De Twee Babylons
Alexander Hislop
Appendix O
Het verhaal van Phaëthon
Er is nogal wat bewijs voor het bepalen van de identiteit van Phaëthon en Nimrod, naast het prima facie bewijs dat volgt uit de bewering dat Phaëthon een Ethiopiër of Kushiet was, en de overeenkomst tussen zijn lot, toen hij uit de hemel werd geworpen na het rijtuig van de zon bereden te hebben als "het kind van de zon", en de uitwerping van Molk Gheber, wiens naam als de god van het vuur hem in verband brengt met Nimrod.
- Volgens APOLLODORUS (deel I, p.354) zou Phaëthon de zoon geweest zijn van Tithonus, maar als de betekenis van de naam Tithonus wordt bestudeerd, wordt het duidelijk dat hij Tithonus zelf was. Tithonus was de echtgenoot van Aurora (DYMOCK, sub voce). In fysieke zin betekent Aur-ora, zoals wij reeds hebben gezien, "degene die het licht doet ontwaken", en dit komt overeen met de betekenis van Tithonus, "hij die het licht ontsteekt", of "hij die vuur aansteekt". (25) Nu is "Phaëthon, de zoon van Tithonus" in het Chaldees "Phaëthon Bar Tithon". Maar dit betekent ook "Phaëthon, de zoon van hem die het vuur aansteekt". Als het dan duidelijk wordt wie Phaëthon of Tithonus is, is nog meer redenatie nodig om aan te tonen dat Phaëthon dezelfde is als Nimrod. Homerus, zoals wij hebben gezien (Odyssee, boek V, p.127), maakt melding van het huwelijk tussen Aurora en Orion, de machtige jager, waarvan reeds is aangetoond dat hij Nimrod was. De naam van de gevierde zoon uit het huwelijk tussen Aurora en Tithonus toont aan dat Tithonus naar zijn aard dezelfde geweest moet zijn als "de machtige jager" uit de Schrift, want de naam van die zoon was Memnon (MARTIALUS, boek VIII, p.440, en OVIDUS, Metam. , boek XIII, p.467), hetgeen betekent "de zoon van de gevlekte", (26) hiermee aangevend dat de vader Nimrod was, met zijn gevlekte vel van een luipaard. Daar Ninus of Nimrod vereerd werd als de zoon van zijn eigen echtgenote Aurora, de godin van de dageraad, zien wij hoe nauwkeurig de overeenkomst is met Phaethon, toen Jesaja, sprekend van de koning van Babylon, die zijn evenbeeld was, zei:
"Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads" (Jesaja 14:12).
Het huwelijk van Orion met Aurora, ofwel het feit dat hij degene was die het licht ontstoken had, of degene werd die de aanzet gaf tot de vuuraanbidding, zou volgens Homerus de oorzaak van zijn dood zijn geweest, daar hij door de toorn van de goden zou zijn omgekomen (Odyssee, boek V, p.127).
- De beschrijving van Ovidus toont in voldoende mate aan dat Phaethon de zoon was van Aurora. Terwijl Phaëthon beweerde de zoon te zijn van Phoebus, ofwel de zon, werd hem verweten slechts de zoon van Merops te zijn, ofwel van de sterfelijke echtgenoot van zijn moeder Clymene (OVIDUS, Metam., boek II, ill.179-184, en de noot). Het verhaal impliceert dat deze moeder zich uitgaf voor Aurora, niet in fysieke zin, maar in mystieke zin als "de vrouw, zwanger van het licht", en de zoon werd aangeprezen als de grote "brenger van het licht", die de wereld zou verlichten, "Lucifer, de zoon des dageraads, van wie werd gezegd dat hij de verlichter was van de zielen der mensen. (27) De naam Lucifer in Jesaja is het woord waarvan Eleleus, een van de namen van Bacchus, is afgeleid. Het komt van "Helel", hetgeen betekent "stralen" of "licht brengen", en is hetzelfde als de naam Tithon. Nu hebben wij bewijs dat Lucifer, de zoon van Aurora, of de dageraad, op dezelfde wijze wordt vereerd als Nimrod, toen hij in zijn nieuwe rol als kind verscheen, want er bestaat een inscriptie met de woorden:
"Bono Deo
Puero Phosphoro"
(zie WILKINSON, bundel IV, p.410).
Deze Phaëthon, of Lucifer, die werd uitgeworpen, is overigens dezelfde als Janus, want Janus wordt genoemd "Pater Matutinus" (HORACIUS, Sat., bundel II, p.674), en de betekenis van deze naam zal wat één aspect betreft, duidelijk worden als de betekenis van de naam van de Dea Matuta wordt aangetoond. Dea Matuta betekent "de godin die het licht ontsteekt of brengt", (28) en zij wordt door Priscianus dan ook geassocieerd met Aurora: "Matuta quoe significat Aurorame" (PRISCIANUS, boek II, p.591, apud Sir WILLIAM BETHAM, Etruria, bundel II, p.53). Matutinus is kennelijk slechts een variatie van Matuta, godin van de dageraad, en Janus is daarom als Matutinus, "Lucifer, zoon des dageraads". Maar matuta wordt ook gelijkgesteld met Ino, nadat zij in de zee was gevallen en samen met Melikarta in een zeegod wordt veranderd (Gradus ad Parnassum, sub voce "Ino"). Daarom is haar zoon Melikarta "koning van de ommuurde stad" dezelfde als Janus Matutinus, of Lucifer, Phaëthon en Nimrod.
Er is nog een reden om Melikarta, de zeegod of Janus Matutinus te associëren met de oergod van de vuuraanbidders. De meest gebruikelijke naam voor Ino of Matuta, nadat zij door het water was gegaan, was Leukothoë (OVIDUS, Metam boek IV, ill.541, 542). Nu heeft Leukothoë of Leukothea een dubbele betekenis, daar het ofwel is afgeleid van "Lukhoth", wat "aansteken" of "in brand steken": betekent, (29) of van Lukoth, "bijeen garen". Op de Maltese munt (ante, p.160) zal de lezer van beide betekenissen een voorbeeld vinden. De korenaar naast de godheid, die vaker in de hand wordt gehouden, terwijl deze voor de ingewijden in werkelijkheid de mystieke betekenis heeft van de moeder van Bar, "de zoon", geeft aan dat zij Specilega is, ofwel "de stralende", "wat een populaire benaming was," zegt HYDE (De Religione Vet. Pers., p.392), want de vrouw met de korenaar is het sterrenbeeld Virgo."
In BRYANT (deel III, p.245) wordt Cybele voorgesteld met twee of drie korenaren in haar hand, want aangezien er drie aparte versies van Bacchus waren, waren er dientengevolge ook zoveel "takken", en kon zij daarom worden afgebeeld met een, twee of zelfs drie aren in haar hand. Om terug te komen op deze Maltese munt, de vlammen die uit het hoofd van Lukothea komen, de "stralende", tonen aan dat zij, hoewel zij door de wateren gegaan is, zij nog steeds Lukothea is, "degene die verbrandt", of "degene die licht geeft". En de stralen rond de mijter van de god op de keerzijde komen overeen met de aard van die god als Eleseus, of Phaëthon, met andere woorden, als de "stralende tak". Nu neemt deze "stralende tak" als Melikarta, "koning van de ommuurde stad", de plaats in van "Ala-Mahozim, waarvan elders is aangetoond (ante, p.252) dat de Paus hiervan de vertegenwoordiger is. Maar hij is evenzeer de zeegod, die in deze hoedanigheid de mijter van Dagon draagt (vergelijk de houtsnede op pp.160 en 216, waar verschillende vormen van dezelfde Maltese godheid gegeven worden). De viskopmijter, die de Paus draagt, toont aan dat naar zijn aard hij, als "het beest uit de zee" zonder twijfel de vertegenwoordiger is van Melikarta.
Voetnoten
[25] Van Tzet of Tzit, "ontsteken" of "in brand steken", wat in het Chaldees Tit wordt en Thon, "geven".
[26] Van Mem of Mom, "gevlekt", en Non, "een zoon".
[27] De lezer zal uit het volgende uittreksel van de Pancarpium Marianum kunnen opmaken dat de naam van de maagd van Rome niet in hetzelfde verband wordt genoemd als de naam Aurore, maar dat die naam klaarblijkelijk met twee verschillende betekenissen op haar wordt toegepast, en die in de tekst worden uitgelegd: "0 Aurora Maria, qua a lumine incepisti, crevisti cum lumine, et nunquam lumine privaris. Sicut lux meridiana clara es. Dominum concepisti, qui dixit, Lux sum mundi" (h.4l, p.170). "Numquid sol justitiae Christus, qui dixit. Lux sum mundi, operamini, dum dies est? Nurnquid hanc solis aeterni lampadem aurora Maria coi surgens invexit; surgite soporati?" (Idem, p.171). In deze woorden worden de beide gedachten achter de naam van de heidense Aurora samengevat.
[28] Minuta komt van hetzelfde woord als Tithonus, ofwel Tzet, Tzit of Tzut, wat in het Chaldees Tet, Tit of Tut wordt, "aansteken" of "in brand steken". Van Tit, "in brand steken" is het Latijnse Titio, "een brand", afkomstig, en van Tut met en toegevoegde M, komt Matuta, evenals van Nasseh, "vergeten", met hetzelfde voorvoegsel, Manasseh afkomstig is, "vergeetachtig", de naam van de oudste zoon an Jozef (Gen.41:51). De stam van dit werkwoord wordt algemeen gebruikt als "Itzt", maar zie ook BAKER, Lexicon (p.176), waar het ook wordt gebruikt als "Tzt". Het is klaarblijkelijk van dezelfde stam dat het Sanskriet "Suttee" afkomstig is.
[29] In het hebreeuws is het werkwoord Chth, maar de Hebreeuwse letter "He" wordt in het Chaldees vaak Heth, met een krachtige Kh.
|