| Inhoudsopgave |

Het Onderwijs van de Apostel Paulus

DERDE DEEL

De Geschriften van de eerste eeuwen



4. De Brieven van Ignatius.

Ze dagtekenen van het einde der eerste of van het begin der tweede eeuw. In zijn brief aan de Efezen zegt hij:

"Laat ons de opzieners (of bisschoppen) niet tegenstaan".

"Wij moeten de opzieners als de Here zelf aanzien".
Aan die van Smyrna schrijf hij:

"Zij onthouden zich van de dankzegging (het avondmaal) en het gebed omdat zij niet aannemen, dat de dankzegging het vlees is van onze Heiland Jezus Christus".

"Volg de opziener, zoals Jezus Christus de Vader volgde, en de ouderlingen en Apostelen; en houdt de diakenen in ere, als naar Gods gebod. Laat niemand iets doen in betrekking tot de gemeente, zonder de opziener. Laat alleen die dankzegging waarde hebben, die gehouden wordt onder de opziener of iemand aan wie hij het heeft opgedragen."

"Het is niet goed apart van de opziener te dopen of een liefdemaal te houden, maar wat hij goedkeurt is aangenaam voor God."

" Het is goed God en de opziener te erkennen."

In die tijd vormde zich langzamerhand een organisatie van "geestelijken". Hoe ver weken ze van Paulus af!


5. De Brief van Polykarpus.

Hij was gericht tot de Filippenzen en spreekt over de brief die Paulus aan hen schreef. Doch wat hij zegt is geheel vreemd aan de leer van die Apostel.


6. De Brieven van Hermas.

Ook deze brieven, waarbij de "Herder van Hermas", tonen een "wettisch" standpunt. De rechtvaardiging uit het geloof schijnt men niet meer te kennen. Zo wordt gezegd:

"Indien ik niet meer zal zondigen, zal ik behouden worden".
Hermas spreekt veel over een gebouw, dat de "Kerk" voorstelt, doch dit is het enige wat min of meer overeenstemt met de brieven van Paulus.


7. De Constitutiën der Apostelen.

Men heeft verondersteld dat dit geschrift van de hand van Clement is, doch dit is zeer twijfelachtig. Het zou van de 4de eeuw dagtekenen. Alles heeft zich reeds meer ontwikkeld en het ritualisme heeft een meer stabiele vorm gekregen. In hoofdstuk 57 van Boek 11, lezen we:

"Daarna, volbrenge de opziener het offer, terwijl het gehele volk recht staat ... en als het offer zal gebracht zijn, dan neme hij het lichaam van de Here en zijn heerlijk bloed, allen in goede orde en met eerbied en vreze naderbijkomende, als tot het lichaam van de koning; ook de vrouwen".
Dit geschrift zelf beweert, geschreven te zijn door de Twaalf en door Paulus:
"Petrus en Andreas, Jakob, enz. evenals Jacobus, broeder des Heren, opziener van Jeruzalem, en Paulus, leraar der volken uitverkoren vat, allen samen vergaderd, hebben deze katholieke leer op schrift gesteld".
Het is uit dit document, dat de Roomse Kerk de lijst der eerste Pausen heeft getrokken: Petrus, Linus, Anacletus, Clement, enz.





| Inhoudsopgave |



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden