Inleiding | Inhoudsopgave | Hoofdstuk II


I. De namen en eigenschappen
van de oude natuur




1. 'Het vlees'
We lezen in Joh. 3:6: 'Wat uit het vlees geboren is, is vlees'. Het ontstaat door geboorte en wordt verwekt door een gevallen mens. Betreffende dit vlees wordt ons gezegd:

  • het 'kan God niet behagen' (Rom. 8:8);
  • het 'doet geen nut' (Joh. 6:63);
  • er 'woont geen goed in' (Rom. 7:18).

Dit nu is een hoogst belangrijke en principiële waarheid. De vraag is: geloven we het? Geloven we God of de mens? Indien we God geloven, zullen we inzien dat vrijwel alles wat onder de naam van openbare eredienst' doorgaat, ijdelheid is. Ware eredienst moet geheel die van de geest zijn, of van de nieuwe natuur. We moeten in staat zijn met Maria te zeggen: "mijn ziel maakt groot de Here, en mijn geest heeft zich verblijd over God'.

Alleen als verlosten kunnen wij in waarheid aanbidden. Indien het vlees van zichzelf 'geen nut doet', dan is het duidelijk dat wij God niet kunnen dienen met de zintuigen (die alle deel uitmaken van het vlees). We kunnen niet aanbidden door met onze ogen te kijken naar een sacrament. We kunnen niet aanbidden door met onze neuzen wierook te ruiken. We kunnen niet aanbidden door met onze oren te luisteren naar muziek. Alles wat van het vlees afkomstig is 'doet geen nut'. God 'ziet het niet aan' en het is vergeefse moeite. Protestantse christenen zullen het met ons eens zijn als we spreken over het staren naar een sacrament, of het ruiken van wierook; maar hoe staat het met de andere zintuigen van het vlees? Hoe staat het met de oren en de kelen?

De kerken schijnen allemaal enthousiast over muziek te zijn; en gelet op de kerkkoren, solo's en koorzang, gezangen, en zelfs string bands en andere moderne ritmiek en muziek, en niet te vergeten de 'prediking van het woord in lied', zijn we in een tijd terechtgekomen, waarin het 'vlees' oppermachtig schijnt te zijn in alles wat nog de naam draagt van eredienst en verkondiging. Maar helaas! het 'doet geen nut'. Deze vloedgolf rukt op, zij aan zij met een andere waarvan de leuze is 'wordt vervuld met de Geest'. Maar het Woord der Waarheid wordt verkeerd gesneden, want er wordt een punt gezet achter het woord Geest.

En zodoende ziet men niet dat, als we vervuld worden met de Geest, dit in het resultaat te zien is, nl. "en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt in uw hart (en niet alleen maar in uw keel, en ook niet voor een of ander publiek of vergadering, maar) den Here.' Een 'muzikaal gehoor' wordt niet verlangd, maar een muzikaal hart. Uit deze naam voor de oude natuur leren we dat 'het vlees geen nut doet'. Dit belangrijke feit is principieel voor het christelijk geloof, terwijl het tegendeel waar is voor godsdienst. Godsdienst is een zaak van het vlees, christelijk geloof is een zaak van Christus en de nieuwe natuur (die pneuma-Christou, of Christus-geest, is). Daar zullen we nog over spreken.

De oude natuur wordt verder genoemd:

2. 'De natuurlijke mens'
We lezen: 'maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden.' (1 Cor. 2:14).

In de structuur van dit gedeelte van 1 Corinthiërs correspondeert vers 14 met vers 8, waar we lezen dat 'niemand van de oversten dezer eeuw van de verborgen wijsheid Gods wist', want dan zouden zij Hem niet gekruisigd hebben. En zelfs nu deze 'geopenbaard' is (1 Cor. 2:10), kan de natuurlijke mens er geen weet van krijgen, omdat deze wijsheid alleen onderscheiden wordt door de geest, ofwel de nieuwe natuur in ons, geschapen en verlicht door de Heilige Geest. Dit is beslissend wat betreft aard, invloed, neiging en toestand van 'de natuurlijke mens' betreft; wat betekent een mens van nature, zoals hij in de wereld geboren wordt. Verder wordt hij genoemd

3. 'De oude mens'
En wat wordt er van hem gezegd? We leren dat hij 'ten verderve gaat, door zijn misleidende begeerten' (Ef. 4:22). De oude mens is vol begeerten en lusten. Deze begeerten zijn vol bedrog en misleiding. Zij zijn in elk opzicht in strijd met God, in strijd met Zijn Geest en Zijn Woord; en met de nieuwe natuur, de geest, wanneer deze eenmaal in ons ingeplant is. In verband hiermee wordt hij genoemd

4. 'De uitwendige mens'
Daar hij dat is wat gezien wordt en wat in feite aan verval onderhevig is (2 Cor. 4:16), en dit van dag tot dag. Dit leert ons dat wij, zolang wij in het vlees zijn, deze 'last' moeten dragen; en dat geen instelling die verband houdt met wat vervalt, zelfs maar van het geringste nut kan zijn op dat gebied waar alles is en moet zijn geestelijk, d.w.z. van de Geest.

5. 'Het hart'
D.w.z. het natuurlijke hart, dat 'arglistig is boven alles, ja, verderfelijk' (Jer. 17:9), zo arglistig dat het ons voortdurend bedriegt en verraadt: zo arglistig dat alleen God het werkelijk kan kennen. In Matth. 15:19 leert de Here Jezus ons ook het een en ander aangaande het hart van de natuurlijke mens: 'want uit het hart komen de slechte gedachten, de moorden, echtbreuken, diefstallen, valse getuigenverklaringen en godslasteringen.'

Men spreekt wel eens over 'verandering van hart', maar dit wordt niet veranderd. Er moet een 'nieuw hart' gegeven worden. Men mag dan al spreken over verbetering van het hart of de natuur van de mens, maar het oude hart kan niet verbeterd worden; en het nieuwe hart heeft geen verbetering nodig. Spiritisten en theosofen spreken over 'het goddelijke in de mens' en tonen hoe deze 'oude gedachte uit het Oosten, de wieg van alle wijsheid, doordringt in de godsdiensten van het Westen'. Dit is maar al te waar, maar het is een leugen van de Satan, waar we Gods waarheid tegenover willen stellen. Zelfs de mens is soms gedwongen deze te beamen en te erkennen dat al zijn pogingen om 'het hart' van de mens te verbeteren tot mislukking gedoemd zijn.

Een andere naam die in het Woord van God aan de oude natuur gegeven wordt, luidt:

6. 'de gezindheid van het vlees'
Dit aspect van de oude natuur is zelfs nog ernstiger. Díe hebben meer betrekking op daden, en toestand, en aard; maar deze heeft betrekking op de gedachten; op de verstandelijke bezigheden, en de overleggingen en verbeelding van de natuurlijke mens (Rom. 8:7). Dat deze tegengesteld zijn aan Gods gedachten, bleek reeds heel vroeg:

'al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten was te allen tijde slechts boos' (Gen. 6:5).

En God heeft van deze overleggingen van het vlees duidelijk gezegd dat 'Mijn gedachten niet uw gedachten zijn en uw wegen niet Mijn wegen' (Jes. 55:8). Deze 'gezindheid van het vlees' is 'vijandschap tegen God'. 'Want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens het kan dat ook niet.' En het kan 'God niet behagen'.

De 'gezindheid' (1) is de bron van de gedachten, en de gedachten zijn de bron van de daden. 'De gezindheid van het vlees' is dan ook dat deel van het vlees dat denkt - en de gedachten er van zijn altijd tegengesteld aan God en hebben de 'aard van zonde'.

Dit brengt ons tot de laatste van de namen die in de Schriften aan de oude natuur gegeven worden:

7. 'zonde'
We moeten onderscheid maken tussen 'zonde' en 'zonden'. 'Zonde' is de wortel, 'zonden' zijn de vruchten. In Romeinen, van hoofdstuk 1:16 tot hoofdstuk 5:11, wordt gesproken over 'zonden', beschouwd als het resultaat van de oude natuur; en de apostel toont ons hoe zij weggedaan worden en hoe God rechtvaardig kan zijn en toch de zondaar kan rechtvaardigen, die behouden is op grond van geloof in plaats van op grond van wetsbetrachting. Van Rom. 5:12 tot 8:39 wordt over 'zonde' gesproken: de oude natuur. Want hoewel de zondaar in Christus gerechtvaardigd wordt, gevoelt hij nog altijd de werking van de oude natuur, en ondergaat hij de strijd tussen de oude natuur en de nieuwe natuur.

Het doel van dit gedeelte van Romeinen is ons te leren dat, al zien we nog altijd de vruchten, we de oude boom moeten beschouwen alsof hij dood was en het er voor te houden dat we in Christus' dood gestorven zijn. Er heeft geen verandering plaats gevonden. De wortel blijft nog altijd staan. De verandering ligt in onze positie ten opzichte van God. We leven op een hoger plan: 'we wandelen door geloof'; en door geloof houden wij het er voor dat we, hoewel het vlees nog in ons is, 'niet in het vlees' zijn; en ondanks de vruchten die we van tijd tot tijd zien, geloven we God wanneer Hij ons zegt dat de boom, in Zijn ogen, verdoemd is.

Een nieuwe loot is ingeënt, die slechts vruchten 'Gode waardig' kan voortbrengen, terwijl alles wat door de oude stam voortgebracht wordt (ònder de plaats waar de nieuwe loot is ingeënt) waardeloos is en door de hand van de grote Landman weggesnoeid wordt. Wij zijn Zijn 'kweek'. Hij ent de nieuwe natuur op ons in; en wij geloven Hem als Hij ons vertelt over alle grote dingen van het werk dat Hij gewrocht heeft.


Voetnoten:

(1) De 'gezindheid' hier is phronema, niet nous, dat gebruikt wordt van de nieuwe natuur in Rom. 7:23, 25. Het woord 'begeerten', 'wil' wordt ook gebruikt van de oude natuur in Ef. 2:3, maar is daar dianoia, gedachten. (klik hier om terug te gaan.)



Inleiding | Inhoudsopgave | Hoofdstuk II



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden