Wanneer
de Opstanding en de Opname?



Aanhangsel No. 2. - Over de uitopstanding uit de doden

Fil. 3:11 heeft steeds moeilijkheden opgeleverd voor ernstige schriftonderzoekers. Men vertaalt het Griekse "exanastasis" d.i. uitopstanding) door "opstanding", evenals men dat doet met "anastasis" in andere teksten. Zo schijnt Paulus hier dan te verwijzen naar de opstanding waarvan hij reeds vroeger sprak, b.v. in 1 Kor. 15 en 1 Thes. 4. In deze laatste teksten is Paulus echter zeker tot de opstanding te komen, terwijl hij in Fil. 3:11 zegt: "of ik op enigerlei wijze moge komen tot ..." wat de grootste onzekerheid aanduidt (12).

Om die moeilijkheden te ontwijken, wil men dan veelal in die opstanding niet een letterlijke opstanding zien, doch iets geestelijks. Men denkt dan b.v. aan Ef. 2:5, 6 en Kol. 2:12, 13, des te meer daar sommige vertalingen hier egeirô (opwekken) door "opstaan" vertalen. Tegen deze opvatting kan men echter meerdere bezwaren maken:

  1. Voor een geestelijke werking gebruikt men wel egeirô (opwekken) en zoôpoieô (levendmaken), doch nergens anastasis. Dit woord betreft in alle teksten een letterlijke opstanding, een gebeurtenis die in de eerste plaats het lichaam betreft. Het is dus zeer gewaagd in een tekst, die op zichzelf niet zeer duidelijk is, aan dit werkwoord een nieuwe betekenis te geven;

  2. Men moet dan aannemen dat velen reeds een dergelijke opstanding hebben doorgemaakt. Doch 2 Tim. 2:18 leert ons dat zij, die zeggen dat de opstanding reeds geschied is, van de waarheid zijn afgeweken;

  3. Men is daarbij nog niet van de oorspronkelijke moeilijkheid verlost, want in Ef. 2:5, 6 en Kol. 2:12, 13 zegt Paulus dat de gelovigen waarvan hij hier spreekt, reeds tot die "samenopwekking" en "samen-levendmaking" gekomen zijn. Het blijft dan nog steeds een tegenstrijdigheid als diezelfde Paulus in Fil. 3:11 zeer onzeker is er toe te komen.

Fil. 3:10 (Zijnen dood gelijkvormig wordende) ziet men veelal aan als overeenstemmende met Rom. 6:5 (met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking zijn doods). We kunnen deze uitlegging niet aanvaarden. Inderdaad, vooreerst gebruikt Rom. 6:5 "homoios" (door "gelijkmaking" vertaald), terwijl Fil. 3:10 "summorphoomai" (door "gelijkvormig worden" vertaald) heeft. Homoios geeft slechts aan dat er een zekere gelijkenis bestaat (zie b.v. Fil. 2:7), geen absolute gelijkheid (door "isos" aangegeven, zie b.v. Mat. 20:12; Luk. 6: 34). Summorphoomai wijst erop dat de innerlijke vorm of het wezen, de bestaanswijze, dezelfde is.

Het naamwoord summorphos komt alleen in Rom. 8:29 en Fil. 3:21 voor, in verband met het opstandingslichaam. Het woord morphè (innerlijk wezen of bestaanswijze) komt voor in Mark. 16:12; Fil. 2:6, 7. In Rom. 6 gaat het over het feit dat de gelovige door het geloof in zulke gemeenschap met Christus kan komen, dat hij geestelijk met Hem gestorven is en dus zoals Christus (v. 10) der zonde gestorven is, ten opzichte van de zonde dood is (v. 11). Er is dus een zekere gelijkenis tussen Christus' dood (t.o.v. de zonde) en die van de gelovige (t.o.v. de zonde).

Nu was Paulus zelf zeker reeds t.o.v. de zonde gestorven, en indien Fil. 3:11 hier ook naar die dood verwijst, begrijpt men niet dat hij nog tracht of hoopt tot die dood te komen. Hij was niet alleen dood t.o.v. de zonde (de wortel), maar zelfs t.o.v. de zonden (de zondige gedachten en handelingen). Dit blijkt uit de Griekse tekst van Ef. 2 :1, 5 en Kol. 2:13, die dezelfde vorm hebben als 1 Petr. 2:24 (der zonden afgestorven), Rom. 6:2 (der zonde gestorven) enz. Wil men in Fil. 3:10 ook de wandel zien, namelijk dat Paulus trachtte der zonden dood te zijn, dan is dit nog altijd in strijd met Ef. 2:1, 5 en Kol. 2:13 waar hij zegt dat dit reeds geschied is.

Na aldus onze bezwaren uiteengezet te hebben, laat ons beproeven een uitlegging te vinden, die alles omvat en geen moeilijkheden of tegenstrijdigheden geeft. We menen dat ieder het eens is dat het in dit hoofdstuk gaat over drie dingen:

  1. Paulus ziet geheel van zichzelf af;

  2. Hij jaagt naar een doelwit: volle voortdurende gemeenschap met Christus (opdat ik Christus "gewinne" en in Hem bevonden worde ... opdat ik Hem kenne);

  3. Hij hoopt dan de prijs der "boven-roeping" Gods te verkrijgen (v. 14).

Van de prijs spreekt hij in v. 10 en v. 11. We lezen die verzen in één zin: "Of ik, Zijnen dood gelijkvormig wordende, enigszins moge komen tot de uitopstanding uit de doden."

Men denke er aan dat in de Griekse taal de volgorde der woorden veel vrijer is dan in het Nederlands en we "of ik" zeer goed kunnen verplaatsen. Het vers 10 hebben we dus in tweeën gesplitst. En wel om twee redenen.

  • Ten eerste omdat in elk geval dit tweede deel van vers 10 niets gemeens heeft met de "gemeenschap Zijns lijdens".
  • Ten tweede omdat, volgens wat we hierboven onderzochten, het "Zijn dood gelijkvormig wordende", niet de wandel kan betreffen, doch zoals v. 11. tot de prijs moet behoren.

Volgens onze opvatting, past dit deel van v. 10 heel goed bij v. 11 want gelijkvormigheid (d.i. gelijkheid naar het innerlijk wezen) aan de doodstoestand van Christus, wil zeggen: slechts korte tijd in het graf en wellicht geen verderf van het lichaam. Dit komt dus overeen met de bijzondere opstanding van v. 11: de uitopstanding uit de doden. Het schijnt dus dat deze opstanding niet groepsgewijze zal plaats hebben, op een bepaalde tijd, doch dat ze enkelingen betreft, die, kort na hun dood, opstaan. Dit zou dan plaats vinden vanaf Paulus tot de afsluiting van de bedéling der Verborgenheid (13).




Voetnoten

(12) De Griekse tekst heeft "ei poos", dat ook in Hand. 27:12; Rom. 1: 10; 11:14 voorkomt.

(13) Voor de uitleg van Fil. 3:8-11 zie ook Uit de Schriften, Jan. 1950.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden