De Twee Babylons

Alexander Hislop


Hoofdstuk IV
Leerstellingen en tucht

Deel IV
Heilig Oliesel



De laatste dienst die het pausdom aan de levenden bewijst is door hen het "heilig oliesel" toe te dienen, hen te zalven in de naam van de Heer, nadat zij hebben gebiecht en hen de absolutie is geschonken en hen alzo voor te bereiden op hun laatste en onzichtbare reis. Het voorwendsel voor deze "zalving" van stervende personen wordt openlijk ontleend aan een gebod van Jakobus met betrekking tot het bezoeken van de zieken maar indien we de betreffende gedachte volledig beschouwen dan zullen we bemerken dat zulk een handelwijze niet ondersteund wordt door de apostolische raad en dat ze uit een geheime andere bron afkomstig dient te zijn. Jakobus zegt:

"Is iemand krank onder u? Dat hij zich roepe de ouderlingen der gemeente, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met olie in de Naam des Heren. En het gebed des geloofs zal de zieke behouden, en de Here zal hem oprichten, en zo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden." (Jak.5:14-15).

Welnu, het is duidelijk dat dit gebed en deze zalving tot doel hadden de zieke te herstellen. Om de fundamenten van de christelijke gemeente te leggen, waren de apostelen door hun Leider en grote Koning begiftigt met wonderbaarlijke krachten die slechts tijdelijk waren en die, zoals de apostelen zelf verklaarden, zouden worden weggedaan. (1 Kor.13:8) Toen Jakobus zijn brief schreef werden deze krachten elke dag door de "oudere mannen van de gemeente" gebruikt om de lichamen der mensen te genezen zoals onze Heer zelf ook deed. Het "heilig oliesel" van Rome is niet voor zulk een doel bestemd, zoals de uitdrukking zelf verklaart. Het heeft niet tot doel de zieken te genezen, of "hen op te richten"; want het dient in geen enkel geval verstrekt te worden voordat alle hoop op herstel verloren is en de dood duidelijk aan de deur staat. Indien nu de opzet van deze zalving volledig tegengesteld is aan de schriftuurlijke zalving, dan moet ze wel uit een heel andere bron komen. Die streek is dezelfde als deze vanwaar het pausdom zoveel andere heidense gebruiken in haar onreine boezem heeft opgenomen, zoals we reeds hebben gezien.

Het heilig oliesel komt duidelijk van de Chaldeeuwse mysteriën. Onder de vele namen van de Babylonische god kende men ook de naam "Baälsamen", "Heer van de hemel", (132) wat de naam van de zon is, maar tevens ook van de zonnegod. Maar Baäl-samen betekent ook terecht "Heer van de olie", en was klaarblijkelijk bedoeld als een synoniem van de goddelijke naam "de Messias". Bij Herodotus vinden we een passage die deze naam volledig kan verklaren. Daar wordt vermeld dat iemand droomde dat de zon haar vader had gezalfd. (133) Dat de zon iemand zou zalven is zeker geen idee dat zo maar ontstaan is; maar indien de naam "Baäl-samen", "Heer van de hemel" ook beschouwd wordt vanuit zijn betekenis "Heer van de olie", dan is het duidelijk dat zo'n idee reeds gesuggereerd wordt. Dit pleit ook voor de bewering dat het lichaam van de Babylonische Belus in zijn graf in olie werd bewaard tot de tijd van Xerxes. (134) Het was ongetwijfeld om dezelfde reden dat het "beeld van Saturnus" te Rome "werd uitgehold, en werd gevuld met olie." (135)

De olijftak, waarvan wij reeds hebben gezien dat het één van de symbolen was van de Chaldeeuwse god, had klaarblijkelijk dezelfde hiëroglyfische betekenis; want aangezien de olijf de olieboom bij uitstek was, betekende een olijftak automatisch een "zoon van olie", of een "gezalfde" (Zach.4:12,14). Dat is ook de reden waarom de Grieken bij het benaderen van hun goden, in een smekende houding hun toorn trachten af te wenden en om hun gunst verzoeken, terwijl zij naar de tempel komen met een olijftak in de hand. Als de olijftak één van de erkende symbolen was van hun Messias, wiens grote opdracht het was vrede te brengen tussen God en de mens, erkenden zij, door deze tak van de gezalfde te dragen, dat zij in naam van die gezalfde vrede kwamen zoeken.

Welnu, de aanbidders van deze Baäl-samen, "Heer van de hemel" en "Heer van de olie", werden gezalfd in de naam van hun god. Het was niet voldoende dat zij werden gezalfd met "speeksel"; zij werden ook gezalfd met "magische zalven" van de krachtigste soort; door middel van deze zalven bracht men drugs in hun lichaam om hun verbeelding te prikkelen en om de kracht te verhogen van de magische dranken die zij ontvingen, opdat zij voorbereid zouden zijn om de visioenen en de openbaringen van de mysteriën op te nemen.

Zulke "zalvingen", zegt Salverté "werden veelvuldig toegepast in de oude plechtigheden. Alvorens het orakel van Trophonius te raadplegen werden zij over het ganse lichaam met olie ingewreven. Deze voorbereiding droeg ongetwijfeld bij tot de verwekking van het gewenste visioen. Voordat Apollonius en zijn metgezel tot de mysteriën van de Indische wijzen werden toegelaten, werden zij zo krachtig met olie ingewreven dat het leek alsof zij zich in vuur hadden gebaad." (136) Dit was duidelijk een zalving in de naam van de "Heer des hemels" om hen voor te bereiden op het visioen van die vreselijke godheid. Dezelfde reden die deze zalving veronderstelt vóór de inwijding, zou nog krachtiger pleiten voor een speciale "zalving" wanneer de persoon, niet in visioen maar in werkelijkheid, geroepen werd om het "Mysterie der mysteries" te aanschouwen, namelijk zijn persoonlijke intrede in de onzichtbare en eeuwige wereld.

Aldus evolueerde het heidense systeem zelf naar het "laatste oliesel". (137) Haar volgelingen werden gezalfd voor hun laatste reis, ten einde onder de dubbele invloed van bijgeloof en krachtige stimulerende middelen, die op de nog enig mogelijke manier in hun lichaam werden gebracht, hun geest zowel onmiddellijk te sterken tegen het schuldgevoel als tegen de aanvallen van de koning der verschrikkingen. Uit deze bron, en deze alleen, kwam ongetwijfeld het "heilig oliesel" van het pausdom, dat onder de christenen totaal onbekend was totdat het verderf zich sterk ontwikkeld had in de Kerk. (138)

Voetnoten

[132] "Heer des Hemels" is waarschijnlijk "Beel-shemin", maat in Sanchuniathon wordt het precies zo weergegeven als de naam van de "Heer van de Olie" (pp.12, 13) in EUSEBIUS, Praep. Evang., deel I, h.10, p.39.

[133] HERODOTUS, boek III, h. 124.

[134] CLERICUS, Philosoph. Orient., deel I, De Chaldoeis, par. I, h.4.

[135] SMITH, Classical Dictionary, p.679.

[136] SALVERTÉ, Des Sciences Occultes, p.282.

[137] Quarterly Journal of Prophecy, p.6,januari 1853.

[138] Bisschop GIBSON zegt dat het gedurende duizend jaar onbekend was in de kerk (Preservative against Popery, deel VIII, p.255).





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden