De Twee Babylons
Alexander Hislop
Appendix H
De maagdelijke moeder van het heidendom
"Bijna alle Tartaanse prinsen," zegt Salverté (Des Sciences Occultes, Appendix, noot A, par. XII, p.490) "zijn terug te voeren naar de hemelse maagd, die doordrongen werd door een zonnestraal, of door een soortgelijk wonderlijk fenomeen." In India zou de moeder van Surya, de zonnegod, die geboren was om de vijanden van de goden te vernietigen (zie ante, p.96) op deze wijze zwanger zijn geworden toen een lichtstraal tot de baarmoeder doordrong, waardoor zij de zonnegod voortbracht. Nu werpt de kennis van deze wijd verbreide mythe licht op de mystieke betekenis van de naam Aurora, die aan de echtgenote van Orion werd gegeven, aan wiens huwelijk met deze "machtige jager" Homerus refereert (Odyssee, boek V, ill.120, 121). Terwijl de naam Aur-ora in fysieke zin ook de betekenis heeft van "zwanger van licht", van "ohra", "ontvangen" of "zwanger zijn", hebben wij in het Grieks het woord hoar voor echtgenote. Daar Orion volgens Perzische verslagen dezelfde was als Nimrod, en Nimrod onder de naam Ninus werd vereerd als de zoon van zijn echtgenote, toen hij werd verheven tot de zonnegod, is deze naam Aurore, zoals die werd gebruikt voor zijn echtgenote, duidelijk bedoeld om dezelfde gedachte tot uitdrukking te brengen zoals die voorkomt in Tartarië in India.
Deze mythe van de Tartaren en de Hindoes tonen duidelijk aan dat de heidense gedachte van de wonderbaarlijke bevruchting niet afkomstig is uit een mengeling van het christendom met dit bijgeloof, maar direct afstamt van de belofte van "het zaad van de vrouw". Maar hoe, zo kan men zich afvragen, kon de gedachte ontstaan van de bevruchting door een zonnestraal? Er is reden om aan te nemen dat dit afkomstig is van een van de gebruikelijke benamingen voor de zon. Van het Chaldese zhr, "schijnen", komt in de deelwoordvorm zuhro of zuhré, "hij die schijnt", en vandaar ligt het voor de hand dat men onder leiding van priesters op de gedachte kon komen dat zuro, "het zaad", verband hield met "degene die schijnt", waardoor de geest achter het heidendom geïdentificeerd kan worden. Dit was duidelijk het geval in Perzië, waar de zon de grote god was, want "de Perzen," zegt Maurice, "noemden God Suré" (Antiquities, deel V, p.22).
|