De Twee Babylons

Alexander Hislop


Hoofdstuk III
Feesten

Deel II
Pasen



Laten we nu eens kijken naar Pasen. Wat betekent eigenlijk Easter? Dit is zeker geen christelijke naam. Hij draagt zijn Chaldeeuwse oorsprong op het voorhoofd. Pasen (Eng. Easter) is niets anders dan Astarte, één van de titels van Beltis, de koningin des hemels, wier naam, zoals uitgesproken door de Ninevieten, opmerkelijk overeenkomt met die welke nu algemeen voorkomt in Engeland. Die naam, zoals die door Layard op de Assyrische monumenten werd teruggevonden, is Ishtar. (57) De aanbidding van Bel en Astarte werd reeds zeer vroeg in Brittannië binnengebracht, samen met de Druïden, "de priesters van de bosjes". Sommigen hebben verondersteld dat de Druïdische aanbidding voor het eerst door de Feniciërs werd binnen-gebracht, die eeuwen vóór de christelijke jaartelling handel dreven op de tinmijnen van Cornwall. Maar de ondubbelzinnige sporen van die aanbidding worden teruggevonden op plaatsen van de Britse eilanden waar de Feniciërs nooit zijn doorgedrongen, en ze heeft overal onuitwisbare indrukken nagelaten van de sterke invloed die ze moet hebben gehad op de vroege Britse geest. Naar Bel, wordt op de kalender de 1e mei nog steeds Beltane genoemd; (58) en we kennen gebruiken die heden ten dage nog worden nageleefd, die bewijzen hoe precies de aanbidding van Bel of Moloch (want beide titels behoren tot dezelfde god) zelfs in de noordelijke delen van het eiland werd beoefend.

"Wijlen Lady Baird van Fern Tower uit Perthshire", zegt een schrijver in "Notes and Queries", die goed thuis is in de Britse oudheden, (59) "vertelde me, dat elk jaar met Beltane (1e mei), een aantal mannen en vrouwen te samen komen bij een oude Druïdische kring van stenen op haar landgoed nabij Crieff. In het midden ontsteken zij een vuur en elke persoon legt een stuk haverkoek in een herdersmuts; allen zetten zich neer en nemen geblinddoekt een stuk uit de muts. Van tevoren werd één stuk zwart gemaakt en degene die dit stuk neemt moet in het midden van de cirkel door het vuur springen en een boete betalen. In werkelijkheid is dit weergegeven door het vuur te springen en de betaling van de boete koopt het slachtoffer vrij."

Indien Baäl aldus in Brittannië werd aanbeden, dan zal het niet moeilijk te geloven zijn dat zijn gemalin Astarte eveneens door onze voorouders aanbeden werd, en dat naar Astarte, wier naam in Nineve Ishtar was, de religieuze plechtigheden van april, zoals die nu worden gehouden, in Engeland Easter worden genoemd - hierbij werd die maand door onze heidense voorouders Easter-monath genoemd. Het feest, waarvan in de geschiedenis van de Kerk, onder de naam Easter (Pasen) in de derde en vierde eeuw melding wordt gemaakt, was een geheel ander feest dan hetgeen nu door de roomse Kerk wordt gevierd, en was op die tijd niet bekend onder een naam als Easter. (60) Het werd Pasen of Pascha genoemd en alhoewel het geen apostolische (61) basis had, werd het zeer vroeg door vele belijdende christenen gevierd ter herdenking aan de dood en opstanding van Christus. Dat feest kwam oorspronkelijk overeen met de tijd van het joodse Pascha, toen Christus werd terechtgesteld, en waarvan men in de dagen van Tertullianus, tegen het einde van de tweede eeuw, aannam dat dit de 23e maart was. (62) Dat feest was niet afgodisch en het werd niet voorafgegaan door een Grote Vasten.

"Ik meen te weten", zie Cassianus, de monnik van Marseilles, die in de vijfde eeuw schreef en de primitieve Kerk vergeleek met de Kerk van zijn tijd," dat het houden van de veertig dagen vasten niet bestond, zolang de perfectie van die primitieve Kerk ongeschonden bleef." (63)

Vanwaar kwam dan deze inachtneming? De veertig dagen van onthouding of de Vasten was rechtstreeks overgenomen van de aanbidders van de Babylonische godin. Zulk een vasten van veertig dagen "in de lente van het jaar" wordt nog steeds onderhouden door de Yezidis of heidense duivelaanbidders van Koerdistan, (64) die het hebben geërfd van hun vroege meesters, de Babyloniërs. Zo'n Vasten van veertig dagen werd in de lente gehouden door de heidense Mexicanen, waarover Humboldt, (65) wanneer hij een verslag geeft van de Mexicaanse vieringen, het volgende zegt: "Drie dagen na de voorjaarsnacht... begon een plechtig vasten van veertig dagen ter ere van de zon." Zoals uit een raadpleging van Wilkinsons Egyptians mag blijken, werd zo'n Vasten van veertig dagen ook in Egypte onderhouden. (66) Deze Egyptische Vasten van veertig dagen, zo wordt ons geleerd door Landseer in zijn Sabean Researches, werd uitdrukkelijk gehouden ter nagedachtenis aan Adonis of Osiris, de grote bemiddelende god. (67) Omstreeks dezelfde tijd werd blijkbaar de ontering van Proserpina herdacht, en wel op dezelfde wijze; want Julius Firmicus deelt ons mee dat het "weeklagen voor Proserpina" gedurende "veertig nachten" aanhield; (68) van Arnobius leren we dat de vasten die de heidenen onderhielden en die "Castus" of de "heilige" vasten werd genoemd, volgens de christenen van zijn tijd werd beschouwd als een imitatie van de lange vasten van Ceres, toen deze verscheidene dagen vastberaden weigerde te eten wegens haar "buitengewoon groot verdriet" (violentia moeroris) (69), dat wil zeggen wegens het verlies van haar dochter Proserpina toen deze werd ontvoerd door Pluto, de god van de onderwereld. Aangezien de verhalen van Bacchus of Adonis en Proserpina later werden samengevoegd, alhoewel ze oorspronkelijk gescheiden waren, zodat Bacchus, Liber werd genoemd en zijn vrouw Ariadne, Libera (70) (wat één van de namen van Proserpina was) (71), dan is het hoogst waarschijnlijk dat de vasten van veertig dagen in later tijden op beide betrekking had. Onder de heidenen schijnt deze Grote Vasten een onmisbare voorbereiding te zijn geweest op het grote jaarlijkse feest ter nagedachtenis aan de dood en opstanding van Tammuz, hetgeen werd gevierd onder afwisselend geween en gejuich en dat in vele landen aanzienlijk later viel dan het christelijke feest; in Palestina en Assyrië viel het in de maand juni die daardoor de "maand Tammuz" werd genoemd; in Egypte was dit omstreeks het midden van mei en in Brittannië in april. Om de heidenen voor het nominale christendom te winnen, trof Rome, haar gewone politiek volgend, maatregelen om de christelijke en de heidense feesten samen te smelten en door een ingewikkelde maar vaardige aanpassing van de kalender bleek het over 't algemeen niet zo moeilijk, om het heidendom en het christendom - dat nu diep in de afgoderij verzonken was - elkaar op dit vlak en nog vele andere, de hand te reiken. Het werktuig om deze fusie tot stand te brengen was de abt Dionysius de Kleine (72) aan wie we het ook te danken hebben, zoals moderne chronologen hebben aangetoond, dat de datum van de christelijke tijd, of van de geboorte van Christus zelf, VIER JAAR van de ware tijd werd teruggeplaatst. Of dit uit onwetendheid werd gedaan of met een bepaald doel kan betwist worden; maar er blijkt niet de minste twijfel over te bestaan, dat de geboorte van onze Heer Jezus vier jaar later werd gedateerd dan de werkelijkheid. (73) Deze wijziging van de kalender met betrekking tot Pasen kende belangrijke gevolgen. Het bracht in de Kerk de grofste corruptie en het walgelijkste bijgeloof in verband met de onthouding van de Vasten. Dat iemand slechts leze over de gruwelijkheden die werden herdacht gedurende de "heilige vasten" of "heidense vasten", zoals beschreven door Arnobius en Clemens Alexandrinus, (74) en hij zal zich beslist schamen over het christendom van degenen die, in het volle besef van al deze gruwelen, "afdaalden naar Egypte om hulp" om de zwakke devotie van de ontaarde Kerk wat op te peppen en die geen betere manier meer konden vinden om ze te doen "herleven" dan door te putten uit een zo bezoedelde bron, namelijk de ongerijmdheden en gruwelijkheden die kleefden aan datgene wat de vroege christelijke schrijvers hadden geminacht.

Dat christenen er ooit aan zouden denken de heidense onthouding van de Vasten in te voeren was een slecht teken; het toonde aan hoe laag zij waren gezonken en het was tevens een oorzaak van het kwaad; het leidde onontkoombaar tot diepere ontaarding. Oorspronkelijk was de Grote Vasten met de daaraan voorafgaande braspartijen van Karnavals zelfs in Rome totaal onbekend; en zelfs toen men van mening was dat men diende te vasten vóór het christelijke Pasen, was het slechts langzaam aan dat het in dit opzicht gelijkvormig werd aan het ritueel van het heidendom. Hoe lang de periode van het vasten in de roomse Kerk duurde vóór het Concilie van Nicea is niet erg duidelijk, maar voor een aanzienlijke periode na dat Concilie hebben we het onderscheidend bewijs dat ze de drie weken niet overschreed. (75) Socrates schrijft omstreeks 450 n.Chr. over dit thema het volgende: "Degenen die in de vorstelijke stad Rome wonen vasten vóór Pasen drie weken, behalve op zaterdag en de dag des Heren." (76) Maar toen tenslotte de aanbidding van Astarte de overhand begon te krijgen, werden er stappen ondernomen om het volledige Chaldeeuwse Vasten van zes weken of veertig dagen, verplicht te maken voor allen binnen het West Romeinse Rijk. Hiervoor werd de weg geopend door een Concilie dat gehouden werd te Aurelia in de dagen van Hormisdas, bisschop van Rome, omstreeks het jaar 519, waar het decreet werd uitgevaardigd dat de Grote Vasten plechtig diende gehouden te worden vóór Pasen. (77) Ongetwijfeld was het met het oog op de uitvoering van dit decreet dat de kalender een paar dagen later door Dionysius werd gewijzigd. Dit decreet kon niet in zijn geheel worden uitgevoerd. Omstreeks het einde van de zesde eeuw, werd de eerste beslissende poging gedaan om de inachtneming van de nieuwe kalender kracht bij te zetten. In Brittannië werd een eerste poging gedaan (78) maar men stuitte hier op een hevige tegenstand. Het verschil in tijd, tussen het christelijke Pasen, zoals dit werd gevierd door de plaatselijke christenen, en het heidense Pasen dat door Rome werd opgedrongen, bedroeg op het ogenblik van de opdringing, een gehele maand; (79) en het was tenslotte slechts met geweld en bloedvergieten dat het feest van de Angelsaksische of Chaldeeuwse godin, datgene wat ter ere van Christus werd gehouden, kwam vervangen.

Dat is de geschiedenis van Pasen. De populaire gebruiken die de periode van deze viering begeleiden bevestigen in grote mate het getuigenis van de geschiedenis van het Babylonische karakter. De warme kruis-broodjes van Goede Vrijdag en de geverfde eieren van Pasen of Paaszondag kwamen in de Chaldeeuwse riten zowel voor als nu. De broodjes, ook onder de naam "buns" bekend, werden gebruikt bij de aanbidding van de koningin des hemels, de godin Easter, en dit zelfs in de dagen van Cecrops, de stichter van Athene - dat wil zeggen 1500 jaar vóór de christelijke tijd. "Eén soort van heilig brood", zegt Bryant (80) "dat aan de goden werd geofferd dateerde van de vroege oudheid en werd Boun genoemd." Diogenes Laertius, sprekend over de offergave die door Empedocles werd gebracht, beschrijft de voornaamste bestanddelen waaruit het was samengesteld, en hij zegt: "Hij offerde één van de heilige koeken die Boun worden genoemd, en die werden gemaakt van fijne bloem en honing." (81) De profeet Jeremia merkt over deze wijze van offeren het volgende op: "De zonen rapen sprokkelhout bijeen en de vaders steken het vuur aan en de vrouwen kneden meeldeeg om offerkoeken te maken voor de koningin des hemels." (82) Bij het feest van Astarte worden vandaag de warme kruis-broodjes niet geofferd maar gegeten; maar toch laat dit er geen twijfel over bestaan vanwaar zij afkomstig zijn. De oorsprong van de paaseieren is al even duidelijk. De oude Druïden erkenden het ei als het heilige symbool van hun orde. (83) Bij de Dionysiaca of de mysteries van Bacchus, zoals die werden gehouden te Athene, maakte de consecratie van een ei deel uit van de nachtelijke ceremonie. (84) De fabels van de Hindoes verheerlijken hun werelds ei en kennen het een gouden kleur toe. (85) De Japanners beweren dat hun heilige ei verkoperd was. (86) Momenteel worden bij heilige feesten in China gekleurde of beschilderde eieren gebruikt, net als bij ons. (87) In oude tijden werden eieren bij de religieuze riten van de Egyptenaren en de Grieken gebruikt en werden ze voor mystieke doeleinden in hun tempels opgehangen. (88) (fig.31).

Men kan duidelijk het spoor van deze heilige eieren volgen van Egypte tot aan de oevers van de Eufraat. De klassieke dichters zijn vervuld van de fabel van het mystieke ei van de Babyloniër; en haar verhaal wordt als volgt verteld door de Egyptenaar Hyginus, die in de tijd van Augustus de geleerde bibliothecaris van de Palatijnse bibliotheek van Rome was, en die goed onderlegd was in al de wijsheid van zijn geboorteland: "Men zegt dat een ei van buitengewone afmetingen vanuit de hemel in de rivier de Eufraat is gevallen. De vissen rolden het naar de oever, waar de duiven erop plaats namen en het uitbroedden totdat Venus eruit te voorschijn kwam, die nadien de Syrische godin werd genoemd," (89) - dat wil zeggen Astarte. Vandaar dat het ei één van de symbolen van Astarte of Easter (Pasen) werd; en dienovereenkomstig wordt in Cyprus, als één van de favoriete voorwerpen van de aanbidding van Venus of Astarte, het enorme ei afgebeeld op een grote schaal. (90) (zie fig.32).

De occulte betekenis van dit mystieke ei van Astarte, in één aspect (want het had een dubbele betekenis), had betrekking op de ark (91) gedurende de periode van de vloed, waarin het menselijke ras was opgesloten, net zoals het kuiken is geborgen in het ei voor het is uitgebroed. Misschien is iemand geneigd te vragen hoe het in de geest van de mens kon opkomen zulk een ongewoon symbool te gebruiken voor zo'n doel. Het antwoord is in de eerste plaats dat het heilige ei van het heidendom, zoals reeds werd aangetoond, wel bekend staat als het "wereld ei", dat wil zeggen het ei waarin de wereld was opgesloten. Nu heeft de wereld twee verschillende betekenissen - het betekent ofwel de letterlijke aarde, ofwel de bewoners van de aarde. De laatste betekenis van het woord vinden we terug in Gen.11:1: "De gehele aarde nu had nog slechts één taal en één woordenschat", waar de betekenis is dat dit het geval was voor de bevolking van de aarde. Indien dan de wereld is opgesloten in een ei en aldus op de wateren drijft, dan is het niet moeilijk te geloven hoe de idee van het ei is ontstaan, namelijk doordat het ei dat aldus op de wijde wereldzee dreef, een afbeelding is van Noach's familie die in haar boezem de ganse wereld droeg. De relatie van het woord ei tot de ark komt als volgt tot stand: - Het Hebreeuws voor ei is Baitz, of in het vrouwelijk (want het woord heeft twee geslachten) Baitha. In het Chaldeeuws en het Fenissich wordt dit Baith of Baitha, (92) wat in deze talen ook de normale wijze is waarop de naam van een "huis" wordt uitgesproken. (93) Het ei dat op de wateren dreef en de wereld bevatte, was het huis dat op de wateren van de vloed dreef, met de elementen van de nieuwe wereld in zijn boezem. Dat het ei uit de hemel kwam duidt klaarblijkelijk op de voorbereidingen van de ark door de uitdrukkelijke aansporingen van God; en hetzelfde schijnt duidelijk vervat te zijn in het Egyptische verhaal van het werelds ei dat, naar men beweerde, uit de mond van de grote god was voortgekomen. (94) Wat de duiven betreft die zich op het ei neerzetten is een verklaring overbodig. Dit was dan de betekenis van het mystieke ei in één aspect. Aangezien echter al hetgeen goed of heilzaam voor de mensheid was in de Chaldeeuwse mysteries werd voorgesteld en in sommige gevallen met de Babylonische godin werd verbonden, zo werd ook de grootste zegening van de mensheid, die de ark in haar boezem bevatte, toegeschreven aan Astarte, die de grote beschaafster en weldoenster van de wereld was. Alhoewel de vergoddelijkte koningin, die Astarte voorstelde, in werkelijkheid niet had bestaan vóór een paar eeuwen na de vloed, was het dank zij de leerstelling van metempsychose, die stevig gevestigd was in Babylon, toch mogelijk om haar aanbidders te doen geloven dat zij in een vorige incarnatie in de antediluviaanse wereld had geleefd en veilig door de wateren van de vloed was gekomen. Welnu, de roomse Kerk heeft dit mystieke ei van Astarte geadopteerd en het geheiligd als een symbool van Christus' opstanding. Er werd zelfs een gebedsformule vastgesteld om in verband hiermee te worden gebruikt, en wel door paus Paulus V, die zijn bijgelovige medeaanbidders met Pasen het volgende leerde bidden: -

"Gezegend, 0 Heer, wij smeken U, zij deze schepping van U, deze eieren, dat ze een gezonde voeding voor uw dienstknechten mogen zijn, die ze eten tot nagedachtenis aan onze Heer Jezus Christus, enz." (95)

Behalve dit mystieke ei, was er ook nog een ander embleem voor Easter, de goddelijke koningin van Babylon, en dat was de Rimmon of "granaatappel". Op oude medailles wordt zij dikwijls afgebeeld met de Rimmon of "granaatappel" in haar hand, en het huis van Rimmon, waar de koning van Damascus, de meester van de Syriër Naäman, ging aanbidden, was naar alle waarschijnlijkheid een tempel van Astarte, waar die godin met de Rimmon openlijk werd aanbeden. De granaatappel is een vrucht die vol zaadjes zit; ten gevolge hiervan heeft men verondersteld dat hij werd gebruikt als een embleem van het vaartuig waarin de kiemen van de nieuwe schepping werden behouden, en waarmee de wereld opnieuw diende bezaaid te worden, met mens en dier, nadat de verwoesting van de vloed voorbij was. Maar na een grondiger onderzoek blijkt dat de Rimmon of granaatappel op iets heel anders betrekking heeft. Astarte of Cybele werd ook Idaia Mater (96) genoemd, en de heilige berg in Phrygië die befaamd is om de viering van haar mysteries, werd Berg Ida genoemd - dat wil zeggen in't Chaldeeuws, de heilige taal van deze mysteries, de Berg van kennis. "Idaia Mater" betekent dan "de moeder van Kennis" - met andere woorden onze moeder Eva, die als eerste "de kennis van goed en kwaad" begeerde, en die ze verkreeg door er, zowel voor haar zelf als voor haar kinderen, een hoge prijs voor te betalen. Zoals in overvloedige mate kan worden aangetoond, werd Astarte niet alleen als een incarnatie van de Geest van God aanbeden, maar ook als de moeder der mensheid. (97) Als daarom, de moeder der goden, en de moeder der kennis, met de vrucht van de granaatappel in haar uitgestrekte hand werd afgebeeld (zie fig.33) degenen die de heilige berg bestegen uitnodigend om te worden ingewijd in haar mysteries, kan er dan twijfel over bestaan wat die vrucht symboliseerde?

Blijkbaar moet het overeenkomst vertonen met haar aangenomen karakter; het moet de vrucht van de "Boom van Kennis" zijn - de vrucht van diezelfde

"Boom, wiens goddelijke smaak de dood en al onze ellende in de wereld bracht."

De kennis die de aanbidders van de Idaïsche godin werd aangeboden, was precies van hetzelfde gehalte als die welke Eva verkreeg bij het eten van de verboden vrucht, namelijk de praktische kennis van alles wat slecht en gemeen was. Wat Astarte in dit karakter aangaat, werd de mensen geleerd op te kijken naar hun grote weldoenster, die voor hen kennis verwierf en zegeningen die daarmee verbonden waren, hetgeen zij anders tevergeefs zouden hebben gezocht bij Degene die de Vader der lichten is, en van wie elke goede en volmaakte gave afkomstig is. Het pausdom inspireert dezelfde gevoelens met betrekking tot de roomse koningin des hemels en brengt haar aanhangers er toe de zonde van Eva in hetzelfde licht te bezien als waarin het heidendom dit beschouwde. In de canon van de mis, de meest plechtige formule in het roomse Missaal, komt de volgende uitdrukking voor, waarin de zonde van onze eerste ouders wordt beklemtoond: "0 beata culpa, quae talem meruisti redemptorem." (98) "0 gezegende zonde, die ons zo'n Verlosser heeft verschaft!" De idee die in deze woorden is vervat is puur heidens. Het komt slechts op het volgende neer: "Onze dank gaat uit naar Eva, aan wier zonde we de roemrijke Redder verschuldigd zijn." Het is waar dat de woorden die erin vervat zijn onder dezelfde woorden worden teruggevonden in de geschriften van Augustinus; maar het is een idee dat volkomen in tegenspraak is met de geest van het Evangelie, dat alleen maar de zonde nog overmatig zondig maakt, door de overweging dat het zo'n rantsoenoffer vereiste om ons te bevrijden van haar vreselijke vloek. Augustinus had vele heidense gevoelens in zich opgenomen, en hij heeft zich er nooit volledig van kunnen bevrijden. Het is vreemd dat iemand die zo goed en zo verlicht was als Merle D' Aubigné geen kwaad zou zien in zulke woorden!

Aangezien Rome dezelfde gevoelens koestert als het heidendom, heeft het ook precies dezelfde symbolen overgenomen, in zoverre het daartoe de gelegenheid had. In Engeland en in de meeste Europese landen groeien geen granaatappelen; en toch moet zelfs hier, in de mate van het mogelijke, het bijgeloof van de Rimmon worden hoog gehouden. Vandaar dat in plaats van de granaatappel de sinaasappel wordt gebruikt; en zo voegen de papisten van Schotland met Pasen sinaasappelen en eieren tezamen; en ook, toen enkele jaren geleden met Pasen Bisschop Gillis van Edinburgh tijdens een opgeblazen ceremonie de voeten van twaalf haveloze Ieren waste, bood hij elk van hen ten slotte twee eieren en een sinaasappel aan.

We dienen echter op te merken dat dit gebruik van de sinaasappel als representatief van de vrucht van Edens "geduchte boom der beproeving" geen moderne uitvinding is; het gaat terug tot de verre tijd van de klassieke oudheid. De tuinen van de Hesperiden in het Westen zijn, zoals wordt erkend door allen die het onderwerp hebben bestudeerd, enkel maar het duplicaat van de tuin van Eden in het Oosten. De beschrijving van de heilige tuinen, gesitueerd op de eilanden van de Atlantische Oceaan, langs de kusten van Afrika, toont aan dat hun legendarische ligging nauwkeurig overeenkomt met de Kaap Verdische - of de Canarische Eilanden of op andere van die groep; en dat de gouden vrucht van de heilige boom, die angstvallig werd bewaakt, niets anders was dan de sinaasappel. Welnu, laat de lezer letten op het volgende. Volgens de klassieke heidense geschiedenis was er op de "eilanden der zegeningen" in die tuin der genoegens geen slang om de mensheid te verleiden hun plicht ten aanzien van hun grote weldoener te veronachtzamen, door van de heilige boom te eten, die hij had voorbehouden als beproeving op hun trouw. Neen, in tegendeel; het was de slang, het symbool van de Duivel, het Beginsel van het kwaad, de vijand van de mens, die hen verbood van het kostbare fruit te eten - die het angstvallig bewaakte - die niet zou toelaten dat het werd aangeraakt. Hercules, een vorm van de heidense Messias - niet de primitieve, maar de Griekse Hercules - bewogen door medelijden met de mens in zijn ongelukkige toestand, versloeg of onderwierp de slang, het jaloerse schepsel dat de mensheid misgunde gebruik te maken van datgene wat ze zo nodig had om volmaakt gelukkig en wijs te worden, en schonk de mens datgene wat anders hopeloos buiten zijn bereik zou blijven. Hier worden dan God en de duivel precies van plaats verwisseld. Jehova die de mens verbood van de boom van kennis te eten, wordt gesymboliseerd door de slang, en voorgesteld als een onedelmoedig en boosaardig schepsel, terwijl degene die de mens bevrijdde van Jehova's juk en hem van de vrucht van de verboden boom gaf - met andere woorden, Satan onder de naam van Hercules - gevierd wordt als de goede en genadige Bevrijder van het menselijk geslacht. Wat een mysterie van wetteloosheid! Welnu, dit alles is gehuld in de heilige sinaasappel van Pasen.

Voetnoten

[57] LAYARD, Nineveh and Babylon, p.629.

[58] Zie OLIVER & BOYD, Edinburgh Almanac, 1860.

[59] De zeer geachte Lord John Scott.

[60] De naam "Easter" komt alleen in Groot Brittannië voor. In Duitsland "Os- ter".

[61] Socrates, de spreekwoordelijke klassieke historicus, na een ellenlang verslag over de verschillende wijzen van het vieren van Pasen in de verschillende landen van zijn tijd (de 5de eeuw), somt het met de volgende woorden op: "Na deze uiteenzetting moge blijken dat de viering van Pasen vooral min of meer als gebruik begon, meer dan vanwege een opdracht van Christus of van enige apostel" (Hist. Ecclesiast., deel V, h.22). Iedereen weet dat de naam "Paasfeest", gebruikt in onze vertaling van Handelingen 12:4, niet enkel op een christelijk feest betrekking heeft, maar op het Joodse Paasfeest. Dit is een van de weinige plaatsen in de Bijbel, waar de vertalers een ongeoorloofde vooringenomenheid aan de dag leggen.

[62] GIESELER, deel I, p.55, de noot. In GIESELER wordt als tijdstip "25 maart" opgegeven, maar het latijnse citaat dat erbij staat, toont aan dat dit een typografische dwaling is voor het getal "23".

[63] Idem, deel II, p.42, noot.

[64] LAYARD, Nineveh and Babylon, p.93.

[65] HUMBOLDT, Mexican Researches, deel I, p.404.

[66] WILKINSON, Egyptian Antiquities, deel I, p.404.

[67] LANDSEER, Sabean Researches, p.112.

[68] De Errore, p.70.

[69] ARNOBIUS, Adversus Gentes, boek V, p.403. Zie ook wat hieraan vooraf gaat in hetzelfde boek met betrekking tot Proserpine.

[70] OVIDUS, Fasti, boek III, deel III, p.184.

[71] SMITH, Classical Dictionary, "Liber en Liberia", p.381.

[72] Omstreeks 525 n.Chr.

[73] GIESELER, deel I, p.54. Gieseler haalt als gezaghebbende bronnen voor de beweringen in de tekst aan: G.A. HAMBERGER, De Epochoe Christianae ortu et anchore (in MARTINI, Thesaur Dissertat, T.III, P.I, p.241); JO.G. IDELER, Chronologie, II, 366 e.v.. Deze bewering vinden we ook vaak terug in alle Engelstalige standaardwerken over Chronologie.

[74] CLEMENS ALEXANDRINUS, Protrepticos, p.13.

[75] GIESELER zegt, wanneer hij het heeft over de Oosterse kerk in de tweede eeuw met betrekking tot de viering van het Paasfeest: "Hierin (het Paasfeest ter nagedachtenis aan de door van Christus) eten zij (de Oosterse christenen) het ongezuurde brood, waarschijnlijk zoals de Joden dat gedurende acht dagen deden.... Er is geen spoor van een jaarlijks feest van de opstanding onder hen te vinden, want dit werd elke zondag gevierd." (Catholic Church), par.53, p.178, noot 35). Met betrekking tot de kerk in het westen schijnt men op een wat later tijdstip - de tijd van Constantijn - het christelijk Paasfeest gedurende vijftien dagen te hebben gevierd, zoals blijkt uit de volgende passage van Bingham, mij welwillend door een vriend ter hand gesteld, ofschoon hierin geen melding wordt gemaakt van een periode van vasten. Bingham zegt (Origin. Eccles., deel IX, p.94): "De plechtigheden van Pasen vallen op de week vóór en de week ná de paaszondag - en wel een week van het kruis en de andere week van de opstanding. De ouden spreken van het Passie - en het Verrijzenis Pasen, als een vijftien dagen durende plechtigheid. Vijftien dagen werden door het keizerrijk dwingend aan de universele kerk opgelegd. Scalinger maakt melding van een wet door Constantijn uitgevaardigd, die in totaal twee weken voor het Paasfeest oplegt, benevens een opschorting van alle juridische processen." (BINGHAM, IX p.95).

[76] SOCRATES, Hist. Eccles., boek V, h.22, p.234.

[77] DR. MEREDITH HANMER, Chronographia, aan zijn vertaling van EUSEBIUS toegevoegd, p.592. Londen, 1636.

[78] Gieseler, vol I, p.54.

[79] CUMMIANUA, geciteerd door Aartsbisschop USSHER, Sylloge, p.34. Degenen die met de viering van Kerstmis en Pasen zijn opgevoed, en die in hun hart walgen van alle Pauselijke en Heidense afgoderij, kunnen wellicht het gevoel hebben dat er iets "verdorven" is aan de openbaring die hier met betrekking tot de oorsprong van deze feesten is gegeven. Maar een nadere beschouwing zal voldoende zijn om zulke gevoelens uit te bannen. Men zal inzien, dat op grond van de uiteenzetting die ik heb gegeven, het geen zin heeft dit te ontkennen. Een aantal van de feiten die op deze pagina's zijn opgesomd, zijn reeds bekend bij ongelovige en wereldse schrijvers zonder slechte bedoelingen, zowel in Engeland als op het vasteland van Europa, en zij gebruiken deze feiten op een zodanige wijze, dat daarmee de ogen worden geopend van jonge en slecht geïnformeerde gelovigen, om hen te wijzen op de essentie van het geloof. Daarom is het ook van het grootste belang dat de waarheid aan iedereen bekend wordt gemaakt, ook als dat indruist tegen wat men altijd heeft geloofd, zeker wanneer die waarheid wel beschouwd de jeugd helpt om een standpunt in te nemen tegen de verleidingen van het Pausdom, en hen aanmoedigt het geloof te volgen dat ons door de Heiligen is overgeleverd. Als een niet-gelovige zou kunnen zeggen: "Ik houd van Socrates en Plato, maar ik heb de waarheid meer lief," dan zal de Christelijke geest zeker niet hoogmoedig zijn. Ligt er in de tijd niet veel verborgen dat de eerlijke geest aan moet sporen zich het een en ander af te vragen, en als de gelegenheid zich nog niet heeft voorgedaan, haast te maken om af te rekenen met alle christelijke gewoonten die in feite rechtstreeks uit de gouden Beker van Babylon zijn gevloeid? Er zijn edele geesten in de kerken van Cranmer, Latimer en Ridley, die onze Heer Jezus Christus in alle oprechtheid liefhebben, en die de kracht van Zijn bloed gevoeld hebben, en bekend zijn met de Vertroosting van Zijn Geest. Laten zij zich in hun binnenkamer terugtrekken, en zich op de knieën de vraag stellen, voor God en voor hun geweten, of ze zich niet beter kunnen inzetten voor het goede werk, zodat dit weldra een voltooiing kan vinden. Dan zou de kerk in Engeland een bolwerk van de hervorming worden, dan zouden haar zonen de vijanden in de poorten aanspreken, dan zou zij het gehele Christendom tot voorbeeld zijn, "rein als de zon, schoon als de maan, en schrikwekkend als een leger met banieren." Als echter niets wordt ondernomen om de plaag die zich binnen in haar verspreidt tegen te houden, dan zullen de gevolgen desastreus zijn, niet slechts voor haar zelf, maar voor het gehele Britse Rijk.

[80] Mythology, deel I, p.373.

[81] LAERTIUS, p.227, B.

[82] Jeremia 7:18. Van hetzelfde woord heeft de profeet waarschijnlijk het woord "koeken" afgeleid. Het Hebreeuwse woord werd met de punten uitgesproken als "Khavan", dat in het Grieks soms "Kapan-os" werd (PHOTIUS, Lexeon Syttogé, deel I, p.130), en soms ook wel "Khabon" (NEANDER, in KITTO, Biblical Cyclopoedia, del I, p.237). Het eerste toont aan het "Khvan", uitgesproken als één lettergreep, zou veranderen in het Latijnse panis, "brood", en hoe het tweede op dezelfde wijze zou veranderen van "Khvon" naar "Bon" of koek. Het mag niet over het hoofd worden gezien hoe bijvoorbeeld ook het algemene Engelse woord "loaf' (brood), een dergelijk vormingsproces heeft doorlopen. In het Anglo-Saksisch was het "Hlaf".

[83] DAVIES, Druids, p.208.

[84] Idem, p.207.

[85] COL. KENNEDY, p.223.

[86] COLEMAN, p.340.

[87] Mijn gezaghebbende bron voor deze bewering is de eerwaarde James Johnston uit Glasgow, voormalig zendeling te Amoy in China.

[88] WILKINSON, deel III, p.20, en PAUSANIAS, boek III, Laconia, h.16.

[89] HYGINUS, Fabuloe, pp.148, 149.

[90] Uit LANDSEER, Sabean Researches, p.80. Londen 1823.

[91] BRYANT, deel III, p.161.

[92] In het laat Chaldees is de naam van een ei vaak "Baiaa", of "Baietha" in de sterke vorm, maar Baith wordt eveneens volgens dezelfde regel van Baitz afgeleid, evenals "Kaitz", "zomer" in het Chaldees "Kaith" wordt, en zo ook vele andere woorden.

[93] Het veelgebruikte woord "Beth", "huis", in de Bijbel zonder punten, is "Baith", zoals in de naam van Bethel gezien kan worden, zoals dit staat in Gen.35:1, en afkomstig is uit de Griekse Septuaginta, waar het "Baith-el" heet.

[94] BUNSEN, deel I, p.377.

[95] Scottish Guardian, april, 1844.

[96] DYMOCK, Classical Dictionary, sub voce.

[97] Voor bewijs over dit onderwerp, zie de Appendix onder noot J.

[Fig.33] Uit BRYANT, deel III, p.276. Bryant geeft als titel aan deze figuur: JUNO, Columbia, en Rhoia. Van Pausanias vernemen we echter dat de vogel op de scepter van Hera, of Juno, wanneer ze werd afgebeeld met de granaatappel, niet de Columbia of Duif was, maar de Koekoek (Pausan., boek II, Corinthiaca, h,17), waar het er op lijkt dat wanneer Hera of Juno zo werd afgebeeld, het niet om de vleeswording van de Geest van God gaat, maar om de moeder van de mensheid. Ik kan hier niet ingaan op de achtergrond van de koekoek.

[98] MERLE D'AUBIGNÉ, Reformation, deel I, p.I79.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden