Er blijven nog enkele punten over met betrekking tot onze verantwoordelijkheid aangaande de twee naturen, die onder het hoofdstuk praktische conclusies vallen of advies, dat logisch volgt uit wat van de Schrift geleerd is. Niet dat we de lezers regels en voorschriften op willen leggen. Maar, nadat we uit het Woord Gods geleerd hebben, zijn er zekere verantwoordelijkheden die onvermijdelijk zijn, indien we de volle zegening en vruchten van deze leer in onze eigen ervaring willen genieten. Het is voor ons niet genoeg 'de waarheid te hebben' met betrekking tot de twee naturen. De waarheid moet ons hebben, indien we de waarde en de macht er van zullen kennen. Indien de waarheid ons heeft, dan: 1. Voorbijgaan aan het vlees
Waarin verschilt dit van de populaire heiligingsleer van tegenwoordig? Weliswaar zal het misschien op een andere manier gesteld worden; het zal misschien vanuit een ander standpunt bezien worden; maar dit is het uiteindelijk doel van hen die de eisen van de oude natuur koesteren of er aandacht aan schenken. De middelen die gebruikt of aanbevolen worden zullen misschien verschillen; maar het verlangde resultaat is het een en hetzelfde, hl. een staat van meer of minder zondeloosheid te bereiken. Dit alles komt uit een wortel, het vlees, met al zijn verlokkingen en eisen, dat niet beschouwd wordt als 'zo goed als dood'. Indien niet op deze praktische plicht gelet wordt, staat de deur wijd open voor iedere vorm van dwaling die zich mag verkiezen voor te doen. Indien we deze verantwoordelijkheid dagelijks in herinnering kunnen houden, zal deze ons er van weerhouden pogingen te ondernemen of plannen te maken die tot doel hebben de koestering of verbetering van het vlees. Het zal ons bewaren voor iedere vorm van modern onderwijs die de hoop zou wekken dat het vlees, door het volgen van zekere voorschriften, uitgeroeid kan worden. Alle twee deze verwachtingen zijn ongegrond en kunnen alleen maar uitlopen in ernstige teleurstelling. Laten we ons niet vergissen met betrekking tot het eerste fundamentele feit en dan zullen wij niet misleid worden door valse verwachtingen dat we door geschikte voeding en training het vlees in geest kunnen veranderen; of dat we door het op een of andere manier te doen versterven, van bevrijd kunnen worden. 2. De oude natuur laten verhongeren De voeding waar de ene zich aan te goed doet, zal de ander om doen komen. En dit feit werkt in beide richtingen. Indien we de oude natuur voeden met menselijke boeken en menselijke leringen, zullen we de nieuwe ondervoed, verarmd en zwak houden. De oude natuur zal zich te goed doen aan algemene literatuur. Maar de nieuwe natuur zal zich alleen te goed doen aan het Woord van God. Zijn woorden 'zijn geest, en zij zijn leven' (Joh. 6:63); en alleen wat geestelijk is, kan door geest verwerkt en opgenomen worden. Vele christenen zijn voortdurend bezig met menselijke gedachten en menselijke hoeken; en dan zijn ze verbaasd over de slechte staat van hun christelijk leven en wandel. Dan snellen ze weg om een of andere nieuwe mode aan te nemen (net als de oude natuur naar opwekkende en pijnstillende middelen grijpt), die belooft het gebrek en de leegte aan te vullen die geschapen is; terwijl het alleen maar een kwestie van dieet is. Indien de mensen, in ons lichamelijke leven, hardnekkig blijven eten en drinken wat slecht voor ze is. moeten ze daar de onvermijdelijke gevolgen van dragen. Precies zo gaat het in de geestelijke sfeer en indien de tastbare resultaten in onze wandel en verkeer gezien worden, is de enige oplossing de oorzaak weg te nemen. Dat zal veel minder kostbaar blijken; veel minder moeite veroorzaken; volkomen doeltreffend blijken; en zal geen teleurstelling met zich brengen. Onze praktische conclusie is dan ook: lees geen enkel boek, luister naar geen enkele spreker, onderwijzer of prediker, tenzij u er zeker van bent dat u meer van Gods Woord zult weten dan tevoren, nadat U dat gedaan hebt. Het maakt voor u niets uit wat een of ander sterfelijk mens denkt. Tenzij hij u kan helpen duidelijker te begrijpen wat God zegt, zal hij een hindernis voor u zijn in plaats van een hulp. U kunt niet gedijen op menselijke woorden. Alleen 'bij ieder woord dat uitgaat uit de mond des Heren zal de mens leven' (Deut. 8:3). Indien u zich voedt met de woorden die uit de mond van de mens uitgaan, zult u van honger omkomen. Gods woorden zijn 'geest en leven'. Spreek niet zoveel over de Schriften. Wees meer bereid om deze tot U te laten spreken. In een gesprek er over, doe als Ezra de schriftgeleerde deed. In plaats van te proberen zich op onvolmaakte wijze te herinneren wat het Woord zegt en dus het vaak verkeerd te citeren, 'open het boek' (Neh. 8:5). Laat het voor zichzelf spreken. De woorden ervan zijn belangrijker dan uw eigen, want God is met deze woorden om ze doeltreffend te doen werken. Bind het Woord op uw hart. Want:
U zult merken dat de mensen altijd klaar staan om over ieder onderwerp te praten, behalve over God en Zijn Christus, en Zijn Woord. Zij zullen over de mens spreken en het nieuws van de wereld. Op zondag zullen ze dit afwisselen door te spreken over kerken en predikanten en preken en kerkdiensten, maar het is nog altijd de mens! Zij die de nieuwe natuur bezitten, constateren dat deze dingen niet bevredigen; zij laten een verlangen achter naar iets beters. Niets zal ooit bevredigen dan God Zelf, en het Levende Woord en het geschreven Woord. Indien de 'lofzang Davids' (Ps. 145) waar was van hem, hoeveel te meer zal het waar zijn van ons. Hoe zullen wij dan niet zeggen:
Dit zal blijken een heel andere praktische conclusie te zijn dan praten over de welsprekende woorden van iemand, of de inconsequente daden van een ander, of de grote werken van weer een ander. De eerste zaait naar de geest, de tweede zaait naar het vlees. Zal onze nieuwe natuur gedijen en zullen wij er 'goed gevoed en welgedaan uitzien', dan moeten we ons voeden met de woorden Gods en zo de oude natuur de hongerdood doen sterven (Gal. 6:8). We moeten ofwel bezig zijn met het vlees, ofwel met de geest; met de oude natuur of met de nieuwe; en naarmate wij de ene zaaien of de andere, moeten wij oogsten. Dit is de onopgesmukte waarheid en leer ons gegeven in Galaten 6:7, 8, beginnend met de plechtige waarschuwing 'dwaalt niet', gegeven aan de heiligen in Galatië, die, nadat ze hun wandel in de geest (of nieuwe natuur) begonnen waren, proberen volmaakt te worden in het vlees (Gal. 3:3). Zij hadden 'goed gelopen', maar er was iemand gekomen en had hen in de weg gelopen, zodat zij deze belangrijke waarheid en leer (Gal. 3:7) vergaten en er niet aan gehoorzaamden en die wij nu trachten uit te leggen. We verlangen allemaal (volgens het verlangen van onze nieuwe natuur) zo te wandelen dat wij 'de lusten van het vlees niet voldoen' (de oude natuur). Wat moeten wij dan doen om aan deze verlangens van ons te voldoen? Velen plaatsen zich onder een juk van slavernij en proberen voorschriften te gehoorzamen en doen beloften en geven panden en dragen insignes. Maar het is allemaal tevergeefs. Dit alles, in plaats van het vlees te verzwakken, versterkt het alleen maar door het te bedienen en door onze gedachten er mee te vullen. Gods weg is veel eenvoudiger. Deze is:
Dit is Gods belofte en Gods voorschrift. Probeer het maar! Het zal U geheel bevrijden van de handen der mensen. Het zal U verlossen van een verschrikkelijke slavernij. Het zal vrede en zegening brengen in uw leven. Het zal U verfrissing en rust geven. Wandel volgens de pneuma, houd U bezig met de nieuwe natuur; voorzie in zijn behoeften; verzorg het op iedere mogelijke manier en die alleen; en U hebt Gods woord er voor dat uw wens vervuld zal worden. Hij verzekert U dat 'Gij geenszins de lusten des vlezes zult voldoen.' Deze uitdrukking ou me, geenszins, is de allersterkste die gebruikt kan worden! Het is een dubbele ontkenning en legt de nadruk op en versterkt de bewering in zo grote mate dat zo vaak hij door een mens werd gebruikt, er niets van terecht kwam. (2) Maar zo vaak dit woord door de Heer werd gebruikt, werd het op stellige en zekere wijze in overvloedige mate vervuld. Toen Hij zei 'Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen' (Joh. 6:37), gebruikt hij de uitdrukking ou me, in geen geval, geenszins, zal Hij buiten werpen. Precies hetzelfde is het geval met de Goddelijke verzekering uit Galaten 5:16 'Gij zult geenszins de lusten van het vlees vervullen.' Laten we vol dankbaarheid rust vinden in deze Goddelijke verzekering. 3. Onszelf nooit onder de wet
brengen Dit is wat de Schrift bedoelt met 'vervallen van de genade' (de N.V. zegt: 'buiten de genade staan', Gal. 5:4). Dit betekent niet zondigen of afvallig worden; maar het betekent wandelen volgens de oude natuur in plaats van volgens de nieuwe; zich daarmee bezig houden; daar aandacht aan besteden, in plaats van aan de nieuwe. 'Gij zijt los van Christus (3) , als gij door de wet gerechtigheid verwacht' (Gal. 5:4). Geen wonder dan ook dat dit belangrijke hoofdstuk (Gal. 5) met de plechtige aansporing begint: 'Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen.' Stel U niet onder beloftes van welke aard ook. Laat U niet een of ander etiket opplakken. Dat zijn alleen maar etiketten van slavernij. Het zijn de tekenen van het 'slavenjuk' waar U zich onder gesteld heeft. Zij geven aan dat de genade niet in staat is u vast te houden zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van menselijke hulp en steun. In de praktijk ontkennen zij de goddelijke zekerheid:
Wel zullen we altijd onze zwakheid voelen, door het vlees dat in ons is; maar daar wordt voor gezorgd door 'de God van alle genade'; want Hij heeft gezegd:
Vermijd dan ook alle 'regels voor het dagelijks leven', alle 'richtlijnen', of gidsen voor het leven van 'een vroom leven'. Schuw ze zoals u een bedrieglijke vijand zou schuwen. Staak alle pogingen het vlees te verbeteren of dat kwijt te raken. Voed de nieuwe natuur regelmatig met het voedsel dat door God gegeven is en alle andere dingen zullen op de juiste plaats staan. Heb het volste vertrouwen in de genade van God en de macht van God (2 Kor. 12:9). En wees niet afhankelijk van hulp buiten het Woord van God. 4. Het verschil tussen godsdienst
en het geloof in Christus Zijn voorbeeld zal ons meer helpen dan een voorschrift. Hij vertelt hoe geweldig veel reden hij had om 'te vertrouwen in het vlees', wat hij eens deed als een strikte godsdienstige Jood. Hoeveel vertrouwen in het vlees anderen ook mogen hebben, hij kon toch altijd zeggen: '1k nog veel meer': en dat noemt hij op in zeven bijzonderheden (Fil. 3:5, 6). Maar al die tijd was bij blind. Hij had nog geen nieuwe natuur ontvangen waardoor de oude en zondige (alhoewel godsdienstige) natuur aan het licht kwam. Maar toen bij die kostbare gave van de nieuwe natuur ontving, toen ontdekte hij dat bij in werkelijkheid al die tijd 'een godslasteraar en een vervolger en een geweldenaar' geweest was, dat hij onder de zondaars 'een eerste plaats innam' (1 Tim. 1:13-16). Op die manier kon hij, wat betreft godsdienst, zeggen: '1k nog veel meer'; en wat betreft zondaars, 'ik de voornaamste'. Maar toen zijn ogen geopend waren om de Here Jezus te kennen als zijn Verlosser en Heer, toen was hij alleen maar veel te dankbaar zodat hij al zijn godsdienst wegwierp die hij als Jood had, ter wille van de uitnemendheid van Christus Jezus zijn Heer (Fil. 3:8). Hij rekende dit alles alleen maar schade en vuilnis, in vergelijking met Christus. Hij ruilde niet de 'Joodse godsdienst' om voor de 'Christelijke godsdienst'; maar hij gaf uit dankbaarheid alle godsdienst op voor Christus. Wat betreft zijn plaats voor God, was hij er trots op dat hij nu 'in Hem gevonden werd (vers 9). Zijn nieuwe doel als Christen was 'Hem te kennen' (vers 10). Zijn hoop was 'aan Hem gelijkvormig' te worden in de heerlijkheid van de opstanding (vers 21). Het gold alles 'Hem'. Als Jood had hij de hoop van de opstanding, maar hij gaf dat graag op voor de hogere hoop om deel te hebben in wat hij noemt 'de uitopstanding van tussen de doden uit (vers 11), die hem ten deel was gevallen als lid van het ene geestelijke Lichaam van Christus. Dit betekent niet dat hij, als christen, hoopte dat hij door bepaalde inspanningen een of ander voordeel kon verkrijgen boven andere christenen. Maar wel dat bij als christen (d.w.z. een mens die in Christus is) al een hogere hoop had dan alles wat de 'godsdienst der Joden' hem ooit kon geven. Hij spreekt niet over het opgeven van zijn zonden, maar over het opgeven van zijn 'winst'. Alles wat hij eens als godsdienstige winst beschouwde, beschouwde hij nu als vuilnis in vergelijking met de werkelijke 'winst' die hij bad in de voortreffelijkheid van de kennis van Christus Jezus zijn Heer; want hij bad 'de kracht van Christus' opstanding' leren kennen, en wat dat betekende voor de leden van het Ene lichaam: voor allen die deel hadden aan Zijn lijden en met Hem gestorven waren in Zijn dood (vers 10). Niets minder dan dit is het Christelijk geloof. Alles wat hierin tekort schiet is godsdienst. Het Christelijk geloof wordt niet gevormd door geloofsartikelen of belijdenissen; niet uit kerken, lidmaatschappen en wat al niet; maar uit een Persoon. God gave dat ieder van onze lezers door genade in staat gesteld moge worden van al hun veronderstelde voordelen in het vlees te zeggen: 'Maar alles wat mij winst was, heb ik om Christus' wil schade geacht' (Filipp. 3:7). 5. De weg van verdriet en strijd Dit is om ons ervan te doordringen dat we niet moeten uitzien naar verandering in de oude natuur; geen verandering onder de tegenwoordige omstandigheden. Alles waar we toe aangespoord worden is om voor ogen te houden dat wij zonen zijn van de vrije vrouw en niet van de slavin; en dat wij moeten 'stand houden in deze vrijheid' (Gal. 5:1). Wat een heerlijke vrijheid! Het woord 'destijds' in Gal. 4:9 wijst terug naar Ismaël en Izaäk, maar het wijst zelfs nog verder terug, helemaal naar Kaïn en Abel, en de godsdienstige haat die uitliep op, en die, als het maar even mogelijk is, altijd zal uitlopen op moord. Het wijst ook op het feit dat het de godsdienstige groep onder de Joden was, niet de schare, maar de 'overpriesters', die besloten tot de kruisiging van de Here Jezus (4) . En zo is het ook 'nu'.
En deze vervolging zal hoofdzakelijk komen van het godsdienstige vlees. Wie onder ons zal niet met droefheid moeten toegeven dat zijn voornaamste moeilijkheden hem overkwamen door de werkzaamheden van het vlees in zijn mede-gelovigen? In plaats dat de vervolgingen zoals vroeger van de wereld kwamen en iemands botten braken, komen ze nu van medegelovigen en breken de harten! Toen Saulus met grote ijver zijn godsdienst beleefde, was hij een ijverig vervolger (Fil. 3:6). Het is de godsdienst die het bloed van de heiligen vergoten heeft; het is de godsdienst die de rijen van dat 'edele leger van martelaren' gevuld heeft.
In verband hiermee krijgen we te horen: 'Verwondert U niet, broeders, wanneer de wereld u haat' (1 Joh. 3:1, 13).
Als deze woorden 'destijds' golden voor de apostelen
tot wie ze gesproken werden, hoeveel te meer zullen ze 'nu' in onze ervaring
gelden. Laten we ons, als bezitters van de nieuwe natuur, dan ook niet
verbazen over deze strijd met de oude natuur in ons, noch over de strijd
met hen die ons omringen: maar laten we er veeleer blij over zijn dat
wij juist door deze strijd zeker weten dat wij 'zonen van God' zijn, en
'Zijn maaksel'. Dit is het zekerste bewijs dat wij kunnen hebben dat we,
als kinderen van God uit deze wereld uitgekozen zijn. En laten 'wij het
voor enkel vreugde houden' als we het voorrecht ontvangen iets voor Hem
te lijden, die alles voor ons heeft geleden - 'om de vreugde, die vóór
Hem lag'. Voetnoten: (1) Dit is een vèr-reikend feit. We kunnen niet in twee omgevingen tegelijkertijd leven. Het is onmogelijk ingezetene van twee landen tegelijkertijd te zijn; in het ene land genaturaliseerd worden, berooft iemand automatisch van de rechten en voorrechten van het andere. We kunnen niet in het ene veld zaaien en op het andere oogsten. Dit zijn fundamentele wetten in de natuurlijke zowel als in de geestelijke sfeer. (2) Petrus zei (Matth. 15:22): 'Dit zal U geenszins gebeuren.' Maar het gebeurde. Petrus beweerde ook (Matth. 26:35): 'Ik zal U geenszins verloochenen'. Toch deed hij het. Petrus zei (Joh. 13:8): 'Gij zult geenszins mijn voeten wassen.' Toch deed Christus het. Thomas zei (Joh. 20:25): 'Tenzij ik zal zien ... en mijn vinger leg ... en mijn hand steek … zal ik geenszins geloven'. Toch geloofde hij. We vinden deze herhaalde ontkenning in Hebr. 13:5 in beide zinnen: 'Ik: zal U geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten'. Voor andere voorbeelden van deze sterke ontkenning: Matth. 5:18, 20; 24:35; Lukas 22:67, 68; Joh. 4:14; 6:35; 8:12, 51, 52; 10:5, 28, enz. (3) Grieks: Gij zijt van kracht beroofd weg van Christus. Herziene Voorhoeve-vertaling geeft: U bent van elke zegen in Christus beroofd. En vergelijk vooral de aantekening die deze vertaling bij dit vers geeft. (4) Zie
Matth. 26:59; 27:1,20; Markus 15:11; Lukas 23:18; Joh. 18:35,40; 19:6,15.
|