De Twee Babylons

Alexander Hislop


Hoofdstuk VI
Religieuze orden

Deel II
Priesters, monniken en nonnen



Indien het hoofd corrupt is, dan is dit ook zo met de leden. Indien de paus in wezen heidens is, wat zal dan het karakter zijn van zijn geestelijkheid? Als zij hun orden van een wezenlijk corrupte bron afleiden, dan zullen deze orden deel hebben aan de corruptie van hun afkomst. Dit kunnen we zonder speciaal bewijs aantonen; maar het bewijs omtrent het heidense karakter van de pauselijke geestelijkheid is even volledig als dat van de paus zelf. Van welke zijde wij het onderwerp ook maar benaderen, dit is de conclusie die zich opdringt.

Vooreerst is er een duidelijk kontrast tussen het karakter van de dienaren van Christus en dat van het pauselijk priesterschap. Wanneer Christus zijn knechten uitzond dan was dit om "zijn schapen te voeden en zijn lammeren te weiden", en wel met het Woord van God, dat over hem getuigenis aflegt en woorden van eeuwig leven bevat. Wanneer de paus zijn geestelijkheid uitzendt, dan verbindt hij hen ertoe, behalve in speciale omstandigheden, om het lezen van het Woord van God in de omgangstaal te verbieden, dat wil zeggen in de taal die het volk kan verstaan. Natuurlijk geeft hij hun een opdracht; welke dan wel? Zij is vervat in deze ontstellende woorden: "Ontvang de kracht om te offeren voor de levenden en de doden". (48) Wat kan er nog godslasterlijker zijn? Wat kan nog vernederender zijn voor het ene offer van Christus, waarbij "Hij hen die geheiligd worden, voor altijd tot volmaaktheid heeft gebracht?" (Hebr.10:14) Dit is de ware kenmerkende functie van het pauselijke priesterschap. Bij de herinnering dat deze macht in deze bewoordingen aan hem werd toevertrouwd toen hij als priester werd aangesteld, zei Luther, jaren nadien, dat hij verwonderd was dat "de aarde haar mond niet had geopend en zowel degene had opgeslokt die deze woorden had gesproken als degene tot wie ze gericht waren." (49) Het offer dat het paapse priesterschap gemachtigd is te offeren als een "echt verzoenend offer" voor de zonden van de levende en de dode, is enkel het "bloedeloze offer" van de mis, dat reeds in Babylon werd geofferd lang voordat er in Rome sprake van was.

Welnu, terwijl Semiramis, het ware origineel van de Chaldeeuwse Koningin des Hemels, aan wie het "bloedeloze offer" van de mis voor het eerst werd geofferd, in eigen persoon, zoals we reeds zagen, het toonbeeld van onreinheid was, gaf zij tevens de grootste voorkeur voor die soort van heiligheid die met verachting neerziet op Gods heilige instelling van het huwelijk. De mysteries waarover zij presideerde waren scènes van de gemeenste onreinheid; en toch waren de hoogste orden van het priesterschap gekenmerkt door een celibatair leven, als een leven van speciale en pre-eminente heiligheid. Alhoewel het vreemd kan lijken, toch schrijft de stem van de oudheid de instelling van het klerikaal celibaat aan deze losbandige koningin toe, en nog wel in de meest strikte vorm. (50) In sommige landen, zoals in Egypte, kwam de menselijke aard zijn rechten opeisen, en alhoewel het algemene systeem van Babylon werd behouden, werd het juk van het celibaat afgeworpen en werd het de priesters toegestaan te huwen. Maar iedere geleerde weet dat de aanbidding van Cybele, de Babylonische godin, in het heidense Rome werd ingevoerd in haar primitieve vorm met inbegrip van de celibataire geestelijkheid. (51) Toen de paus zich zoveel van hetgeen eigen was aan de aanbidding van die godin ging toeëigenen, bracht hij ook vanuit dezelfde bron de verplichting van het celibaat binnen het priesterschap, dat onder zijn gezag stond. Het aanvaarden van zo'n beginsel in de christelijke gemeente was duidelijk voorzegd als een belangrijk kenmerk van de afval, waarbij men zou "afvallen van het geloof, door de huichelarij van mensen die leugens spreken, in hun geweten gebrandmerkt, verbiedend te trouwen." De gevolgen van deze instelling waren rampzalig. (52)

Uit gegevens van alle landen waar het priesterlijk celibaat bestaat blijkt, dat het de betrokkenen in de diepste verontreiniging heeft gestort in plaats dat het heeft geleid tot hun zuiverheid. De geschiedenis van Tibet, China en Japan, waar de Babylonische instelling van het priesterlijk celibaat sinds onheuglijke tijden heeft bestaan, legt getuigenis af van de walgelijkheden die er het gevolg van zijn. (53) De uitspattingen die kenmerkend waren voor de celibataire priesters van Bacchus in de geheime mysteries van het heidense Rome, waren van dien aard dat de Senaat zich verplicht zag hen buiten de grenzen van de Romeinse republiek te verbannen. (54) In het paapse Rome zijn dezelfde verfoeilijkheden het gevolg geweest van het priesterlijk celibaat, samen met het corrupte systeem van de biecht, en wel in zulke mate dat allen die het onderwerp hebben onderzocht, zich verplicht zagen de verbazingwekkende betekenis te aanvaarden, zowel letterlijk als figuurlijk, van de door goddelijke openbaring bekend gemaakte naam, "Babylon de Grote, DE MOEDER VAN DE HOEREN EN VAN DE GRUWELEN DER AARDE". (55)

Laten wij uit de duizend gelijksoortige feiten er slechts één beschouwen, die wordt verschaft door de vooraanstaande rooms-katholieke geschiedschrijver De Thou. Toen Paulus V eraan dacht om de erkende bordelen in de "Heilige Stad" te verbieden, diende de Romeinse Senaat een petitie in tegen de uitvoering van zijn besluit, op basis van het feit, dat het toelaten van zulke plaatsen de enige manier was om de priesters te verhinderen hun vrouwen en dochters te verleiden!! (56)

Deze celibataire priesters zijn bij hun aanstelling allen gemerkt en wel door de klerikale tonsuur. Het aanbrengen van de tonsuur is het eerste deel van de plechtigheid bij de aanstelling; dit wordt tevens beschouwd als een zeer belangrijk element met betrekking tot de rangen van de roomse geestelijkheid. Toen de Pikten na langdurig twisten, tenslotte aan de bisschop van Rome werden onderworpen, was de aanvaarding van deze tonsuur door de geestelijkheid, als de tonsuur van St. Pieter, het zichtbare symbool van die onderwerping. Naitan, de Piktische koning, verzamelde zijn hofbeambten en de priesters van zijn kerk, en zei tot hen:

"Ik beveel al de geestelijken van mijn koninkrijk de tonsuur te ontvangen."

Zoals Bede ons bekend maakt, werd deze belangrijke revolutie kracht bijgezet door de koninklijke autoriteit. (57) Hij zond vertegenwoordigers naar elke provincie, en zorgde ervoor dat alle bedienaren en monniken op de Romeinse wijze de cirkelvormige tonsuur ontvingen, als gehoorzaamheid aan Petrus, "de meest gezegende prins van de apostelen." (58) "Het was het teken", zegt Merle D'Aubigné "dat de pausen niet op het voorhoofd prentten, maar op de kruin. Een koninklijk besluit en een paar knippen met de schaar brachten de Schotten als een kudde schapen onder de staf van de herder van de Tiber." (59)

Indien Rome nu zoveel belang hecht aan deze tonsuur dan wensen wij ook de betekenis ervan te kennen. Het was de zichtbare installatie van degenen die er zich als priesters van Bacchus aan onderwierpen. Deze tonsuur kan niet in de minst aanspraak maken op een christelijke gezag. Het was inderdaad de "tonsuur van Petrus", maar niet van Petrus van Galilea, maar van de Chaldeeuwse "Petrus" van de mysteries. Hij was een getonsuurde priester naar het beeld van de god wiens mysteries hij openbaarde. Eeuwen voor de christelijke tijd, sprak Herodotus aldus over de Babylonische tonsuur:

"De Arabieren erkennen geen andere goden dan Bacchus en Urania (dit is de Koningin des Hemels), en zij beweren dat hun haar op dezelfde wijze was geknipt als dit van Bacchus; welnu, zij knippen het cirkelvormig, door het rond de slapen weg te scheren." (60)

Wat zou de aanleiding geweest zijn voor deze tonsuur van Bacchus? Alles in zijn geschiedenis werd op een mystieke wijze of hiëroglyfisch voorgesteld, zodat niemand dan de ingewijde het kon begrijpen. Een van de dingen die het belangrijkste waren in de mysteries was de verminkin die hij opliep toen hij ter dood werd gebracht. Ter nagedachtenis hieraan werd hij elk jaar bitter beweend als "Rosh-Gheza", "de verminkte Prins". Maar "Rosh Gheza" (61) betekende ook het "geknipte of geschoren hoofd". Vandaar dat hij zowel met de ene als de andere vorm van tonsuur werd voorgesteld; zo werden ook zijn priesters om dezelfde reden, bij hun aanstelling het hoofd geknipt of geschoren. Overal ter wereld, waar de sporen van het Chaldeeuwse systeem zijn terug te vinden, vinden we ook deze tonsuur of het scheren van het hoofd terug. De priesters van Osiris, de Egyptische Bacchus, waren steeds herkenbaar aan hun geschoren hoofd. (62)

In het heidense Rome, (63) in Indië en zelfs in China, was het geschoren hoofd het onderscheidende kenmerk van het Babylonische priesterschap. Vandaar dat Gautema Boeddha, die op zijn minst 540 jaar voor Christus leefde, bij de stichting van de boeddhistische sekte in Indië, die zich tot de verst verwijderde streek van het Oosten verspreidde, in gehoorzaamheid aan een goddelijk bevel zoals hij beweerde, zijn eigen hoofd schoor en zich dan aan het werk zette om anderen aan te sporen zijn voorbeeld na te volgen. Een van de titels waarmee hij werd genoemd was die van "Geschoren hoofd". (64)

"Het geschoren hoofd", zegt één van de Burena "vormde een aantal discipelen en mannen met een geschoren hoofd zoals hij zelf, ten einde de bevelen van Visjnoe uit tevoren." Dat deze tonsuur reeds lang bestond kan worden opgemaakt uit een verordening in de wet van Mozes. Het werd de joodse priesters nadrukkelijk verboden op hun hoofd een kale plek te maken, (Lev.21:5) hetgeen voldoende aantoont dat zelfs in de dagen van Mozes, het "geschoren hoofd" reeds bestond. In de Kerk van Rome worden de hoofden van de monniken of de reguliere geestelijkheid werd daarentegen geschoren, maar bij hun aanstelling ontvingen zij allen de cirkelvormige tonsuur, waardoor zij zonder enige twijfel werden vereenzelvigd met Bacchus, "de verminkte Prins". (65)

Welnu, indien de priesters van Rome de sleutel der kennis wegnemen en de bijbel voor het volk toesluiten; indien zij zijn gewijd om ter ere van de heidense koningin des Hemels het Chaldeeuwse offer te brengen; indien zij gebonden zijn door de Chaldeeuwse wet van het celibaat, dat hen in de losbandigheid stort; indien, om het kort te maken, zij allen bij hun aanstelling gemerkt zijn met het onderscheidend kenmerk van de Chaldeeuwse Bacchus, welk recht hebben zij dan om zich dienaren van Christus te laten noemen?

Maar Rome heeft niet slechts haar seculiere geestelijken, zoals zij worden genoemd; zij heeft ook, zoals iedereen weet, religieuze orden van een verschillende aard. Zij heeft ook een aanzienlijk leger van monniken en nonnen in haar dienst. Waar kan er in de Schrift de minste ondersteuning voor zo'n instelling worden aangetoond? In de religie van de Babylonische messias was hun instelling sedert de vroegste tijden bekend. In dat systeem waren er monniken en nonnen in overvloed. In Tibet en Japan, waar het Chaldeeuwse systeem reeds vroeg werd ingevoerd, vindt men nog steeds kloosters met dezelfde rampzalige gevolgen voor de moraal als in het paapse Europa. (66) In Skandinavië waren de priesteressen van Freya, die over het algemeen koningsdochters waren en wier taak erin bestond het heilige vuur te bewaken een orde van nonnen, die levenslang hun maagdelijkheid dienden te bewaren. (67) In Athene waren maagden die door de bevolking werden onderhouden en die zich strikt aan een celibatair leven dienden te houden. (68)

In het heidense Rome, namen de Vestaalse Maagden, die dezelfde taak hadden als de priesteressen van Freya, een gelijksoortige plaats in. Zelfs in Peru overheerste tijdens de regering van de Inca's, hetzelfde systeem dat zo'n opmerkelijke overeenkomst vertoonde als was het om aan te tonen dat de Vestalen van Rome, de nonnen van het pausdom en de Heilige Maagden van Peru, van een gemeenschappelijke bron afkomstig waren. In dit verband verwijst Presscott naar de Peruviaanse nonnenkloosters en zegt:

"Een andere unieke overeenkomst met de rooms-katholieke instellingen vormen de maagden van de zon of de uitverkorenen, zoals zij worden genoemd. Dit waren jonge meisjes die aan de dienst van de godheid waren gewijd, en die vanaf hun prille jeugd uit het gezin waren genomen en in kloosters werden opgenomen, waar zij werden toevertrouwd aan de zorgen van zekere oudere matrones, mamaconas, (69) die binnen deze muren oud waren geworden. Het was hun plicht te waken over het heilige vuur, dat met het feest van Raymi werd ontstoken. Vanaf het moment dat zij de gemeenschap waren binnengetreden werd hun elke communicatie met de wereld ontzegd, zelfs die met hun eigen familie en vrienden. ...Wee het ongelukkige meisje dat werd betrapt op een liefdesaffaire! Volgens de strenge wet van de Inca's diende zij levend begraven te worden."

Dit was eveneens het lot van de Romeinse Vestale die erop werd betrapt haar eed te hebben verbroken. Noch in Peru echter, noch in het heidens Rome was de verplichte maagdelijkheid zo bindend als in het pausdom. Het was geen levenslange gelofte en dientengevolge ook niet zo buitensporig demoraliserend. Na een tijd konden de nonnen van hun gelofte ontheven worden en mochten zij huwen; van deze hoop zijn zij echter in de Kerk van Rome volledig beroofd. Het is echter in al deze gevallen duidelijk dat het beginsel dat aan deze instellingen ten grondslag ligt, hetzelfde is. "Men is verbaasd," voegt Presscott eraan toe "een zo grote gelijkenis te bemerken tussen de instellingen van de Amerikaanse Indiaan, de oude Romein en de moderne katholiek." (70)

Presscott vindt het moeilijk om voor deze overeenkomst een verklaring te geven; maar één enkele korte zin in het boek Jeremia laat daarover geen enkele twijfel:

"Babylon is een gouden beker geweest in de hand van Jehova, want ze maakte DE GEHELE AARDE dronken." (Jer.51:7)

Dit is de steen van Rosetta die ons reeds heeft geholpen zoveel van het mysterie der wetteloosheid van het pausdom aan het licht te brengen, en die ons ook verder zal helpen de duistere mysteries te ontcijferen van elk systeem van heidense mythologie, dat er reeds is geweest of dat er nog steeds is. De bewering van deze tekst kan als een werkelijk feit worden bewezen. Het kan worden bewezen dat de afgoderij van de ganse aarde dezelfde is, dat de heilige taal van alle natiën in wezen Chaldeeuws is - dat de GROTE GODEN van elk land en elke streek een Babylonische naam hebben - en dat het ganse heidendom van het menselijke geslacht slechts een gemene en een weloverwogen, maar tevens een zeer instructieve vervalsing van het eerste evangelie is dat in Eden werd verkondigd, en dat via Noach, later aan de gehele mensheid werd bekend gemaakt.

Het systeem dat eerst in Babylon werd verzonnen en zich vandaar over de ganse aarde heeft verspreid, werd in verschillende tijdsperiode en landen, gewijzigd en aangepast. Alleen in het paapse Rome wordt het nu nog bijna zuiver en volledig aangetroffen. Maar toch bemerken we onder die ogenschijnlijke verscheidenheid van het heidendom een verbazende eenheid en eenzelvigheid, die getuigenis aflegt van de waarheid van het woord van God. De omverwerping van alle afgoderij kan niet ver meer af zijn. Maar ik ben ervan overtuigd dat voordat de afgodsbeelden van de heidenen ten slotte ter aarde geworpen zullen worden, zij verplicht zullen worden neer te knielen en de "Heer de Koning" te aanbidden, om getuigenis af te leggen van zijn grote waarheid, en met een luide en eensgezinde bijval, redding, glorie, eer en macht toe schrijven aan Hem die op de troon is gezeten, en aan het Lam, tot in alle eeuwigheid.

Voetnoten

[48] D'AUBIGNÉ, Reformation, deel IB, h.2, par.4, p.171.

[49] Idem, deel I, p.171.

[50] AMMIANUS MARCELLINUS, "Semiramis teneros mares castravit omnium prima", boek XIV, h.6, p.26.

[51] PAUSANIAS, deel VII, h.17, p.566; en KENNETT, boek II, h.7, "Of the Duumviri", etc..

[52] Zie Light of Prophecy, de hoofdstukken I, p.28 en IV, p.114; en British Reformers, "Jewell", p.228.

[53] HAMEL, Travels in Corea, in PINKERTON, Collection, deel VII, pp. 536, 537. Zie ook Description of Tibet in dezelfde Collection, p.554; CARON, Japan, Idem, p.630; en KEMPFER, Japan, p.747.

[54] LIVY, boek XXXIX, 8 en 18, deel V, pp.196-207.

[55] Openb.17:5. De eerwaarde M.H. Seymour toont aan dat in 1836 het totaal aantal geboorten in Rome 4373 bedroeg, terwijl daarvan niet minder dan 3160 te vondeling werden gelegd! Wat een enorme losbandigheid wordt hiermee aangetoond! ("Moral Results of the Romish System", p.49, in Evenings with Romanists).

[56] THUANUS, Historia, boek XXXIX, h.3, deel II, p.483.

[57] BEDE, boek V, h.21, p.216.

[58] Idem.

[59] D'AUBIGNÉ, deel V, p.55.

[60] HERODOTUS, boek III, h.8, p.185, C.

[61] Gheza betekent zowel "knippen" als "scheren".

[62] MACROBIUS, boek I, h.23, p.189.

[63] TERTULLIANUS, deel II, Carmina, pp.1105, 1106.

[64] COL.KENNEDY, "Boeddha", in Hindoo Mythology, pp.263, 264.

[65] Het is reeds aangetoond dat onder de Chaldeeën de term "Zero" de ene keer de betekenis heeft van een "cirkel" en een andere keer "het zaad" betekent. "Suro", "het zaad", was in India, zoals we hebben gezien, de geïncarneerde zonnegod. Toen dat zaad in een menselijke verschijningsvorm werd geïntroduceerd, om hem in verband te brengen met de zon, werd hij afgebeeld met een cirkel, het overbekende symbool van de jaarlijkse baan van de zon langs de hemel, op een bepaald deel van het lichaam. Zo werd de Engelse god Tor afgebeeld met een vurige cirkel op zijn borst (WILKINSON, Parsi Religions, p.31). In Perzië en Syrië werd de cirkel soms op de borst afgebeeld, soms rond de middel, en soms ook wel in de hand van de zonnegod (BRYANT, deel II, platen pp.216, 406, 409; en LAYARD, Nineveh and Babylon, p.160). In India wordt deze afgebeeld rond de vingertop (MOOR, Pantheon, plaat 13, "Vishnu"). Daarom werd de cirkel het symbool voor de wedergeboren Tammuz ofwel "het zaad". Het cirkelvormig wegscheren van het hoofdhaar van Bacchus was ongetwijfeld bedoeld om op hem te wijzen als "Zero" of "het zaad", de grote verlosser. Evenzo de krans of het aureool van licht rond het hoofd van de zogenaamde afbeeldingen van Christus waren kennelijk slechts een andere vorm van hetzelfde fenomeen, en ontleend van dezelfde bron. De praktijk van het cirkelvormig wegscheren van het hoofdhaar, zegt Maurice, refererend aan dit ceremoniële gebruik in India, "was een oude gewoonte van de priesters van Mitras, die hiermee de zonneschijf wilden afbeelden" (Antiquities, deel VII, p.851. Londen, 1800). Daar de zonnegod de grote weeklagende god was, en hij zijn haar cirkelvormig had weggeschoren, evenals de priesters die over hem weeklaagden hun haar op dezelfde wijze hadden weggeschoren, zo hadden in verschillende landen degenen die rouwden over de doden hun haar op soortgelijke wijze geschoren. Er is bewijs hiervoor teruggevonden in Griekenland, zoals blijkt uit de Electra van Sophocles (regel 52, pp.108, 109); ook Herodotus maakt melding van dit gebruik bij de Scythianen, als hij verslag doet van een koninklijke begrafenis bij dit volk. "Het lichaam", zo zegt hij, "wordt in was ingesloten. Vervolgens leggen ze het op een kar en rijden het naar een andere streek, waar de mensen die het ontvangen evenals de Scythianen een stuk van hun oor afsnijden, en hun hoofdhaar cirkelvormig wegscheren." Etc. (Hist., boek IV, h.71, p.279). Daar nu de Paus als de grote valse Messias zijn hoofdhaar cirkelvormig heeft laten wegscheren, zo zijn alle priesters verplicht dezelfde behandeling te ondergaan om hen met hetzelfde systeem in verband te brengen, en hen op hun niveau te merken als vertegenwoordigers van dezelfde valse Messias.

[66] Zie ante, noten bij p.220, en ook History of Tonquin, in PINKERTON, deel IX, p.766. Er zijn sommigen, waaronder ook Protestanten, die beginnen te spreken van wat zij de weldaad van de kloosters in zware tijden plegen te noemen, alsof deze alleen slecht zouden zijn wanneer ze in "verval en corruptie" geraken! Het afgedwongen celibaat, hetgeen het fundament is van het kloostersysteem, is de essentie van de afvalligheid, die van godswege wordt gekenmerkt als het "geheimenis der ongerechtigheid". Laten zulke Protestanten eens 1 Tim.4:1-3 lezen, en zij zullen zeker nooit meer spreken van de gruwel der kloosters, enkel veroorzaakt door het "verval" ervan!

[67] MALLET, deel I, p.141.

[68] POTTER, Antiquities, deel I, p.369.

[69] Mamacona, "Moeder Priesteres", is bijna zuiver Hebreeuws, en is afgeleid 'van Am, "een moeder", en Cohn, "een priester", maar dan in de vrouwelijke vorm. Ons eigen "mamma", evenals het woord dat in Peru wordt gebruikt, is slechts een verdubbeling van het Hebreeuwse Am. Het is opmerkelijk dat de gebruikte titel van de Abdis van Ierland "Eerwaarde Moeder" is. De term "non" is een Chaldees woord. Ninus, "zoon", is in het Chaldees "Nin" of "Non". De vrouwelijke vorm van "Non", "zoon", is "Nonna", "dochter", hetgeen eveneens de Paapse canonieke benaming is voor een "non". Evenzo werd "Nonnus" op gelijke wijze toegepast op de monniken in het Oosten (GIESELER, deel II, p,14, noot).

[70] PRESCOTT, Peru, deel I, p.103.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden