De Twee Babylons
Alexander Hislop
Appendix P
De Romeinse keizerlijke standaard van de Draak
een symbool van vuuraanbidding
De passage van Ammianus Marcellinus, die van deze standaard melding maakt, noemt hem "purpureum signum draconis" (boek XVI, h.12, p.145). Naar aanleiding hiervan kan de vraag gesteld worden: heeft de titel purpureum, die de kleur van de draak weergeeft, te maken met vuur? Het volgende citaat uit Salverté werpt hier licht op:
"De draak was een van de militaire versierselen van de Assyriėrs. Kores zorgde ervoor dat deze ook door de Meden en de Perzen werden overgenomen. Onder de Romeinse keizers en onder de keizers van Byzantium droeg iedere cohort of centurie een teken van een draak." (Des Sciences Occultes, Appendix, noot A, p.486).
Er bestaat geen twijfel over dat de draak- of slangestaf van de Assyriėrs en Perzen betrekking had op de vuuraanbidding, terwijl de verering van het vuur en van de slang bij beide volken vermengd werd (zie LAYARD, Nineveh and its Remains, deel II, pp.468, 469). Daar de Romeinen hun standaarden kennelijk hiervan hadden geleend, mag worden aangenomen dat zij daaraan dezelfde waarde toekenden als degenen van wie zij deze hadden overgenomen, zeker daar dit zo nauwkeurig overeen kwam met hun eigen systeem van vuuraanbidding. De titel purpureus of "purper" roept bij ons niet de gedachte op aan de kleur van vuur. Maar het heeft wel de sensatie van de kleur rood, die in welke tint dan ook bijna zonder uitzondering onder de heidense volken het vuur voorstelde. De Egyptenaren (BUNSEN, bundel I, p.290), de Hindoes (MOOR, Pantheon, "Brahma", p.6), de Assyriėrs (LAYARD, Nineveh, etc., deel II, h.3, p.312, de noot), allen gebruikten de kleur rood om vuur voor te stellen. De Perzen deden hetzelfde, want toen Quintus Curtius de magiėrs beschreef als degenen die "het heilige en eeuwige vuur" navolgden, beschreef hij de 365 jongelingen, die de rij der magiėrs vormden, gekleed in "punceis amiculis", ofwel "scharlaken gewaden" (boek III, h.3, p.42); de kleur van deze gewaden had zonder twijfel te maken met het vuur, waarvan zij de vertegenwoordigers waren. Puniceus is hetzelfde als purpureus, want het was in Phoeniciė dat de purpura of purper-vis oorspronkelijk gevonden werd. De kleur die men aan die purper-vis onttrok, was scharlaken (zie KITTO, Illustrated Commentary on Exodus 35:35, deel I, p.215), en het is dezelfde naam van deze Phoenicische purper-vis "arguna" die wordt gebruikt in Daniėl 5:16 en 19, waar gezegd wordt dat hij die het schrift op de muur kon uitleggen, "bekleed zou worden met scharlaken". De inwoners van Tyrus kenden de kunst van het vervaardigen van zuivere purperen pigmenten, evenals van scharlaken kleuren, en het lijdt geen twijfel dat purpureus regelmatig gebruikt wordt in de gewone betekenis die ook met ons woord purper verbonden is. Maar de oorspronkelijke betekenis van de naam is scharlaken, en daar het heldere scharlaken de natuurlijke kleur is die wordt gebruikt om vuur voor te stellen, hebben wij reden om te geloven dat deze kleur, gebruikt voor statiegewaden in Tyrus, in het bijzonder betrekking had op vuur, want de Hercules van Tyrus, die werd beschouwd als de uitvinder van purper (BRYANT, bundel III, P.485) werd beschouwd als de "koning van het vuur", anax pyros (NONNUS, Dionysiaca, boek XL, p.223). Als wij nu zien dat de purpura van Tyrus het scharlaken opleverde dat de natuurlijke kleur van vuur voorstelde, en dat puneceus, hetgeen hetzelfde is als purpureus en voor scharlaken werd gebruikt, staat niets ons in de weg om aan te nemen dat purpureus hier hetzelfde betekent, en zelfs zo moet worden opgevat. Maar zelfs al wordt toegegeven dat de tint ietwat donkerder was, en dat purpureus de betekenis had van echt purper, zoals rood waarvan het een tint is, de kleur is die wordt gebruikt om vuur mee weer te geven: en dat de slang algemeen erkend werd als het symbool van de vuuraanbidding, is het zeer waarschijnlijk dat het gebruik van de rode draak in de Romeinse keizerlijke standaard ontworpen was als een embleem van het stelsel van de vuuraanbidding, waarvan men geloofde dat daarvan het lot van het keizerrijk afhing.
|