Wanneer
de Opstanding en de Opname?



3. Wanneer begint Israëls verwerping?

Velen zullen geneigd zijn te antwoorden: kort na het kruis. Men meent dat met Pinksteren (of kort daarna) de "Gemeente" begint en dat deze Israël vervangt. In dat geval zou Israël dus niet meer Gods volk zijn. We hebben er echter dikwijls op gewezen dat dit niet door de Schrift geleerd wordt (1). We bepalen ons hier alleen tot Israël en laten het vraagstuk der "Gemeente" nagenoeg onbesproken. In hoofdstuk 8 komen we er nog even op terug.

Vooreerst kan het niet geloochend worden dat Israël, als volk, in het land was tot op het jaar 70. Tot dan toe hadden de Joden niet alleen een nationaal, maar een volledig godsdienstig bestaan, want de Tempel was er toen, en in alles konden ze de goddelijke voorschriften volgen. Maar misschien meent men dat dit niet belet dat ze toch reeds door God verworpen waren, gezien ze de Messias hadden doen kruisigen. Volgens een menselijke redenering is dat mogelijk logisch, doch wat zegt de Schrift?

Aan het kruis zei de Heer Jezus: "Vader! vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen" (Luk. 23:34). Wie gelooft dat een gebed van de Zoon zeker door de Vader verhoord wordt, moet dus wel aannemen dat Israël toen niet veroordeeld en verworpen werd, doch dat het volk vergeving ontving. Hiermee stemt ook overeen wat Petrus later zei: "En nu, broeders (dat zijn Israëlieten, zie v. 12) ik weet, dat gij het door onwetendheid gedaan hebt, gelijk ook uwe oversten" (Hand. 3:17).

Daarbij toont het gehele boek der Handelingen dat Israël nog steeds Gods volk was en het tot het einde toe nog gelegenheid had zich tot God te keren om alzo de enige voorwaarde te vervullen die nog nodig was voor de komst van de Messias. Men leze b.v. Petrus' uitnodiging: "Hebt dan berouw, en bekeert u, ten einde uwe zonden mogen uitgewist worden, opdat de tijden der verkwikking mogen komen van het aangezicht des Heeren, en Hij zenden moge Jezus Christus, die u te voren verordend is, dien de hemel moet opnemen tot op de tijden der herstelling aller dingen, waarvan God gesproken heeft door den mond zijner heilige profeten van oudsher" (Hand. 3:19-21). En richtte Paulus zich niet overal eerst tot Israël, voor hij tot de volken sprak?

Op het einde van de tijd der Handelingen vinden we nog dat hij de Joden te Rome aldus toespreekt: "En nadat zij hem een dag bepaald hadden, kwamen er velen tot hem in zijn verblijf, aan wie hij het koninkrijk Gods uitlegde en betuigde; en hij poogde hen te overtuigen aangaande Jezus, zowel uit de wet van Mozes als uit de profeten, van des morgens vroeg tot den avond toe" (Hand. 28:23). Het is slechts als de uitnodiging tot bekering in alle centra door Israël verworpen is, dat Paulus ten slotte Jesaja's veroordeling aanhaalt (Hand. 28:26, 27). Dat is het ogenblik waarop Israël verworpen wordt, Paulus voegt er dan ook bij: "Het zij u dan bekend, dat het heil Gods tot de volken gezonden is" (Hand. 28:28).

Ongeveer 10 jaar later volgt de verwoesting van Jeruzalem (en van de Tempel) en de verstrooiing van Israël onder de volken. Hierdoor wordt het einde van hun nationaal bestaan bezegeld. Als men goed voor ogen houdt dat Israël nog steeds Gods volk is gedurende de tijd der Handelingen, dan heeft men de oplossing van menig vraagstuk en kan men vele verkeerde opvattingen vermijden, die oorzaak geweest zijn van verdeeldheid en strijd en ten slotte van ongeloof en afbrekende kritiek der Schrift.




Voetnoten

(1) Zie meer in het bijzonder:Het Goddelijk voornemen.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden