzet, die de Reformatie gegeven heeft. Begonnen met
de afwijking: Neem het niet vervulde geestelijk op, is deze opvatting een lawine
geworden, waaronder het orthodoxisme gaat bezwijken, De grondvesten schudden, de
fronten worden opgerold, de schijnbaar vaste dam is doorgebroken, het water stijgt en
dreigt alles te verzwelgen. De Reformatie kan de stortvloed niet langer weerstaan,
omdat zij zelf ondermijnend werkte.
DE RECHTE SNIJDING.
Dit beginsel heeft een zeer verre strekking. Niet allen het tekstverband, maar ook
een bijbelboek als geheel moet beschouwd worden. Als aan het begin van een
bijbelboek sprake is van Juda en Jeruzalem of van Israël en aan het eind daarvan ook,
dan moeten we, de zich gelijkblijvende opvatting voorstaande, zeggen: Nu geldt het aan
het eind ook Juda en Jeruzalem of Israël enz. 't Wordt immers tot dezelfde groep
gezegd. De profeet bedoelde toch niet anders. Alleen de tijd kan verschillen, Maar de
groep is dezelfde, niet wat personen betreft maar wat afkomst, geslacht betreft. Een
voorbeeld uit de ongewijde geschiedenis. Als in 1549 bij de Pragmatieke Sanctie van de
Nederlanders voorspeld zou zijn geworden, dat bij de vrede van Munster de Schelde
blijvend zou gesloten worden en die sluiting van de Schelde ons in 1948 last,
onaangenaamheid, verwikkeling, zo mogelijk annexatie zou veroorzaken, dan zouden
we, als we deze profetie als ernstig opnamen ze niet zo uitgelegd hebben, dat we het
eerste deel voor Nederland opvatten en het laatste voor Nieuw Holland. En als dan in
1648 het eerste deel vervuld was zou iedereen, die de gehele profetie geloofde, zeggen:
En nu staat Holland het tweede deel ook te wachten.
SCHRIFTUURLIJKE UITLEGGING. Dat wordt vereist op 3-erlei grond. Vooreerst op grond van de "redelijke godsdienst", die we hebben. Als bijv. Huis Jakobs in Gen. 46:2,7 betekent: Jakobs natuurlijke afstammelingen, zien we niet in, waarom deze term in Luk. 1:33 gelovigen uit de Heidenen zou moeten betekenen. Als Juda. en Jeruzalem in Jes. 1:1 betekent: de afstammelingen van de zoon van vader Jakob en Jeruzalem de hoofdstad van die stam, waarom zou Juda dan in Jes. 2 een figuurlijk "volk" en Jeruzalem de "Kerk" zijn? Als bergen Israëls in Ez. 6:2,3 betekent: de aardrijkskundige verheffingen in het land door Israël bewoond, waarom zou deze term dan in hetzelfde boek, maar wat achteraan (34:14 en 38:8; 39:17) iets anders aanduiden? Dat is onredelijk. Ter plaatse zullen we een en ander nader uitwerken. Ten tweede wordt dat vereist door de verklaring van de geïnspireerde schrijvers. Neem Jakobus in Hand. 15. Hij zegt niet: Nu moeten die beloften niet op Israël, maar geestelijk op de Heidenen toegepast worden. Integendeel, hij bewijst dat we een insnijding moeten maken. Het "te dien dage" wijst er op. Dat wil zeggen: niet in "deze dag", maar in de dag, die de Here zal maken, niet in de dag des mensen, maar in de dag van Christus. Daarom legt hij het ons duidelijk uit en zegt: Daarna zal ik wederkeren, enz. Jakobus laat de profetie dus staan, vergeestelijkt ze niet, maar snijdt ze in, ziet het onvervulde deel zich werkelijk, en niet geestelijk, in de toekomst vervullen. Een tweede bewijs daarvoor is Paulus. Heeft God zijn volk verstoten, vraagt hij. Neen. Hijzelf is daarvoor een bewijs. Als God Israël verstoten had, had Hij nimmer Paulus geroepen om van de Heidenen apostel te zijn. Dan had hij b.v. een Cornelius of een Lukas geroepen. God heeft zijn volk niet verstoten, dat Hij te voren gekend heeft, zegt Paulus. Is Israëls verharding dan onvoorziens gekomen? Ook dat niet. God heeft dat voorzegd door Mozes, Rom. 11:8 en door David vs 9. Dat is dus letterlijk over Israël, tot wie het gezegd was, vervuld. Letterlijk, we weten het, betekent: uitgelegd naar tijden en gelegenheden t.o.v. de toegesproken groep. Te zijner tijd is Israël verblind en verhard. Zal dat nu zo blijven? Neen zegt Paulus, de profetie blijft voor Israël staan: En alzo zal Israël zalig worden, gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. Verstaat hij onder Israël nu de N.T. Gemeente, onder Jakob de gelovigen van "de nieuwe dag"? Gans en al niet, want hij heeft het hier over het letterlijke Israël, Hij laat Gods beloften staan, snijdt ze in en zegt, 11:25, dat de verharding over Israël gekomen is (het letterlijke Israël) totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël (d.i. het letterlijke Israël) zalig (d.i. behouden) worden. Hoe? Gelijk geschreven is n.l. doordat de Verlosser uit Sion (een deel van Jeruzalem) zal komen. Ook Paulus houdt dus vast aan de delende verklaring. Hij citeert uit Jes. 27 en 59. Men leze die hoofdstukken en zal zien, dat we ook hier weer de sterke golving in de profetie hebben, die golfbergen en golfdalen doet ontstaan, Maar het zijn golven in Israëls nationaal bestaan. Ze komen wel achter en na elkaar, maar golven over eenzelfde natie.
Beide geïnspireerde schrijvers wijzen er dus op, dat wat er ook geschiede, God Zijn
woord over Zijn volk Israël ten volle zal vervullen. Zij deelden het woord in en vanzelf
recht, daar ze stonden onder directe leiding des Geestes.
CHRISTUS' VOORBEELD. Als de Here in Nazareth gekomen is, gaat Hij naar de synagoge en wordt Hem de rol van Jesaja gegeven.
Wat doet de Here nu? "En als Hij het boek toegedaan en den dienaar wedergegeven had, zat Hij neder, en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld". Slaan we nu op; welk gedeelte van Jesaja dit is. 't Is hfdst. 61:1-2a. Daar lezen we ongeveer, hetzelfde. We citeren alleen het tweede vers: "... om uit te roepen het jaar van het welbehagen des Heren". Tot dusver heeft de Here Jezus dus gelezen. Toen sloot Hij het boek en zei: "Heden is deze schrift in uwe oren vervuld". Niet dus, wat er verder volgt 2b-8:
DE DAG DER WRAAK. De dag der wrake wordt het eerst genoemd in Jes. 34:8. Als we dat hoofdstuk lezen, blijkt, dat het een profetie is, die betrekking heeft op de eindtijd. Al het heer der hemelen zal uitteren en de hemelen zullen toegerold worden gelijk een boek en al hun heer zal afvallen gelijk een blad van den wijnstok en gelijk een vijg afvalt van den vijgeboom, vs. 4. Dat vers wordt in Openb. 6:13 en 14 geciteerd en heeft dus betrekking op de tijd van het zesde zegel. Hoe ook opgevat, het was toekomstig t.o.v. de volheid des tijds en is niet vervuld in Jesaja's dagen. De Here Jezus, Die als hoogste Profeet in allen dele het woord recht sneed, sneed dus ook die toekomstige dag der wraak af van het toen vervuld wordende. Wat dus volgt na vs 2a is toekomstig, de dag der wrake is nu het eerste, wat Israël en de Volken zal treffen. Israël om zijn afwijking, de Volken, omdat zij Israël uit haat vervolgen en verdrukken. Jes. 34:1 en 2 luiden dan ook: "Nadert gij Heidenen om, te horen en gij Volken, luistert toe, de aarde hoore en hare volheid, de wereld en alles wat daaruit voortkomt. Want de verbolgenheid des Heren is over al de Heidenen en grimmigheid over al hun heer..." In de Openb. zien we daarvan de uitwerking. In Jes. 63:4 lezen we weer van de dag der wraak, Vs. 1-4 luiden:
Dan volgt het antwoord:
In Openb. 19:13 vinden we:
en in 19:15
Dit woord is nog niet vervuld, wijl Christus nog niet wedergekomen is. Jes. 63 en Op. 19 naast elkaar gelegd, bewijzen dus eveneens, dat de dag der wraak nog toeft, en eerst in de eindtijd zal komen. Inzicht in de profetie verkrijgen betekent dus vaak ze recht leren snijden, d.i. indelen, het afgesneden onvervulde deel plaatsen in een toekomstige bedeling. Soms moet men onderscheid maken in een voor-vervulling en in een eind-vervulling.
Dat het overige gedeelte van Jes. 61 toekomstig is, volgt ook uit de 2 uitdrukkingen:
eeuwige vreugde en eeuwig verbond (Hebr.: vreugde der eeuw en verbond der eeuw).
Beide zien op de toekomende eeuw, niet op de "eindelooze eeuwigheid", die de
westerse dogmatiek er van gemaakt heeft.
DE TUSSEN BEDELING. En tussen die beide nu ligt de grote tussen bedeling van 19 eeuwen. Het jaar van het welbehagen des Heren eindigt in Hand 28 als Paulus zich afkeert van Israël en een nieuwe bedeling intreedt, die thans nog doorloopt, Hierop kunnen we in dit werk evenwel niet diep ingaan, Alleen dit nog: Wanneer men in het bergland de bergtoppen achter elkaar ziet liggen, schijnt het, alsof de bergen vlak naast elkaar liggen. Naderbijkomende merkt men, dat er vaak een zeer grote afstand tussen is. Van een stad, van op een afstand bezien, schijnen de hoge gebouwen, die in een lijn liggen, tamelijk aan elkaar verbonden. Eerst als we praktisch van het ene naar het andere gaan, zien we, dat ze soms in geheel andere wijken staan en er veel meer tussen ligt, dan we dachten.
Zo ook met de profetie. Van achteren beschouwd heeft God iets verborgen
gehouden, dat juist ligt tussen de delen. Bijzonder bij Jes. 61 is dat duidelijk. Dat nu is
door de Kerken van de Reformatie niet opgemerkt. Met alle geweld wilde men die delen bij
elkaar houden. Wat God echter gescheiden heeft, verenige de mens niet. En Hij hèèft
gescheiden. Waarom, zal later blijken.
INGESNEDEN PROFETIEEN.
GEEN TIJDSBEREKENING.
Dat heeft de Reformatie niet gedaan. Ze heeft alle profetieën naar het veld van de "Kerk" geprojecteerd. 't Is aan onze tijd vóórbestemd deze fout, maar dan ook snel, te
corrigeren. We moeten niet projecteren, vervlakken, maar observeren, scherp
onderscheiden, niet alles voor de "Kerk" bestemmen, maar opletten op de dingen, die
verschillen. Fil. 1:10. Dan zullen we de tussenruimte zien en de profetische diepten
leren verstaan, al kunnen wij ze ook niet meten. Dat is dan mede een leerschool om te komen tot de belijdenis, dat alleen in Christus alle schatten der wijsheid en der kennis
verborgen zijn (Col. 2:3) en dat we moeten wachten en aan Hem moeten over laten,
wanneer Hij te Zijner tijd Gods raad verder uitwerken en daarmee ook de profetieën
vervullen zal.
VOOR- EN EINDVERVULLING. Een voorbeeld daarvan. Elia heeft eenmaal in Israël een roeping vervuld. Niettemin zal hij andermaal verschijnen, Mal. 4:5. Zijn tweede optreden zal gelijken op zijn eerste, doch in breder sfeer voelbaar zijn. Men kan ook alles omkeren en zeggen: Het vóórvervulde was slechts voorbode van de ware, de eindvervulling, het was voorbereiding tot die eindvervulling. Eenmaal treden alle medewerkende faktoren weder in volle kracht naar voren en gaat het treurspel van het Heden over in de door God bereide blijdschap van de Toekomst. De slotakte moet nog ontrold worden.
Dat er een voor- en eindvervulling is, vindt z'n oorzaak in Israëls hardnekkigheid en
onbekeerlijkheid. Indien Israël zijn Messias had aangenomen, had God tot de volle
vervulling kunnen voortgaan. Thans kon dit niet. In Zijn Raad heeft Hij daarmee
gerekend.
UITLEGGING EN TOEPASSING. Hoe moeten we de O.T. profetie dan opvatten? Aldus: Men late en vloek èn zegen staan voor Israël, maar zie tevens in, dat de individueele gelovigen, of groepen van gelovigen in toestanden kunnen verkeren, die gelijk zijn aan de in de Schrift genoemde. Bijzonder in onze bedeling is er grote verscheidenheid. Waaruit die ontstaat, gaan we thans niet na. Een ding is zeker: Er zijn verschillende trappen des geloofs. Dat wordt te veel uit het oog verloren, Het is tevens een bewijs, dat men de Profetie wel kan toepassen op, maar niet kan uitleggen met betrekking tot de gelovigen onzer dagen. Die toepassing is individueel.
Onze verwachting is niet die van de O.T. gelovigen. Ze is veel hoger. De O.T.
openbaring is doeldienend, niet doelstellend voor "de dag der zaligheid". Men leze
daarom de Schrift, neme bijzonder in zich op datgene, waarbij de Heilige Geest ons
bepaalt en doet stilstaan, wat ons "treft" en waarvan we ons gedrongen gevoelen het te
herlezen en te overdenken. Dat is de persoonlijke lering, de "toepassing". Met dat al
blijft de uitlegging en de uiteindelijke vervulling voor Israël. Dat volk zal ten volle voor
zichzelf bewaarheid zien, wat God besproken heeft. Israël als volk zal de beloften (en
straffen) ervaren. Thans past God toe naar tijden en gelegenheden. De een zal bij dit uit
Jesaja, de ander bij dat uit Jeremia bepaald worden, een derde bij iets uit Ezechiël.
Gingen die O.T. profetieën over ons, op ons over, dan ervoeren we allen gelijktijdig
hetzelfde. En dat is niet het geval. Toepassing is dus individueel, naar verschillende
tijden, het onvervulde geldt geheel Israël in de volgende bedeling of in de volgende
eeuw. (Tussen bedeling en eeuw is verschil.)
DE GRONDFOUT. Dit houdt evenwel niet in, dat de gelovigen van deze bedeling Israëls beloften tot erfdeel zouden ontvangen. Dat te leren leidt tot "vergeestelijking" van de Schrift. Daarbij leest men voor Israël de "Kerk", Nog afgezien daarvan, dat men zo de Schrift oplost, ontstaat tevens het gevaar, dat men een "Kerkgeloof" krijgt, omdat, wat God tot lering gaf, tot "leer" wordt d.i. in een bepaald systeem wordt ingedrongen waar buiten men niet gaan mag zonder getroffen te worden door het oordeel van "afwijkende gevoelens" te hebben. Dat gevaar is verre van denkbeeldig in onze dagen. De persoonlijke heilstoeeigening wordt er door belemmerd en in de weg gestaan. Er moet geestelijke wasdom zijn. Die wordt bevorderd door het O.T. ter toepassing te gebruiken door het in zijn voorbeelden te schetsen. Men moet dit leren inzien:
Paulus is de man, voor wie God het in Zijn genade weggelegd heeft deze hogere roeping te openbaren. Zonder Israëls beloften op te heffen, openbaart God ons, niet alleen geslachten van de aarde, — Israël en de Volken —, maar ook geslachten van de hemelen. Ja nog meer dan dat, het Lichaam van Christus!
Een van de grondfouten van de Reformatie is, dit niet of ook maar ternauwernood in te
zien, laat staan uitgewerkt te hebben. Uitgegaan uit het diensthuis van Rome, moet
ronduit erkend worden, dat de Reformatie is blijven dolen in de woestijn van Staatskerk
en Kerkstaat. Men is blijven zitten bij de vergeestelijking, die wel heel vroom lijkt, maar
èn Gods Woord van kracht berooft èn de hogere roeping uit het oog verliest. Later hopen
we de gelegenheid te hebben een en ander nader uit te werken, Voor thans houde men in
het oog, dat de profetieën over Israël gaan en aan dat volk uiteindelijk zullen vervuld
worden voor wat het onvervulde gedeelte betreft en dat God de individuëele gelovige
troost, bemoedigt, berispt en vermaant door persoonlijke toepassing van Israëls
Schriftwoorden, en door hem Israëls historie als aanschouwelijk onderricht voor te
houden.
DE SYMBOLIEK VAN LUKAS 4. Van een massa-bedeling tot de "Kerk" waarin onze vaderen geloofden, is niets gekomen. Israël vormt een eigen groep en eenmaal bekeerd, zal het in hoofdzaak niet langs de Paulinische lijn lopen, die de "Kerk" had moeten volgen, maar in verhouding tot God staan, zoals een dienaar staat tot zijn heer, Israël staat tot Christus niet in broederverhouding, zoals de gelovigen in Romeinen in Hem hun Eerstgeboren Broeder zien, noch ook als de Leden staan tot het Hoofd, zoals Efeze ons voorhoudt, maar als onderdaan staat tot koning. Israël is Gods dienaar, Gods Volk. Zijn Heer en Vorst zal het zo leiden, dat het zijn profetieën terug ontvangt, er zich door opheft uit de bezoedeling en de onreinheid, opgelopen in de graven van de Volken. Hij zal Zich een volk toebereiden, gewillig op de dag Zijner heerkrachten. Waar dan de dienaar het boek terug ontvangt, en de daad van Christus in Luk. 4 symbool is van het weergeven aan Israël van de hun toebetrouwde woorden Gods (Rom, 3:2) en het boek van Jesaja symbool is van al Israëls Profetie, daar ligt in Christus' handelwijze voor ons een aanwijzing om in des Dienaars Boek des Dienaars historie en toekomst te zien beschreven. M.a.w. Het O.T. spreekt van Israël, niet van een Kerk, die eerst later geopenbaard is, voor het eerst aan Paulus en welker dienaar hij eerst wordt aan het begin van de reeds genoemde tussenbedeling.
|