De Twee Babylons

Alexander Hislop


Hoofdstuk V
Riten en plechtigheden

Deel I
Beelden processies



Degenen die het verslag van de laatste beeldenprocessie in de hoofdstad van Schotland hebben gelezen, in John Knox's 'History of the Reformation', kunnen moeilijk voorbijgaan aan de tragikomedie waarmee ze eindigde. Het licht van het Evangelie had zich wijd verbreid, de paapse afgodsbeelden hadden hun bekoring verloren en oogstten overal de antipathie van het volk. De historicus zegt: "In alle delen van het land werden de beelden gestolen; het grote afgodsbeeld uit Edinburgh dat Sankt Geyle werd genoemd (de patroonheilige van de hoofdstad), werd eerst verdronken in het Noordermeer en daarna verbrand, hetgeen aanzienlijke moeilijkheden veroorzaakte in de stad." (1) De bisschoppen vroegen aan de gemeenteraad dat hun "de oude Sankt Geyle werd teruggegeven, ofwel dat zij op eigen kosten een nieuw beeld zouden maken." (2) De gemeenteraad kon het ene niet doen en het andere weigerden zij absoluut uit te voeren; want zij waren overtuigd van de zondigheid van de afgoderij. De bisschoppen en de priesters waren echter nog steeds verzot op hun beelden; toen de dag van het feest van St.Gillis naderde en de heilige, naar het de gewoonte was, in processie door de straten van de stad diende gedragen te worden, besloten zij hun best te doen opdat de traditionele optocht met zoveel mogelijk praal zou uittrekken. Voor dit doel werd bij de franciscanen een klein beeldje geleend, dat door het volk spottend de "Jonge Sankt Geyle" werd genoemd en dat de plaats van de oude innam. Op die bepaalde dag, zegt Knox, "verzamelden zich de priesters, paters en kanunniken... met trommels, trompetten, en doedelzakken; om de processie te leiden was daar niemand minder dan de koningin zelf met haar gevolg, tot eerbetoon van dat feest. Alzo ging de stoet langs het westen, daalde af langs High Street en verder naar Canno Cross." (3) Zolang de koningin aanwezig was ging alles naar wens van de priesters en hun aanhangers. Zodra hare majesteit zich terugtrok om te gaan dineren waren er sommigen uit de menigte, die dat hele gebeuren misnoegd hadden aangekeken, die zich "rondom het beeld verdrongen alsof zij dit wilden helpen dragen; als zij eenmaal de draagstangen op de schouders hadden, begonnen zij met het draagstel te schudden daar zij dachten dat het beeld er wel zou afvallen. Dit was echter voorzien en het werd verhinderd door de ijzeren spijkers waarmee het beeld was vastgemaakt aan het draagstel; alzo was er iemand die riep: 'Haal de afgod naar beneden, haal hem beneden'; en zonder verwijl werd hij eraf gerukt. Eerst bluften de vrienden van de priesters; toen zij echter bemerkten hoe zwak hun god wel was, nam één van hen hem bij de hielen en sloeg (4) hem met het hoofd tegen de straatstenen, (5) liet Dagon zonder hoofd of handen achter en riep, 'Smaad kome over u, o jonge Sankt Geyle, uw vader had zulke slagen verdragen.' (6) Hierop vluchtten de priesters en de paters nog sneller dan met Pinkey Cleuch. De strijd greep zo plotseling om zich heen zoals het onder deze mensen nog maar zelden te zien was geweest in dit rijk (Engeland); kruisen werden neergeworpen, de superplie werd afgelegd en de bonnetten en kronen afgezet. De franciskanen staarden met open mond, de dominicanen zuchtten, de priesters hijgden en vluchtten, en gelukkig was hij die het eerst in zijn huis bereikte; want nooit laaide de strijd in dit land zo snel op sedert de generatie van de Antichrist." (7)

Onder een volk dat net begonnen was met het bestuderen en waarderen van het Woord van God, ontlokte zo'n beeldenprocessie niets dan verontwaardiging en minachting. Maar in de paapse landen waar het volk opzettelijk nauwgezet in duisternis wordt gehouden, behoren zulke processies tot de geliefde middelen die de roomse kerk benut om haar volgelingen aan zich te binden. De lange processies, waarin beelden op de schouders van mannen worden meegedragen, met de prachtige gewaden van de priesters en de vele klederen van de verschillende orden van monniken en nonnen, begeleid door wapperende banieren en de vibrerende tonen van de instrumentale muziek, zijn, indien niet te kritisch beschouwd, een goed middel om de wereldse geest te vermaken en om de liefde voor het pittoreske te bevredigen; wanneer de gevoelens die daarbij worden opgeroepen, opgeluisterd worden met de woorden vroomheid en religie dan zijn ze tevens een goed middel om het geestelijk despotisme te dienen. Vandaar dat het pausdom steeds in ruime mate van zulke schouwspelen gebruik heeft gemaakt. Bij blijde gebeurtenissen heeft het ernaar gestreefd om de vrolijkheid en de uitbundigheid, die door zulke processies wordt opgewekt, te consacreren aan de dienst van haar beelden; bij droeve gebeurtenissen heeft het dezelfde middelen gebruikt om uit de menigte, die naar de processie toestroomt, de diepe weeklacht van smart op te roepen, alsof enkel de kracht van het gehuil het misnoegen zou afwenden van een God die zopas werd geïrriteerd. Gregorius, gewoonlijk de Grote genoemd, schijnt de eerste te zijn geweest die deze religieuze processies op grote schaal in de roomse Kerk heeft ingevoerd. Toen Rome in 590, onder de zware hand van God, te lijden had van de pestilentie, spoorde hij het volk ertoe aan zich openlijk te verenigen in een weeklacht tot God; hiertoe moesten zij zich in de ochtend groeperen in zeven verschillende afdelingen, volgens hun leeftijd, geslacht en positie, en alzo dienden zij in zeven verschillende processies, onder het opzenden van Litanieën en smeekbeden, op te trekken tot zij waren samengekomen op één plaats. (8) Onder het zingen en herhalen van de woorden "Heer, wees ons barmhartig" trokken zij verder en zoals Baronius vermeldt, droegen zij, naar het uitdrukkelijke bevel van Gregorius, een beeld met zich mee van de Maagd. (9)

Het idee zelf van zulke processies was een belediging aan het adres van de Majesteit des hemels; het hield in dat God, die een geest is, "met de ogen van het vlees ziet", en bewogen kan worden door het indrukwekkende schilderachtige van zo'n gebeurtenis, net zoals dit het geval is met gevoelige stervelingen. Als experiment had het maar een beperkt succes. In het tijdsbestek van één uur, in de loop der gebeurtenissen, vielen tachtig personen ter aarde en bliezen de laatste adem uit. (10) Vandaag beweren de Britten nog steeds dat dit "het beste middel" is om de toorn van God af te wenden ten tijde van nationale tegenspoed. "Indien deze rampspoed", zegt Dr. Wiseman, verwijzend naar de rampen in India, "onze voorvaderen ten tijde van het katholicisme had getroffen, dan zou men de straten van deze stad (Londen) gevuld hebben gezien met boeteprocessies, roepend als David toen het volk getroffen was door de pestilentie. Indien deze toespeling op David enige toepassing kent of enige betekenis heeft, dan dient dit in te houden dat David, ten tijde van de pestilentie, de voortrekker was van zo'n boeteprocessie. Maar Dr. Wiseman weet, of dient te weten, dat David niets van dien aard deed, dat zijn boetedoening niet werd geuit in een processie en zeker niet in een beeldenprocessie, zoals dit wel het geval was tijdens "het katholicisme van onze voorvaders", een tijd waartoe wij worden opgeroepen terug te keren. Deze verwijzing naar David is daarom ongegrond, bedoeld om degenen te misleiden die niet worden aangespoord de Bijbel te lezen, alsof zulke "boeteprocessies" op enige schriftuurlijke basis zouden berusten. In een commentaar op deze aansporing van de pauselijke waardigheidsbekleders, slaat de Times de spijker op de kop. De krant zegt:

"De historische idee is eenvoudig genoeg en zo oud als het maar kan. We vinden ze terug bij Homerus, in de beschrijving van de processie van Hekabe en de vrouwen van Troje, die optrekken naar het heiligdom van Minerva, naar het Acropolis van de stad."

Voor Troje was het een tijd van terreur en verslagenheid; met een onweerstaanbare macht dreef Diomedes alles voor zich uit en de nederlaag van de trotse stad scheen nabij. Om de blijkbaar onvermijdelijke ondergang af te wenden, gaf de koningin van Troje gevolg aan een goddelijke raad:

"Zij leidde de verzamelde menigten in processie.
De godin-moeder van Troje naar de tempel van Minerva."

Alzo deed zij: -

Daarna ging zij op weg en in drommen volgden de vrouwen.
Dan, op de burcht van de stad, bij Athene's tempel gekomen,
Opent Theand - hoe schoon zijn haar wangen - voor allen de poorten;
Zij was - uit Kisse geboortig en vrouw van de rijder Antenor -
Door de Trojanen tot priesteres van Athene gekozen.
Zij vulden de tempel met hun luide klaagzangen. (11)

Dit is een precedent van de boeteprocessies "in verbinding met de afgoderij die precies past bij de katholieke processies. Tevergeefs zal men zoeken naar iets gelijksoortigs in de geschiedenis van David of enig andere heilige van het Oude Testament. Religieuze processies, en voornamelijk processies met beelden, hetzij met een vreugdevol of een berouwvol motief, zijn puur heidens. In Gods Woord wordt bij twee gelegenheden melding gemaakt van een processie op aansporing van God zelf; wanneer de opzet van deze processies echter wordt vergeleken met het erkende motief en karakter van de roomse processies, dan zal blijken dat er geen analogie te bespeuren valt tussen deze en de processies van Rome. De twee gelegenheden waarnaar ik verwijs zijn de zeven dagen durende omtrekking van Jericho en de processie waarbij de ark van God van Kirjath-Jearim naar de stad van David wordt gebracht. In het eerste geval waren de processies, alhoewel zij werden begeleid door de symbolen van goddelijke aanbidding, niet bedoeld als daden van religieuze aanbidding, maar waren zij een miraculeuze wijze van oorlogvoering, op een moment dat een opmerkelijke tussenkomst van goddelijke macht werd gewenst.

In het andere geval werd de ark, het symbool van Jehova's aanwezigheid, overgebracht van een plaats waar ze gedurende een lange tijd in vergetelheid was gebleven, naar de plaats die de Heer zelf had uitgekozen als zijn woonplaats; bij zo'n gelegenheid was het volkomen passend en juist dat de overbrenging zou gebeuren met de grootste religieuze plechtigheid. Maar dit waren slechts toevallige gebeurtenissen en hebben niets gemeen met de roomse processies die een vaste plaats innemen in het paapse ceremonieel. Maar alhoewel de Bijbel geen melding maakt van religieuze processies bij de aanvaarde aanbidding van God, wijst hij telkens weer naar heidense processies waarbij eveneens beelden worden meegedragen; hij wijst op de dwaasheid van degenen die heil verwachten van goden die zich niet van de ene naar de andere plaats kunnen begeven, tenzij zij worden gedragen. Wanneer hij het heeft over de goden van Babylon, zegt de profeet Jesaja (46:6,7):

"Zij schudden goud uit hun buidel en wegen zilver in een weegschaal; zij huren een goudsmid, opdat hij er een god van make. Zij knielen, ook buigen zij zich neder. Zij heffen hem op de schouder, zij torsen hem en zetten hem neer op zijn plaats; daar staat hij, hij wijkt niet van zijn plaats. Al schreeuwt iemand tot hem, hij antwoordt niet, uit de benauwdheid redt hij hem niet."

Deze beeldenprocessies, waarbij de beelden op de schouders werden gedragen, vinden wij terug op afbeeldingen uit Nineve, (12) en deze vormen meteen een treffende illustratie van de profetische taal en de ware oorsprong van de paapse processies. Ook in Egypte werd dezelfde praktijk beoefend. In "de processie van de reliekschrijnen", zegt Wilkinson "was het gebruikelijk om het beeld van de voornaamste godheid, ter ere van wie de processie uittrok, alsook die van de koning en zijn voorvaderen op de schouders mee te dragen." (13)

Maar de processies worden in het algemeen niet slechts vereenzelvigd met het Babylonische systeem. Wij hebben bewijzen dat deze processies hun oorsprong terugvoeren tot de dramatische gebeurtenissen in de geschiedenis van Nimrod, die reeds zoveel van onze aandacht heeft opgeëist. Wilkinson zegt: "dat Diodorus melding maakt van een Ethiopisch feest ter ere van Jupiter, waarbij diens beeld in processie werd rondgedragen, en dit klaarblijkelijk om het feit te herdenken dat de goden hun toevlucht in dit land hadden genomen, hetgeen," zegt hij "een herinnering kan geweest zijn aan de vlucht van de Egyptenaren met hun goden." (14) De passage van Diodorus, waarnaar Wilkinson verwijst, is niet erg overtuigend omtrent het motief waarom de beelden van Jupiter en Juno (want Diodorus vermeldt zowel het schrijn van Juno als van Jupiter) jaarlijks in Ethiopië werden binnengedragen, en om na een zekere periode terug naar Egypte te worden gebracht. (15)

Na een vergelijking echter met andere passages uit de oudheid wordt het motief zeer duidelijk. Eustathius zegt, dat tijdens dit bepaalde feest, "naar sommigen beweren, de Ethiopiërs gewoonlijk de beelden van Zeus en andere goden uit de grote tempel van Zeus te Thebe gaan ophalen. Met deze beelden trokken zij op een bepaald moment naar Libië en vierden er een groots feest ter ere van twaalf goden." (16) Daar het een Ethiopisch feest werd genoemd en daar het Ethiopiërs waren die de beelden wegdroegen en weer terugbrachten moeten wij aannemen dat de beelden Ethiopische beelden waren. Daar, zoals we reeds hebben besproken, Egypte onder de macht van Nimrod stond en dientengevolge onder die van de Kuschieten of Ethiopiërs, werd de afgoderij in Egypte voor een ogenblik onderdrukt, (17) wat kan dit jaarlijkse binnenbrengen van de beelden in Ethiopië, het land van de Kuschieten, dan anders inhouden dan dat het een logisch gevolg is van de tijdelijke onderdrukking van de beeldenaanbidding die door Nimrod was ingevoerd. In Mexico wordt melding gemaakt van een identieke tegenhanger van dit Ethiopische feest. Daar zien we dat, op een bepaald ogenblik, de beelden van de goden in een rouwprocessie het land worden uitgedragen net alsof er afscheid van hen wordt genomen, om na een zekere tijd te worden teruggehaald onder groot vreugdebetoon. (18)

In Griekenland vinden we een volledig gelijksoortig feest, dat aan de ene kant in verband staat met het Ethiopische feest van Egypte, maar dat aan de andere kant ten zeerste verwant is aan de boeteprocessie van paus Gregorius. Eerst bemerken we dat Potter verwijst naar een "Delhisch feest ter herdenking aan een REIS van Apollo;" (19) daarna lezen wij onder het thema van het feest Apollonia:

"Aan Apollo, voor deze reden te Aegialea: na een overwinning op Python ging Apollo, vergezeld van zijn zuster Diana, naar Aegialea; maar na door vrees te zijn bevangen vluchtte hij naar Kreta. Hierna werden de bewoners van Aegialea getroffen door een epidemische ziekte; om op aansporen van de profeten de twee beledigde goden te verzoenen, zonden zij ZEVEN jongens evenveel maagden om hen over te halen terug te keren. (Hier vinden we de typische kiem van 'De Zevenvoudige Litanie' van paus Gregorius.) Apollo en Diana aanvaardden hun vroomheid,... en het werd een gebruik om jongens en meisjes uit te kiezen en een plechtige processie te vormen om Apollo en Diana te gaan terughalen, hetgeen bleef voortbestaan tot de dagen van Pausanias." (20)

Het geschil tussen python en Apollo te Griekenland, is precies het tegenbeeld van de strijd tussen Typho en Osiris in Egypte; met andere woorden, tussen Sem en Nimrod. We zien dus duidelijk de ware betekenis en oorsprong van het Ethiopische feest, waarbij de Ethiopiërs de goden van de Egyptische tempels wegdragen. Dit feest gaat blijkbaar terug tot de tijd toen Nimrod werd afgesneden, toen de afgoderij zich niet openlijk durfde tonen behalve onder de toegewijde aanhangers van de "Machtige Jager" (die zich bevonden in zijn eigen familie, de familie van Kusch), toen, onder luid geween en weeklachten, de afgodendienaars met hun goden op de schouders de vlucht namen, om zich te gaan verbergen waar zij maar konden. (21) Ter nagedachtenis aan de onderdrukking van de afgoderij, en aan de tragische gevolgen die naar men veronderstelde daarop waren gevolgd, bestaat het eerste deel van het feest, zoals we zowel in Griekenland als in Mexico hebben gezien, uit een processie van treurenden; hierna gaat de droefheid over in vreugde, als aandenken aan de gelukkige terugkeer naar hun vroegere verheven positie van deze verbannen goden. Dit is waarlijk en waarachtig de oorsprong van de "Zevenvoudige Litanie" van paus Gregorius en de paapse processies.

Voetnoten

[1] KNOX, deel I, p.256.

[2] Idem, deel I, p.258.

[3] Idem, deel I, p.259.

[4] Bonken.

[5] Bestrating.

[6] In afwachting.

[7] KNOX, deel I, p.260.

[8] Dit is het origineel voor wat Litania Septemplex wordt genoemd, of "De Zevenvoudige Litanie".

[9] BARONIUS, Annales, 590, boek VIII, p.6, 7.

[10] Idem, p.7.

[11] Ilias, boek VI, De vertaling van POPE, deel II, pp.455-468.

[12] LAYARD, Nineveh and its Remains, deel II, p.451.

[13] WILKINSON, deel V, p.274.

[14] Idem, deel V, p.274.

[I5] DIODORUS, boek I, par.97, p.62.

[16] EUSTHATIUS over de Ilias van HOMERUS, deel I, ill.423-425, geciteerd in SMITH, Classical Dictionary, sub voce (uitgebreide versie) "Ethiopia".

[17] Zie ante, pp.63-65.

[18] HUMBOLDT, deel I, pp.381-382.

[19] POTTER, deel I, pp.360.

[20] Idem, p.334.

[21] Met betrekking tot de "vlucht van de goden", zie ook Hoofdstuk VII.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden