Hoofdstuk VI | Inhoudsopgave | Hoofdstuk VIII met betrekking tot de nieuwe natuur Onze verantwoordelijkheden met betrekking tot de nieuwe natuur zijn precies de tegenovergestelde van die met betrekking tot de oude natuur. Onze eerste verantwoordelijkheid met betrekking tot de oude natuur was die te beschouwen als gestorven met Christus. Onze eerste grote verantwoordelijkheid met betrekking tot de nieuwe natuur is dan ook 1. Ons levend te beschouwen in
een nieuw soort leven (Rom.6:11). Indien we deze opvatting willen uitvoeren, zullen wij 'God moeten geloven. In Efeze 2:4-6 heeft Hij ons alle aanmoediging gegeven dat te doen; want Hij brengt ons in herinnering dat, toen wij nog kinderen des toorns waren en niet in staat een goede gedachte te denken of een goede daad te doen, dat toen:
Indien het niet uit 'werken' is, dan is het beslist ook niet uit gevoel. Alleen door het rekenen van het geloof kunnen wij daar in binnen gaan en ons verheugen over deze kostbare afkondiging van een voltrokken behoudenis. Maar dit brengt ons tot een andere verantwoordelijkheid, die in het volgende vers (Ef. 2:10) gegeven wordt. 'Want Zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen tot goede werken, die God tevoren bereid heeft, opdar wij daarin zouden wandelen.' Dus - 2. Wandelen in het nieuwe leven In Romeinen 6:4 spreekt het over onze wandel (en in 7:6 over onze dienst).
'Indien wij door (volgens) de geest (of nieuwe natuur) leven, laten wij ook door (volgens) deze geest het spoor houden' (Gal. 5:25). D.w.z. dat wij, die deze nieuwe natuur hebben, daarmee in overeenstemming dienen te wandelen; en het woord dat hier met 'wandelen' is vertaald, is een ander woord dan we vinden in Rom. 6:4 en 7:6. Het is stoicheo (3) , en het berekent altijd wandelen volgens godsdienstige regels en voorschriften; en heeft betrekking op uiterlijke godsdienstige rites, verordeningen en ceremoniën. Het zelfstandig naamwoord stoicheion komt niet meer dan twee maal voor in de zeven gemeentebrieven, nl. Galaten en Kolossenzen, die beide leerstellige dwalingen corrigeren, die ontstaan uit het onbekend zijn met het onderwijs van Romeinen en Efeze. Het komt in elke brief twee maal voor (Gal. 4:3, 9 en Kol. 2:8, 20). Drie van de vier maal houdt het verband met het woord 'wereld', kosmos, en verwijst zodoende naar wat uiterlijk en materieel is, in tegenstelling tot met wat innerlijk en geestelijk is. Het woord heeft betrekking op alles wat uitwendig is in godsdienstige beleving; alle godsdienstige handelingen die te maken hebben met het vlees, of de oude natuur. Zodat de verantwoordelijkheid die ons in Gal. 5:25 getoond wordt, zegt dat wij, daar wij nu in een nieuwe levenssfeer verkeren, wij ook dienen te wandelen overeenkomstig de nieuwe geestelijke natuur; en niet de uitwendige godsdienstige ceremoniën van de wereld dienen te volgen, of daarin te wandelen: evenmin volgens de heidense instellingen, of Joodse rites en voorschriften betreffende eren, drinken en wassingen; dagen en maanden en seizoenen en jaren (Gal. 4:10, 11; Kol. 2:16, 17; Rom. 13:1-9); of volgens Babylonische overleveringen. Er zijn zodoende drie verschillende verantwoordelijkheden met betrekking tot onze wandel overeenkomstig de nieuwe natuur: het zijn Leven, Dienst, en Aanbidding; en hebben respectievelijk betrekking op wat Inwendig, Uitwendig, en Opwaarts is. Met betrekking tot de inwendige sfeer, moeten wij dienen overeenkomstig de nieuwe levenssfeer waarin de nieuwe natuur ons invoert (Rom. 6:4). Met betrekking tot de uitwendige sfeer, moeten wij dienen volgens de nieuwheid van de geestelijke of nieuwe natuur (Rom. 7:6). Met betrekking tot de opwaartse sfeer, moeten wij 'God aanbidden in (volgens) geest', en niet volgens de godsdienstige tradities en verordeningen en bevelen van mensen (Gal. 5:25; Kol. 2:20-22). Dit zijn dezelfde drie sferen die alle samengevat worden in Titus 2:11-13; en dit zijn dezelfde drie lessen die de genade onderwijst. Want de genade brengt ons niet alleen redding, maar onderwijst ons dat wij 'de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende (4) (d.w.z. alle producten van de oude natuur), bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven: verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Jezus Christus (5) ). Hier wordt ons geleerd hoe wij moeten leven in onze nieuwe levenssfeer.
3. Deze voeden met het Woord Gods Met betrekking tot de oude natuur, het vlees, wordt dit gevoed door wat van buiten komt (hij kan niet van zichzelf leven); zo ook met de nieuwe natuur. Het voedsel er voor moet van buiten af komen. Hij verlangt voortdurend voorzien te worden van het voedsel dat voor hem verschaft is en geschikt is. Dat voedsel is het Woord van God. Vandaar dat ons gezegd wordt dat wij, als pasgeboren zuigelingen, de oprechte en zuivere melk moeten verlangen van het Woord, opdat wij daardoor zullen groeien (1 Petr. 2:2). Het Woord van God is het voedsel van de nieuwe natuur.
Er is voedsel van alle soorten in te vinden. Melk voor zuigelingen en vlees voor de sterken: troost voor de treurenden, hulp voor de zwakken. Zoals pasgeboren zuigelingen melk verlangen, zo heeft het pasgeboren kind van God de melk van het Woord nodig en verlangt er naar. Dat is het enige voedsel voor de nieuwe natuur; maar het moet 'zuiver' zijn: het levende Woord, de Here Jezus Christus; en het geschreven Woord, 'de schriften der waarheid'. De een niet zonder de ander. 'Ik ben het brood des levens', d.w.z. het brood dat het leven onderhoudt.
En van het geschreven woord Gods kon Jeremia zeggen:
Indien dit gezegd kon worden door iemand onder het oude verbond, hoeveel te meer moet dit zijn voor hen die onder het nieuwe verbond zijn, en voor de bezitters van de 'goddelijke natuur'. Indien het manna van de hemel 'engelenvoedsel' genoemd wordt, hoeveel te meer kan het Woord 'het brood van God' genoemd worden. Alleen door zijn voedsel uit het Woord te halen, kan de nieuwe natuur deugdelijk gevoed worden. Hij kan niet groeien en bloeien op de woorden der mensen, noch op al zijn 'grote en verheven gedachten'. Zij zijn van geen nut in de geestelijke sfeer. De nieuwe natuur zou van honger omkomen op menselijke redenering en wereldlijke literatuur. Al deze dingen kunnen op zijn best een 'mens der mensen' maken; maar hij die gevoed wordt door de van God ingegeven Schriften, zal een 'mens van God' worden (2 Tim. 2:17), grondig uitgerust (6) voor iedere noodsituatie, beveiligd tegen ieder gevaar; gewapend tegen iedere verleiding; voorbereid voor iedere beproeving. De Zoon Gods viel, wanneer Hij beproefd werd, terug op het Woord Gods. Zijn eerste woorden in Zijn openbaar optreden waren 'Er staat geschreven'; en Zijn eerste uiting was in de woorden van de Schrift (Deut. 7:3). Drie maal sprak de Heer bij die plechtige gelegenheid, en iedere keer was het met woorden van de Schrift. In Zijn laatste uitingen (Joh. 17), verwees Hij weer drie maal naar dit Woord.
Hier vinden we weer de 'woorden' en het 'Woord'; want het Woord is gevormd door woorden; en het is onmogelijk het een te hebben zonder het ander. Indien er met woorden wordt geknoeid, wordt het Woord als geheel van kracht beroofd. Geen wonder dat de gelovigen zo zwak en machteloos zijn zowel als het er op aan komt weerstand te bieden aan het kwaad als wanneer het er om gaat iets goeds voort te brengen. Zo duidelijk is deze zwakheid dat er bijzondere bijeenkomsten, en 'zendingen' en 'landdagen' ingevoerd zijn met het uitdrukkelijk doel 'het geestelijk leven te verdiepen'. Deze verschaffen het bewijs van het lage peil van het geestelijk leven en de onbevredigende omstandigheden waarin heel veel christenen verkeren. Deze zijn de erkende gronden voor de noodzaak van dergelijke speciale inspanningen. Maar de uitdrukking zelf is niet-schriftuurlijk. We zullen niet zeggen onschriftuurlijk, omdat de bedoeling goed is. Maar het toont een vergeten van het Woord dat verklaart dat deze nieuwe natuur 'volmaakt' is, en 'goddelijk', en dus niet 'verdiept' kan worden, of vermeerderd. Hij kan gevoed worden, en gesterkt, maar dit kan alleen gedaan worden door voeding uit Gods Woord, en niet door te luisteren naar de woorden van mensen. Het is door 'uitleg' van het Woord, en niet door de aansporing van mensen, dat de nieuwe natuur sterk kan worden en in goede geeste1ijke gezondheid gehouden kan worden. Het is door de geest te richten op de dingen die boven zijn, en niet door de aandacht te vestigen op iets op aarde. Het is door het onderzoek van de Schrift, niet door zelfonderzoek. Alle andere en lagere middelen die misschien aangenomen zullen worden hebben alleen maar de neiging het vlees te voeden en op te blazen; en de strik is des te subtieler en gevaarlijker, omdat hij zo 'goed' lijkt en klinkt, zowel in inhoud, vorm en manier, als in motief. Bovendien worden deze landdagen met redelijke tussenruimtes gehouden; en van hen afhankelijk te zijn is alsof men een tijd lang op een zeer spaarzaam dieet leeft, om dan zijn schade in te halen door een overdadig feestmaal. Op die manier wordt het op zijn best een heel onregelmatige, om niet te zeggen ongezonde, levenswijze. Er waren heiligen Gods, en een edel leger martelaren en reuzen in de dienst van het Woord van God, en een massa werkelijke getrouwe getuigen lang voor de dagen van 'zendingen', en 'landdagen' en verenigingen. Het waren protestanten als deze die voor ons grote en onschatbare vrijheden verwierven, lang voor de dagen van moderne protestantse verenigingen, die alleen maar uitgevonden werden met het doel te verdedigen en te bewaren wat anderen voor ons verworven hadden. Al deze moderne uitvindingen zijn een erkenning en een bewijs van de ellendige toestand waarin wij vervallen zijn. De massa wil, in plaats van zelf voedsel te vinden in het Woord, liever de resultaten horen van de studie van andere mensen daarover. Het is alsof iemand lezingen over dieet zou bijwonen, en de chemie van het voedsel zou bestuderen, in plaats van het eten en het te verteren, en sterkte en kracht te verzamelen voor zijn dagelijkse plichten. Te leven op opwindende literatuur, hetzij gewijd of werelds, is alsof iemand zou proberen te leven op koekjes en zoetigheid in plaats van op krachtgevend, levengevend gezond voedsel. Dat is waarom zo velen niet zijn opgewassen tegen de gelegenheden en verantwoordelijkheden van het christelijk leven. Dit is waarom zo velen machteloos zijn als de verzoeking komt. Zij geven de nieuwe natuur zo weinig voedsel. Zij zoeken voedsel in de ongezonde voeding van hun eigen ervaringen, of in de ervaringen en levensbeschrijvingen van anderen. Zij lezen 'goede' boeken, boeken van mensen, en liederenboeken, die alleen maar fermentatie veroorzaken in plaats van vertering. Is het dan verwonderlijk, dat op dit soort dieet, waarbij het Woord van God onregelmatig of alleen maar met grote tussenruimten gebruikt wordt, of soms zelfs nauwelijks, dat zo veel christenen geen erg hoge opvatting ten toon spreiden van de zoonschapsgeest, of de hoge en heerlijke voorrechten van de zonen van God; of een werkelijk besef tonen van hun verantwoordelijkheid in de wereld waarin zij terecht zijn gekomen? Laten we er dan om denken dat om het voorrecht te beseffen van het zonen Gods zijn, het woord van Christus:
Het Geschreven Woord en het Levende Woord zijn het enige voedsel voor de nieuwe natuur, en ons voeden daarop moet niet onregelmatig of op goed gelijk zijn, met zo nu dan eens een mondvol. Onze fysieke lichamen behandelen we ook niet op deze manier, evenmin gebruiken we op deze wijze ons gewone lichamelijke voedsel; want we weten allen heel goed dat de juiste maaltijden met regelmatige tussenruimten genuttigd moeten worden, langzaam gekauwd, en grondig verteerd, zodat het geassimileerd kan worden en deel worden van onszelf. Zo moet het ook zijn met betrekking tot het nieuwe geestelijke leven, dat voor en van ons is in de gift van de nieuwe natuur. Wanneer onze geestelijke toestand zwak is door verwaarlozing van het noodzakelijke voedsel, dan komt het zover dat we in de verleiding komen onze toevlucht te zoeken in alle soorten remedies om de vereiste kracht en gezondheid te verkrijgen. Velen maken gebruik van kwakzalvers, die overvloedig aanwezig zijn in de godsdienstige zowel als in de natuurlijke wereld. Alle mogelijke nieuwmodische 'behandelingen' worden aanbevolen door het 'beroep', en alle soorten ' voedsel' worden geadverteerd als de 'beste'. Gods 'brood des levens', dat Hij voor ons verschaft heeft, bevat alles wat voor ons nodig is. Maar wij behandelen het zoals wij Gods 'koren' behandelen, dat Hij verschaft heeft voor ons natuurlijke leven. Bij het malen van dit koren, heeft de mens zijn molens zo geconstrueerd dat hij er bij het malen automatisch bijna alles uit verwijdert dat God er in gelegd heeft. Wat overblijft is in hoofdzaak stijfsel (om maar niet te spreken van schadelijke bestanddelen die er aan toegevoegd worden); en daar dit stijfsel in geen enkele verhouding staat tot de diastase, wat dàt deel is van de saliva dat alleen in staat is het te verteren, het fermenteert in de maag in plaats van te verteren en wordt een bron voor allerlei narigheid. Ondertussen wordt ons lichaam zo slecht gevoed dat onze algehele gezondheidstoestand er de gevolgen van ondervindt: we treuren over het verlies van haar of tanden; we voelen ons in het algemeen 'niet lekker'; en dan gaan we ons heil zoeken bij op grote schaal geadverteerde medicijnen en 'voedsels', totdat velen last krijgen van wat genoemd kan worden 'verslaafdheid aan verdovende middelen' en het niet meer kunnen stellen zonder zulke steuntjes voor hun natuurlijke leven. In de kwestie van het brood (dat grotendeels praktisch niet meer verkrijgbaar is) begint de mens zijn vergissing in te zien en poogt hij er een geneesmiddel voor te vinden. Maar wat doet hij? In plaats van gebruik te maken van de voor de hand liggende middelen en terug te gaan naar wat God gegeven heeft in de graankorrel, die alles bevat wat nodig is, en dat in de juiste verhouding, stelt hij allerlei soorten 'brood' samen, waar hij dan mooiklinkende namen aan geeft. Zij die niet op hun hoede zijn, proberen deze nieuwe soorten brood; en, hoewel hun voedsel hun meer kost, vinden zij niet het resultaat dat ze gehoopt hadden. Dit alles is een belangrijke werkelijkheid, die zich voor onze ogen afspeelt. En het heeft zijn tegenhanger in de geestelijke wereld. Het Woord van God wordt verwaarloosd of op allerlei vreemde manieren uitgedeeld. De melk van het Woord wordt in een 'separator' gedaan en wat deze of gene sekte niet gelooft, wordt er zorgvuldig uit verwijderd. De vervangingsmiddelen van de mens worden gebruikt; en wanneer we beseffen dat we zwak zijn of ziek, dan gaan wij, in plaats van terug te gaan naar de oorzaak van alle kwaad (n.l. verwaarlozing van het eenvoudige dieet van het Woord Gods), voort in hetzelfde systeem dat al deze droevige resultaten heeft opgeleverd en proberen hulp te vinden door onze toevlucht te nemen tot de recepten en voorschriften van menselijke oorsprong en door de aanbevelingen van de mensen pasklaar te maken. De ene groep beveelt een nieuw soort 'behandeling' aan; een andere geeft de voorkeur aan 'retraites', die een soort van 'rustkuur' zijn; sommigen maken gebruik van 'opwekkende middelen' en terwijl ze zorgvuldig de materiële wereld mijden, strekken ze de hand uit naar de opwekkende middelen en opwinding van 'campagnes' en 'bijeenkomsten'. Anderen zullen doen alsof de voortdurende 'belijdenis' van al het kwaad dat zij betreuren, dit zou verwijderen of genezen; terwijl weer anderen doen alsof een 'conferentie' over deze zaken de verlangde opluchting zou brengen. Intussen wordt door de bewerkers zelf van deze methoden openlijk erkend dat het christelijk leven op een heel laag peil staat, terwijl het geestelijk leven en de stoere protestantse kracht op een laag pitje brandt. Als een ondervoed paard, dat voortdurend opgezweept moet worden, zo zwiepen deze ondervoede gelovigen zich op; en ze gaan in grote menigtes bij elkaar zitten om zich door anderen op te laten drijven tot hun plichten; in plaats van een goed gevoed paard te zijn waar geen zweep over gelegd hoeft te worden en dat slechts geleid en bestuurd hoeft te worden. Maar dit alles is niet het enige kwaad of de slechtste kant er van. Want wanneer we op dit dieptepunt van geestelijke kracht, ons willen begeven in geestelijk werk voor de Heer, zijn we gedwongen dit werk te doen in de kracht van de oude natuur, het vlees. Dit leidt vanzelfsprekend tot nog grotere narigheid; totdat zij tenslotte 'instorten' en 'weggestuurd' worden, of ze gaan uiteen en alles breekt stuk en komt tot een einde. 0h, dat we hen konden doen zien de ene eenvoudige oorzaak van al dit kwaad, dat algemeen erkend wordt, toegegeven en betreurd. Van het bestaan van dit kwaad wordt getuigd door de pogingen die aan alle kanten gedaan worden om er een oplossing voor te vinden. De wortel van alle narigheid is het verwaarlozen van de door God aangewezen middelen, het voeden op het Woord van God. Dit is het instrument door middel waarvan de nieuwe natuur wordt ingeënt; en dit is het enige middel waardoor het onderhouden, gevoed en versterkt kan worden. Dit Woord Gods is alleen van waarde, als we er zelf van leven en ons voeden; en naarmate wij het op de juiste wijze verwerken en in ons stelsel opnemen. Niemand kan dit voor ons doen. Denk dan ook niet dat wij kunnen leven door toe te zien en andere mensen te zien eten of dat wij kunnen leven door hun werk in te kijken en na te volgen. We moeten ons eigen onderzoek van het Woord verrichten en onze eigen bijbel van tekens voorzien en onze eigen tabellen en analyses maken. We kunnen hier wel door anderen geleid en onderwezen worden en we kunnen aangespoord worden door hun werk en voorbeeld, maar we moeten het elk afzonderlijk voor onszelf doen en we moeten het zelf uit het Woord leren. Nadat we het misschien van anderen gehoord hebben, moeten we zelf daarop voeden om er kracht aan te ontlenen. Alles wat we nodig kunnen hebben voor onze geestelijke gezondheid en kracht is in het Woord van God en de Heilige Geest die het ingegeven heeft, is met ons om ons te onderwijzen en het in onze harten in te geven. Laat al onze afhankelijkheid geplaatst zijn in Hem. Laten we Hem niet kleineren door op de mens te leunen. Leun niet op onze geschriften. Luister er naar alleen in zoverre zij Christus verheerlijken en Zijn Woord groot maken. Alles wat we kunnen doen, is optreden als gids en wegwijzer, om u te vertellen waar het voedsel is, en waar de 'grazige weiden' liggen; en om het nut, de liefelijkheid, de macht en de waarheid van dit hemels voedsel aan te wijzen; en om u te vertellen waar u kunt vinden wat past bij uw behoeften. We hebben hier niet het alleenrecht van. We hebben alleen maar hetzelfde Woord om op te voeden en van te leven. We kunnen het voedsel klaar maken, en het voor u snijden, maar we kunnen het niet voor u eten; u moet dit zelf doen. Het is per slot van rekening eenvoudigweg een kwestie van dieet in de geestelijke, net als zo dikwijls in de natuurlijk sfeer; en de gezondheid van beide kan vastgesteld en bekend worden door dezelfde proefneming, en dat is 'eetlust'. Eetlust in de natuurlijke wereld is het teken van gezondheid. De afwezigheid er van is het tegenovergestelde teken. Zo is het ook in de geestelijke sfeer. Onze eetlust of verlangen om op het voedsel van het Woord Gods te leven, geeft de maat aan van onze geestelijke gezondheid. Met deze maatstaf kunnen wij onszelf beproeven. Deze werkt als de koortsthermometer en stelt ons in staat onze werkelijke geestelijke toestand te constateren en aan te tonen. Alles is afhankelijk van onze geestelijke eetlust voor ons enige geestelijke voedsel, het Woord Gods. Alleen als we niet slechts leven van dit Woord, maar naarmate we het verteren en in ons stelsel opnemen voor onszelf, alleen in zoverre zullen we er nut van hebben. Net als geld, is het alleen van waarde naar verhouding van het plezier, voordeel en werkelijk geluk dat wij er uit halen. Al hadden we een miljoen gulden op de bank, maar we zouden nooit ons chequeboekje gebruiken of dat geld besteden, dan zouden de munten op zich niet meer waarde voor ons hebben dan even zo vele 'fiches', of blijven ze alleen maar een rij cijfers in een boek. God verhoede dat het ook met ons zou gaan met betrekking tot Zijn Woord. We hebben daar alles wat ons in 'nieuwigheid des levens' kan doen wandelen. Hier zullen we alle wapenrusting vinden voor ieder conflict, alle sterkte voor ieder dienstbetoon, alle troost voor ieder leed, alle hulpbronnen voor iedere behoefte. 0, dat dit kostbare woord niet alleen onze wapenrusting mag zijn, of onze voorraadschuur, maar onze tafel. 0, dat wij, door Gods genade, in waarheid zullen kunnen zeggen: 'Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover
mijne tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is
overvloeiende.' Voetnoten: (1) Fil. 3:20, waar het woord 'wandel' in het Grieks politeuma is. Dit is de beste vertaling van het woord. 'Regeringszetel' is veel beter dan 'burgerschap' of 'wandel'. (2) Grieks palacates, verouderdheid, komi alleen hier voor en wordt vertaald met 'oudheid' (3) Het komt vijfmaal voor: Hand. 21:24; Rom. 4:12; Gal. 5:25; 6:16; Fil. 3:16. (4) Grieks, arnesamenos, le aor. part. medium. (5) 'Christus Jezus', volgens Lachmann, Tregelles. (6) Het Gr. woord exartizo werd gebruikt voor het uitrusten van een schip. Alles moest klaar
zijn voor normale vaart, maar ook voor elk noodgeval. Alleen de mens die
Gods Woord in het hart draagt, is zo uitgerust. (klik hier om terug te
gaan) Hoofdstuk VI | Inhoudsopgave | Hoofdstuk VIII |