De Twee Babylons

Alexander Hislop


Appendix Q
Het doden van de getuigen



Is het verleden tijd of moet het zich nog voltrekken? Dit is een belangrijke vraag. De populaire opvatting is nu dat dit zich enige eeuwen geleden heeft afgespeeld, en dat een dergelijk lijden van de heiligen Gods zich niet opnieuw zal voordoen, zoals dit het geval was voor de tijd van de Reformatie. Dit is de essentie van een werk dat juist is verschenen met de titel The Great Exodus, hetgeen aan wil tonen dat hoezeer de waarheid ook geweld wordt aangedaan, en hoezeer de heiligen Gods ook bedreigd zullen worden, en hoezeer hun tranen ook zullen worden opgewekt, zij geen echte reden hebben om bevreesd te zijn, want de Rode Zee zal opensplijten, het volk van God zal er met droge voeten doorheen gaan, en al hun vijanden zullen net als Farao en zijn menigte wegzinken in een overweldigende vernietiging. Indien deze leerstelling, onderschreven door een aantal van de meest nuchtere uitleggers van de Schriften van deze tijd, met inbegrip van mannen als Brown of Haddington, Thomas Scott en anderen, gegrond is, dat wil zeggen, dat het doden van de getuigen nog steeds moet plaatsvinden, dan is deze theorie niet alleen een waanidee, maar ook nog een van het allerergste soort, een waanidee dat, door belijdende christenen af te leiden, en hun een excuus te geven om het rustig aan te doen in plaats van op wacht te blijven staan en vrijmoedig en onversaagd te getuigen van Christus, juist de weg bereidt voor de uitroeiing van het getuigenis, zoals ook is voorspeld.

Ik zal mij niet begeven in een historische uiteenzetting over de vraag of het juist was dat de getuigen gedood werden voordat Luther verscheen. Degenen die een historische verhandeling willen zien over dit onderwerp, kunnen dit lezen in de Red Republic, dat naar ik meen nog niet van een weerwoord is voorzien. Ook vind ik het niet de moeite waard om in het bijzonder de gedachten van Dr.Wylie te onderzoeken, en ik houdt deze dan ook voor een wilde speculatie, dat de 1260 dagen, gedurende welke de heiligen van God in Bijbelse tijden om wille van de rechtvaardigheid moesten lijden, gesymboliseerd door de "zeven tijden" die Nebuchadnezar moest ondergaan, toen hij als de vertegenwoordiger van de "wereldlijke macht" leed vanwege zijn godslastering. (30)

Maar ik vraag de aandacht van de lezer slechts voor het volgende, dat zelfs in de theorie van Dr.Wylie de getuigen van Christus onmogelijk hun getuigenis hebben kunnen afsluiten voordat het decreet van de onbevlekte ontvangenis kwam. De theorie van Dr.Wylie en van degenen die dezelfde mening hebben als hij, is dat "het voleindigen van het getuigenis" betekent "het voltooien van de elementen" van het getuigenis, en het afleggen van een volledige getuigenis tegen de dwalingen van Rome. Dr.Wylie zelf geeft toe dat "het dogma van de onbevlekte ontvangenis (dat slechts recentelijk is afgekondigd) Maria waarlijk goddelijk verklaart, en haar op de altaren van Rome plaatst als nagenoeg het enige voorwerp van aanbidding," (The Great Exodus, p.109). Dit had nooit eerder plaatsgevonden, en daarom waren de dwalingen en godslasteringen van Rome niet compleet totdat dit decreet was uitgegaan, en zelfs dan nog. Indien nu de afval van Rome niet compleet was tot aan de tijd waarin wij leven, en indien zij tot een hoogte gestegen zijn zoals nooit tevoren aanschouwd was, zoals de meeste mensen instinctief aanvoelden en ook verklaarden, toen het decreet werd uitgevaardigd, hoe kon dan het getuigenis van de getuigen "compleet" zijn vóór de dagen van Luther! Het voldoet niet te zeggen dat de geest van dit decreet al lang tevoren werkzaam was.

Hetzelfde kan gezegd worden van de voornaamste dwaling van Rome lang voor de dagen van Luther. Deze werden in wezen allemaal ontwikkeld vanaf de tijd dat Gregorius de Grote de opdracht gaf om het beeld van de maagd mee te dragen in de processies, om de Allerhoogste te smeken de plaag van de pest weg te nemen van Rome, toen deze pest zo'n commotie veroorzaakte onder de bevolking. Maar dit toont op generlei wijze aan dat zij "compleet" waren, of dat de getuigen van Christus hun getuigenis konden beëindigen door volledige getuigenis af te leggen tegen de dwalingen van de afgod en het Pausdom. Ik leg deze gedachte voor aan de intelligente lezer om onder gebed overdacht te worden. Indien wij geen begrip hebben van de tijden, dan is het zinloos te verwachten dat wij zullen weten wat Israël zou moeten doen. Indien wij zeggen "Vrede en geen gevaar" als de moeilijkheden naderen, of de aard van het gevaar, dan kunnen wij niet bereid zijn voor de grote strijd wanneer die komt..

Voetnoten

[30] De auteur maakt niet zelf de vernedering van de Babylonische koning tot type van de vernedering van de Kerk. Hoe kan hij dan bepalen of er verband bestaat tussen "de zeven tijden" in het ene geval met "de zeven tijden" van het andere geval? Hij ment dat hij kan volstaan met het aanwijzen van één punt van overeenkomst tussen Nebuchadnezar, de vernederde despoot, en de "wereldmacht" die de kerk onderdrukte gedurende de twee perioden van resp. "zeven tijden". Men kan zich afvragen of deze "wereldmacht" reeds bestond voordat "de zeven tijden" begonnen. Maar afgezien daarvan volgt hier het belangrijkste bezwaar tegen deze visie. De krankzinnigheid in het geval van Nebuchadnezar was slechts opgelegd, in het andere geval betrof het zonde. De krankzinnigheid van Nebuchadnezar leidde niet voor zover wij weten tot het onderdrukken van één enkele persoon; de krankzinnigheid van de "wereldmacht" wordt volgens deze theorie wezenlijk gekenmerkt door de onderdrukking van de heiligen. Kan er nog meer gebrek aan analogie gevonden worden tussen te twee gevallen? De "zeven tijden" van de Babylonische Koning waren zeven jaren van vernedering en uitsluitend vernedering. De lijdende vorst kan geen type zijn van de lijdende Kerk, en nog minder kunnen deze "zeven tijden" van zware vernedering, toen alle macht en glorie van hem werd afgenomen, een type zijn van de "zeven tijden" van de "wereldmacht", als die "wereldmacht" alle glorie en heerlijkheid van de aarde in zich verenigt. Dit is het voornaamste bezwaar tegen deze theorie. Laat de lezer kennis nemen van de volgende zin uit het onderhavige werk, en laat hem dit vergelijken met de historische feiten, en hij zal nog meer zien hoe ongefundeerd deze theorie is: "Hieruit volgt ontegenzeggelijk," volgens de auteur (pp.184, 185) "daar de kerk getyranniseerd moet worden door de overspelige macht gedurende de gehele periode van de zeven tijden, zij gedurende de eerste helft van de zeven tijden onderdrukt zal worden door afgoderij van het heidendom, en gedurende de laatste helft door het pausdom."

De eerste helft nu, of de 1260 jaren, gedurende waarin de kerk onderdrukt zou worden door de heidense afgoderij, zou precies in 530 of 532 tot een einde zijn gekomen, toen plotseling Justinianus het tafereel veranderde en een nieuwe onderdrukker ten tonele voerde. Maar ik vraag mij af waar de "wereldmacht" was tot aan 530, die "afgoderij bedreef in de vorm van het heidendom"? Minstens vanaf de tijd rond 376 schafte Gratianus formeel de verering van afgoden af, en confisceerde alle inkomsten, zodat men zich kan afvragen waaruit zo'n heidense en vervolgende macht dan bestaan zou kunnen hebben. Er zit een aanzienlijk gat tussen 376 en 532. De vermeende juistheid van de theorie verlangt dat het heidendom, en wel het belijdende heidendom in het bijzonder, de kerk tot aan 532 vervolgd zou hebben, maar gedurende 156 jaar was er helemaal niet zoiets als een heidense "wereldmacht" om de kerk te vervolgen. "De benen van een lamme," zegt Salomo, "zijn ongelijk", en indien in de 1260 jaren van heidense vervolging 156 van de voorspelde periode ontbreken, dan moet het toch duidelijk zijn dat de theorie ten minste aan één kant mank gaat. Maar ik vraag mij af of de feiten overeenstemmen met de theorie, zelfs met betrekking tot het einde van de 1260 jaren in 1792, tijdens de Franse Revolutie.

Indien de 1260 jaren van Pauselijke onderdrukking toen eindigden, en indien toen de Oude van dagen aanving met het laatste oordeel over het beest, dan begon Hij ook iets anders. Dit blijkt uit het taalgebruik van Daniël in Dan.7:21, 22: "Ik zag dat die horen strijd voerde tegen de heiligen en hen overmocht, totdat de Oude van dagen kwam en recht verschafte werd aan de heiligen des Allerhoogsten, en de tijd naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit kregen." Dit taalgebruik impliceert dat het oordeel over de kleine horen, en het aan de heiligen geven van "het koningschap" gebeurtenissen zijn die gelijktijdig plaatsvinden. Lang is de heerschappij over de koningschappen in handen geweest van wereldse mensen die God niet kenden en Hem niet gehoorzaamden, maar nu hij aan wie de koninkrijken toebehoren, over Zijn vijanden komt oordelen, komt Hij ook om de heerschappij te ontnemen van hen die deze misbruikt hebben en over te dragen in de handen van hen die God vrezen en zich in hun gedrag hebben laten leiden door Zijn geopenbaarde wil. Dit is klaarblijkelijk de betekenis van de goddelijke uitspraak. Indien nu wordt verondersteld dat 1792 het voorspelde tijdstip was waarop de Oude van dagen is teruggekomen, dan volgt hieruit dat sindsdien de principes van Gods Woord steeds meer invloed zijn gaan uitoefenen op de regeringen in Europa, en dat goede en heilige mannen in de geest van Nehemia en Daniël hoge en invloedrijke positie ingenomen moeten hebben. Is er één natie in heel Europa die heden ten dage volgens Schriftuurlijke principes handelt? Doet Engeland dit zelf dan wel? Het is waarachtig een notoir feit dat amper drie jaar na het tijdstip waarop de heerschappij der rechtvaardigheid had moeten beginnen, het principeloze beleid juist een aanvang nam, en hierdoor nauwelijks een spaan is overgebleven van het respect dat er was voor de eer van de "Prins van de koningen der aarde" met betrekking tot het openbare bestuur van deze natie. Het was in 1795 dat Pitt en het Britse Parlement een wet goedkeurden voor de oprichting van het Rooms Katholieke Seminarie in Maynooth, hetgeen het begin was van een beleid waardoor de Man der Zonde verheven werd tot een invloedrijke positie in dit land, en waardoor wij, indien de Goddelijke genade niet op miraculeuze wijze ingrijpt, worden teruggevoerd tot een algehele slavernij onder de Antichrist. Toch zou volgens de theorie van The Great Exodus juist het tegenovergestelde het geval moeten zijn geweest.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden