De Twee Babylons

Alexander Hislop


Hoofdstuk III
Feesten

Deel I
Kerstmis en Maria boodschap



Indien Rome werkelijk het Babylon uit de Openbaring is, en de Madonna, die in haar heiligdommen wordt bewaard, niemand anders is dan de koningin des hemels, voor wiens aanbidding de joden zich in de dagen van Jeremia de brandende toorn van God op de hals haalden, dan is het van het grootste belang dat het feit buiten elke twijfel verheven wordt; want, als dat eenmaal bevestigd is, dan dient een ieder die het woord van God vreest, te huiveren bij de gedachte om aan zo'n systeem, hetzij individueel of als natie de minste bescherming of ondersteuning te schenken. Wij hebben reeds in voldoende mate aangetoond dat het roomse en het Babylonische systeem identiek zijn; maar bij elke stap wordt het bewijs nog overtuigender. Dit is voornamelijk zo met hetgeen aan het licht treedt bij een vergelijking van de verschillende feesten.

De feesten van Rome zijn ontelbaar; maar vijf van de meest belangrijke kunnen worden uitgekozen om te worden toegelicht, nl. Kerstmis, Maria Boodschap, Pasen, Geboorte van St. Jan en Onze Lieve Vrouw Hemelvaart. Voor elk van deze feesten kan worden bewezen dat het Babylonisch is. Laten we als eerste Kerstmis nemen, het feest ter ere van de geboorte van Christus. Hoe komt het dat dit feest werd verbonden met de 25 december? Er wordt met geen woord in de Schrift gesproken over de precieze dag van zijn geboorte, noch over de tijd van het jaar waarin Hij werd geboren. Datgene wat echter wel wordt vermeld, houdt in dat in welke tijd hij ook geboren mag zijn, dit zeker niet kan gebeurd zijn op 25 december. Op het ogenblik dat de engel zijn geboorte aan de herders van Bethlehem bekend maakte, waren zij 's nachts met hun kudden in het open veld. Welnu, het klimaat is nachts ongetwijfeld in Palestina niet zo streng als in ons land; doch, alhoewel het overdag aanzienlijk warm kan zijn, is zelfs daar de koude van de nacht zeer doordringend vanaf december tot februari, (1) en het was voor de herders van Judea niet gebruikelijk hun kudden in het open veld te bewaken, later dan omstreeks eind oktober. (2) Het is dan op zijn minst ongelooflijk dat de geboorte van Christus eind december kon hebben plaats gehad. Omtrent dit punt bestaat er onder commentators een grote unanimiteit. Behalve Barnes, Doddige, Lightfoot, Joseph Scaliger en Jennings in zijn "Joodse Oudheden", die allen de mening zijn toegedaan dat 25 december niet de juiste tijd van onze Heer zijn geboorte kan zijn. De beroemde Joseph Mede heeft een zeer besliste mening met betrekking tot dit feit. Na een lang en nauwkeurig onderzoek van het onderwerp, voert hij naast andere argumenten het volgende aan:

"Bij de geboorte van Christus diende iedere vrouw en elk kind zich te laten registreren in de stad waartoe zij behoorden, waardoor sommigen een lange reis dienden te ondernemen; maar het midden van de winter was hiervoor zeker niet geschikt, en zeker niet voor vrouwen en kinderen. Vandaar dat Christus niet midden in de winter kan zijn geboren. Bovendien waren de herders, op het tijdstip van Christus' geboorte, buiten hun kudden aan 't bewaken; maar dit was niet waarschijnlijk midden in de winter. En als iemand denkt dat de winterwind niet extreem was in deze streken, laat hij dan aandacht schenken aan de woorden van Christus in het evangelie: "Bidt dat uw vlucht niet geschiedt in de wintertijd". Als de winter dan zo'n ongunstige periode was om te vluchten, dan lijkt dit zeker niet de geschikte tijd voor herders om zich op het veld te bevinden, en voor vrouwen en kinderen om te reizen." (3)

Het wordt natuurlijk door de meeste geleerden en oprechte schrijvers van alle gezindten (4 toegegeven dat de geboortedag van onze Heer niet vastgesteld kan worden, (5) en dat van zo'n feest als kerstmis in de christelijke kerk geen sprake was tot de derde eeuw. Hoe komt het dan dat de roomse Kerk 25 december vastlegde als Kerstdag? Ziehier de reden: lange tijd vóór de vierde eeuw, en lang vóór de christelijke tijdrekening zelf, werd door de heidenen op die bepaalde dag van het jaar een feest gevierd, ter ere van de zoon van de Babylonische koningin des hemels; en we mogen gerust aannemen dat, ten einde de heidenen te winnen en het aantal naamchristenen te verhogen, dat feest door de roomse Kerk werd geadopteerd enkel door het met Christus' naam te verbinden. Deze tendens van de christenen om het heidendom halverwege tegemoet te komen, ontwikkelde zich reeds zeer vroeg; we zien hoe Tertullianus omstreeks het jaar 230 bitter de tegenstrijdigheid op dit punt van de discipelen van Christus betreurt, en ook hoe hij deze confronteert met de nauwgezette getrouwheid van de heidenen ten aanzien van hun eigen bijgeloof. "Bij ons", zegt hij "die vreemdelingen zijn ten overstaan van de sabbatten, (6) en nieuwe maanden en feesten, die eens aanvaardbaar waren voor God, komen nu de Saturnalia, de feesten van januari, de Brumalia en Matronalia, veelvuldig voor; geschenken worden over en weer gezonden, nieuwjaars geschenken worden met misbaar gebracht, en spelen en feestmalen zijn overvloedig en luidruchtig; ach, hoeveel getrouwer zijn de heidenen aan hun godsdienst, die er speciaal op letten geen plechtigheid van de christenen over te nemen." (7)

Oprechte mensen poogden moedig tegen het getij op te tornen, maar ondanks al hun pogingen schreed de afval voort, totdat de Kerk, met uitzondering van een klein overblijfsel, aan het heidense bijgeloof werd onderworpen. Dat Kerstmis oorspronkelijk een heidens feest was, staat buiten elke twijfel. De tijd van het jaar en de gebruiken waarmee het nog steeds wordt gevierd wijzen ons op de oorsprong. In Egypte werd de zoon van Isis (de Egyptische titel voor de koningin des hemels), op dezelfde tijd geboren, "omstreeks de tijd van de winterzonnewende. (8) De juiste naam waarmee Kerstmis in Engeland populair bekend is, namelijk "Yuledag", (9) bewijst meteen zijn heidens en Babylonische oorsprong. "Yule" is de Chaldeeuwse naam voor een "zuigeling" of "klein kind"; (10) en aangezien de 25e december door onze heidense, Angelsaksische voorouders "Yuledag" werd genoemd of de "dag van het kind", en de nacht die daaraan voorafging "Moeder nacht" (11), en dit reeds lang voordat zij met het christendom in contact kwamen, toont dit in voldoende mate het ware karakter ervan aan. Deze geboortedag werd dan ook alom in het heidendom gevierd. In 't algemeen dacht men dat dit feest slechts een astronomisch karakter had, en dat het verwees naar de voltooiing van de jaarlijkse cyclus van de zon en het begin van een nieuwe cyclus. (12) Maar er is het onbetwistbare bewijs dat het feest in kwestie een veel wijdere draagwijdte had en dat het niet slechts was bedoeld om de figuurlijke geboortedag van de zon, in de vernieuwing van haar cyclus te herdenken, maar dat het de geboortedag was van de grote Bevrijder. De Sabeeërs van Arabië, die de maan en niet de zon als het zichtbare symbool als het favoriete voorwerp van hun afgoderij beschouwden. vierden om dezelfde tijd het geboorte feest. In Stanley's Sabean Philosohy lezen wij:

"Op de 24e van de tiende maand", dat is volgens onze tijdrekening december, vieren de Arabieren de GEBOORTEDAG VAN DE HEER - dat is de maan." (13)

De Maan-god was het grote voorwerp van de Arabische aanbidding, en die Maan-god was volgens hen geboren op de 24e december, hetgeen duidelijk aantoont dat de "geboorte die zij vierden geen noodzakelijk verband had met de cyclus van de zon. Het is ook speciaal vermeldenswaardig, dat indien Kerstdag door de oude Saksen van Engeland werd gevierd om de geboorte van een Heer van de hemelse menigte te herdenken, dit hier net hetzelfde geval dient te zijn als in Arabië. Zoals bekend, beschouwden de Saksen de Zon als een vrouwelijke godheid en de Maan als een mannelijke. (14) Vandaar ook dat het wel de geboortedag van de Maangod dient geweest te zijn en niet van de Zon die door hen op 25 december werd gevierd, zelfs als de geboortedag van dezelfde Maan-god door de Arabieren op 24 december werd gevierd. De naam van de Maan-god schijnt in het Oosten "Meni" te zijn geweest, want dit lijkt de meest natuurlijke interpretatie van de goddelijke verklaring in Jes.65:11: "Maar gij, die Jahweh verzaakt, en mijn heilige Berg hebt vergeten, die een tafel aanricht voor Gad, en de beker voor Meni vult." (P:C.) (15) Er zijn redenen om te geloven dat Gad verwijst naar de zon-god en dat Meni op gelijke wijze de maan-godheid aanduidt. (16) Meni of Manai betekent "degene die telt", en het is door de veranderingen van de maan dat de maanden worden geteld:

"Hij heeft de maan gemaakt voor vaste tijden; de zon kent de tijd van haar ondergang." Ps.104:19.

De naam van de "Man van de Maan", of de god die over dat licht onder de Saksen presideerde, was Mané zoals vermeld in de "Edda" (17) en Mani in de "Voluspa". (18) Dat het wel degelijk de geboorte van de "Maan-god" was die door onze voorvaders met Kerstmis werd gevierd, blijkt uit het opmerkelijke bewijs dat is gelegen in de naam die in de Schotse Laaglanden aan het feest ter gelegenheid van de laatste dag van het jaar wordt gegeven, hetwelk een overblijfsel schijnt te zijn van het oude geboorte-feest, want de koeken die dan worden gemaakt worden Nür-koeken (Nür-Cakes) of Geboorte koeken genoemd. Die naam is Hogmanay. (19) Welnu, "Hog-Manai" betekent in 't Chaldeeuws "het feest van degene die telt"; m.a.w., het feest van Deus Lunus of van de Man van de Maan. Om het verband tussen de verschillende landen en de ingewortelde duurzaamheid van oude gebruiken aan te tonen, is het vermeldingswaardig dat in verband met de reeds aangehaalde woorden van Jesaja over het aanrichten van "een tafel voor Gad" en het "vullen van de beker voor Meni", Heeronymus opmerkt dat het "in zijn tijd (4e eeuw) gebruikelijk was om in alle steden en voornamelijk in Egypte en Alexandrië, op de laatste dag van de maand en van het jaar, tafels aan te richten en te dekken met verschillende weelderige spijzen en bekers gevuld met mengsels van nieuwe wijn, waaruit het volk voortekens haalde met betrekking tot de vruchtbaarheid van het jaar." (20)

Het Egyptische jaar begon op een ander tijdstip dan het onze; maar dit is zo identiek mogelijk (slechts de wijn is vervangen door whisky) de manier waarop Hogmanay op de laatste dag van de laatste maand van het jaar in Schotland wordt gevierd. Ik weet niet of er enige voortekens worden gehaald uit iets wat op die tijd plaats vindt, maar iedereen uit het zuiden van Schotland is persoonlijk bekend met het feit dat op Hogmanay, of de avond vóór Nieuwjaarsdag, het onder degenen die oude gebruiken in acht nemen gebruikelijk is een tafel aan te richten, en terwijl broodjes en anderen lekkernijen door degenen die het zich kunnen veroorloven worden aangeboden, worden haverkoeken en kaas uitgedeeld aan degenen die nooit haverkoeken te zien krijgen dan bij deze gelegenheid en daarbij vormt sterke drank een essentieel onderdeel van het gerecht.

Zelfs daar waar de zon het geliefde voorwerp van aanbidding was, zoals in Babylon zelf en elders, werd zij bij dit feest niet louter aanbeden als het hemellichaam van de dag, maar als de geïncarneerde god. (21) Het was een essentieel beginsel van het Babylonische systeem, dat de Zon of Baäl de enige god was. (22) Wanneer Tammuz werd aanbeden als de geïncarneerde god, dan hield dit ook in dat hij een incarnatie was van de zon. In de mythologie van de Hindoes, waarvan wordt erkend dat die wezenlijk Babylonisch is, komt dit zeer duidelijk tot uiting. Daar wordt Surya of de Zon, als geïncarneerd voorgesteld, en als geboren met het doel de vijanden van de goden te onderwerpen, die zonder zulk een geboorte niet onderworpen konden worden. (23)

Het was dus niet louter een astronomisch feest dat de heidenen vierden op het winter solsticium. Te Rome werd die viering het feest van Saturnus genoemd, en de manier waarop het daar was voorgeschreven door Caligula, duurde vijf dagen; (24) aan dronkenschap en gefuif werd de vrije teugel gelaten, slaven genoten een tijdelijke vrijheid, (25) en hadden net als hun meesters allerlei vrijheden. (26) Volgens Berosus was dit precies de manier waarop het drankfeest van de maand Thebeth, die overeenkomt met onze maand december, of met andere woorden het feest van Bacchus in Babylon werd gevierd. Het was gebruikelijk", zegt hij "dat de meesters, gedurende de vijf dagen dat het feest duurde, aan hun knechten onderworpen waren en dat één van deze laatsten de huishouding regelde, gekleed met een purper gewaad als een koning." (27) Deze "purper-geklede" knecht werd "Zoganes" (28) genoemd, de "Man van het vermaak en de wellustigheid", en hij beantwoordt nauwkeurig aan de "Heer van wanbestuur" die in de Vroege Middeleeuwen in alle paapse landen werd uitgekozen om de feesten van Kerstmis te leiden. De schaal van het drinkgelag van Kerstmis kent zijn precieze tegenhanger in het "drank-feest" van Babylon; en vele van de andere gebruiken die bij ons nog gangbaar zijn met Kerstmis komen van dezelfde streek. De kaarsen die in sommige delen van Engeland op Kerstavond worden aangestoken, en die worden gebruikt zolang als het feest seizoen duurt, werden eveneens door de heidenen aangestoken op de vóóravond van het feest van de Babylonische god, ten einde hem eer te betonen: want het was één van de onderscheidende eigenaardigheden van zijn aanbidding om brandende waskaarsen op zijn altaar te hebben. (29)

De kerstboom, die voor ons iets heel gewoons is, was eveneens een algemeen voorkomend gebruik in het heidense Rome en het heidense Egypte. Die boom was in Egypte de palmboom; in Rome was het de den; (30) de palmboom wijst op de heidense Messias als Baäl-Tamar, de den verwijst naar hem als Baäl-Berith. Van de moeder van Adonis, de Zonnegod en grote bemiddelende godheid, werd mystisch verteld dat zij werd veranderd in een boom en dat zij in die hoedanigheid haar goddelijke zoon heeft voortgebracht. (31) Indien de moeder een boom was, dan dient de zoon te worden erkend als de "Man-tak". Dit nu verklaart volledig waarom de loeiblok op de vóóravond van Kerstmis in het vuur werd gegooid, waarop de volgende morgen de kerst verscheen. Als Zero-Ashta, "het zaad van de vrouw", hetgeen ook Ignigena of "uit het vuur geboren" betekent, diende hij op "Moeder nacht" het vuur in te gaan om er de volgende morgen uit geboren te worden, als de "Tak van god", of de Boom die alle goddelijke gaven aan de mens brengt. We zouden ons echter kunnen afvragen waarom hij door het vuur dient te gaan onder de vorm van een Blok? Om dit te begrijpen, dienen we ons te herinneren dat het goddelijke kind dat tegen het winter solstitium werd geboren, ter wereld kwam als een nieuwe incarnatie van de grote god (nadat die god in stukken was gesneden), ten einde zijn dood op zijn moordenaars te wreken. (32) Welnu, de grote god, in het midden van zijn macht en roem afgesneden, werd gesymboliseerd door een reusachtige boom, die van al zijn takken was ontdaan, en die praktisch tot tegen de grond werd afgehouwen. (33) Maar de grote slang, het symbool van het leven herstellende (34) Aesculapius, slingert zich rondom de dode stronk (zie fig.27) (35) en zie, aan zijn zijde ontspruit een jonge boom - een boom van een geheel andere soort, die nooit meer zal worden omgehouwen door een vijandige macht - de palmboom, het welbekende symbool van zegepraal.

Zoals reeds werd aangetoond, was de kerstboom in Rome meestal een andere boom, namelijk de den; maar dezelfde idee dat was verbonden met de palmboom was ook verbonden met de kerst-den; hij was de symbolische dekmantel van de nieuwgeboren god in zijn hoedanigheid van Baäl-Berith, (36) "Heer van het Verbond", en voorafschaduwde aldus de eeuwigheid en de eeuwigdurende aard van zijn macht, nu dat hij triomfantelijk over hen allen was opgestaan, na door deze vijanden te zijn verslagen. Vandaar dat de 25e december, de dag die te Rome werd gevierd als de dag waarop de overwinnende god opnieuw op aarde verscheen, werd gehouden op de Natalis invicti solis, "de geboortedag van de onoverwinnelijke Zon". (37) De loeiblok is nu de dode tronk van Nimrod, vergoddelijkt als de zon-god, maar verslagen door zijn vijanden; de kerstboom is Nimrod redivivus - de verslagen god die weer tot leven komt. Laat de lezer, in het licht van hetgeen door het bovenstaande wordt geworpen op de nog gangbare gebruiken van Engeland, maar waarvan de oorspong in het verre verleden is verloren gegaan, eens aandacht schenken aan het vreemde gebruik dat in het zuiden nog steeds in ere wordt gehouden op de vooravond van Kerstmis, namelijk het kussen onder de maretak. Die maretak was volgens het bijgeloof van de Druïden, dat zoals we reeds zagen was afgeleid van Babylon, een voorstelling van de Messias, "de Man-Tak". De maretak werd beschouwd als een goddelijke tak, (38) een tak die afkomstig was uit de hemel en die op een boom groeide die uit de aarde ontsproot. Welnu, door de enting van de hemelse tak op de aardse boom, werden hemel en aarde, die door de zonde waren gescheiden, weer samen gebracht, en aldus werd de maretak het teken van goddelijke verzoening voor de mens, waarbij de kus het welbekende teken van vergiffenis en verzoening is. Vanwaar kon zo'n idee afkomstig zijn? Zou het niet afkomstig zijn van Ps.85:11-12:

"Goedertierheid en trouw ontmoeten elkander, gerechtigheid en vrede kussen elkaar, trouw spruit voort uit de aarde, en gerechtigheid ziet neder van de hemel."

Het staat vast dat die psalm kort na de Babylonische ballingschap werd geschreven; en aangezien na die gebeurtenis een menigte joden in Babylon achterbleef onder de leiding van geïnspireerde mensen zoals Daniël, moet dit hen als een deel van het goddelijke woord zijn medegedeeld, evenals aan hun bloedverwanten in Palestina. In die tijd was Babylon het centrum van de beschaving; aldus had het heidendom de gelegenheid het goddelijke symbool te vervalsen zoals het dat trouwens steeds had gedaan, en de valse nabootsing van het feit naar alle einden der aarde te zenden, door middel van de mysteries die verwant waren met het grote centrale systeem in Babylon. Aldus werpen de nog bestaande kerstgebruiken terzelfder tijd een verbazend licht op de openbaringen van de genade ten aanzien van de gehele aarde, en de pogingen van Satan en zijn handlangers om deze te materialiseren, vleselijk te maken en te verlagen.

In vele landen werd aan de godheid een everzwijn geofferd, ten gevolge van het letsel dat deze hem, volgens de legende, had toegebracht. Volgens een bepaalde versie van het verhaal omtrent de dood van Adonis of Tammuz, was het zoals we hebben gezien ten gevolge van een Wonde van de slagtand van een everzwijn dat hij omkwam. (39) Ook vertelt de legende van de Phrygische Attes, de geliefde van Cybele, en wiens verhaal werd vereenzelvigd met dat van Adonis, dat hij op dezelfde wijze, door de slagtand van een everzwijn, om het leven kwam. (40) Diana, die in populaire mythen gewoonlijk wordt voorgesteld als een jageres, maar die in werkelijkheid de grote moeder der goden was, (41) wordt dikwijls samen getoond met de kop van een everzwijn, echter niet slechts als teken van succes bij de jacht, maar van haar triomf over de grote vijand van het afgodische systeem, waarin zij zo opvallend een plaats bekleedde. Volgens Theocritus was Venus verzoend met het everzwijn dat Adonis had gedood, omdat deze, geketend vóór haar gebracht, zo aandoenlijk begon te pleiten dat haar echtgenoot bij toeval om het leven kwam en niet door boos opzet. (42) Maar ter herdenking aan de daad van dat mystieke everzwijn, verloor toch menig everzwijn zijn kop of werd geofferd aan de geërgerde godin. Bij Smith wordt Diana voorgesteld met de kop van een everzwijn aan haar zijde, boven op een hoop stenen, (43) en op de hier bijgevoegde afbeelding (fig.28), (44) waarop we de Romeinse keizer Trajanus wierook zien branden voor dezelfde godin, vormt de kop van de ever een belangrijke figuur.

Met Kerstmis offeren de continentale Saksen een everzwijn als gave aan de Zon, (45) om haar gunstig te stemmen (46) voor het verlies van haar geliefde Adonis. In Rome bestond klaarblijkelijk een gelijksoortig gebruik; want een everzwijn was daar de hoofdschotel bij het feest van Saturnus, zoals blijkt uit de volgende woorden van Martial:-

"Dat everzwijn zal u een goede Saturnalia schenken." (47)

Vandaar dat de kop van een ever in Engeland nog steeds een vaste schotel is van het kerstmaal, terwijl de reden ervan reeds lang is vergeten. De "Kerstmisgans" en de "Yulekoeken" waren essentiële artikelen bij de aanbidding van de Babylonische messias, toen die aanbidding werd beoefend zowel in Egypte als in Rome. (fig.29)

Met betrekking tot Egypte, toont Wilkinson aan dat "het begunstigde offer" van Osiris "een gans" was (48) en dat bovendien de "gans niet mocht gegeten worden behalve in het midden van de winter." (49) Wat Rome betreft, zegt Juvenalis "dat indien Osiris geërgerd was, hij enkel tot bedaren gebracht kon worden door een grote gans en een kleine koek". (50) In vele landen vinden we bewijzen voor het heilige karakter dat aan de gans wordt toegeschreven. Het is wel bekend dat het Romeinse capitool bij een zekere gelegenheid, toen het midden in de nacht overrompeld driegde te worden door de Galliërs, werd gered door het gekakel van de ganzen die aan Juno ware gewijd en die in de tempel van Jupiter werden gehouden. (51) De afgebeelde figuur (fig.30) (52) toont dat de gans in Klein Azië het symbool van Cupido was, net zoals ze dit was van Seb in Egypte.

In India nam de gans een gelijksoortige plaats in; want in verband met dat land lezen we over de heilige "Brahmaanse gans" of de gans die aan Brahma was gewijd. (53) Tenslotte tonen ons de monumenten van Babylon (54) dat de gans een gelijk mystiek karakter bezat in Chaldea, en dat ze daar net als in Rome en Egypte als offer werd gebruikt; vandaar dat we een priester zien afgebeeld met de gans in de ene hand, en het slachtmes in de andere. (55) Er kan dan ook geen twijfel bestaan dat het heidense feest van het winter solstitium - met andere woorden Kerstmis - gevierd werd ter ere van de geboorte van de Babylonische messias.

De beschouwing van het volgende grote feest van de paapse kalender geeft ons de sterkste bevestiging van hetgeen nu is gezegd. Dit feest, Feestdag van Maria Boodschap genoemd, wordt te Rome op de 25e maart gevierd, en dit naar men beweert ter herdenking aan de miraculeuze ontvangenis van onze Heer in de schoot van de Maagd, op de dag dat tot haar de engel werd gezonden om haar de aanzienlijke eer bekend te maken die haar te beurt viel als de moeder van de Messias. Maar wie kon zeggen wanneer deze aankondiging gebeurde? De Schrift geeft ons niet de minste aanwijzing met betrekking tot de tijd. Maar dit deed weinig ter zake. Reeds voordat onze Heer werd ontvangen of werd geboren, werd die bepaalde dag, die nu op de paapse kalender staat als de "Aankondiging aan de Maagd", gevierd in het heidense Rome ter ere van Cybele, de Moeder van de Babylonische messias. (56) Welnu, het is opvallend dat de Feestdag van Maria Boodschap en Kerstmis in een intieme verhouding tot elkaar staan. Tussen 25 maart en 25 december bevinden zich precies negen maanden. Indien dan de valse messias in maart werd ontvangen en in december werd geboren, kan dan iemand voor een ogenblik geloven dat de ontvangst en de geboorte van de ware Messias zo nauwkeurig synchroon kon lopen, niet alleen met betrekking tot de maand, maar tot op de dag? Dat is ongelooflijk. Vandaar dat de Feestdag van Maria Boodschap en Kerstmis zuiver Babylonisch zijn.

Voetnoten

[1] London Tract Society's Commentary, deel I, p.472. ALFORD, Greek Testament, deel I, p.4I2. GRESWELL, deel I, Dissert. XII, pp.38I-437.

[2] GILL. zegt in zijn Commentary over Lukas 2:8 het volgende: "De Joden hebben twee soorten vee ... het huisvee, dat zich in de stad bevindt, en het vee uit de wildernis, dat zich in de weiden bevindt. Hierover zegt een commentator (MAIMONIDES, in Misn. Betza, h.5, sectie 7): 'Deze Iiggen in de weiden bij de dorpen, alle dagen van koude en hitte, en zij gaan niet terug naar de steden totdat de regen neerdaalt.' De vroege regen komt in de maand Marchesvan, die samenvalt met de laatste helft van onze maand oktober en de eerste helft van november.... Hieruit mag worden afgeleid dat Christus vóór half oktober geboren moet zijn, omdat de regen nog niet gevallen was." KITTO zegt over Deut.11:14 (Illustrated Commentary, deel I, p.398) dat de "vroege regen" valt in de "herfst", ofwel in "september of oktober". Dit zou de tijd van het verplaatsen van de kudden uit de velden wat vroeger stellen dan ik in de tekst heb beweerd. Er kan echter geen twijfel over bestaan dan dat dit later kan zijn, ook niet volgens het getuigenis van Maimonides, wiens kennis van de joodse gebruiken alom bekend IS.

[3] MEDE, Works, 1672. Discourse XLVIII. De vermelde argumenten van Mede zijn gebaseerd op de veronderstelde redelijkheid van de romeinse wetten, en waarvoor deze ook bekend waren.

[4] Aartsdiaken WOOD, in Christian Annotator, deel III, p.2. LORIMER, Manual of Presbytery, p.130. Lorimer citeert Sir Peter King, die in zijn Enquiry into the Worship of the Primitive Church, etc., tot de conclusie komt dat dit feest in de kerk niet werd gevierd, en voegt daaraan toe: "Het lijkt onwaarschijnlijk dat zij de geboorte van Christus vierden als zij het niet eens waren over de maand en de dag waarop Christus geboren was." Zie ook eerwaarde J. RYLE, in zijn Commentary op Lukas, h.2. Let op vers 8, dat aangeeft dat het tijdstip van Christus' geboorte onzeker is, ofschoon hij het niet eens is met het idee dat de kudden niet in december in het open veld hadden kunnen zijn, op basis van een klacht van Jacob tot Laban: "Overdag verteert mij de droogte, en 's-nachts de koude." Nu ligt de kracht van Jacobs klacht tegen zijn vrekkerige schoonfamilie hierin, dat Laban hem gedwongen had te doen, wat niemand anders ooit gedaan zou hebben. Als hij het daarom heeft over de koude winternachten (wat echter niet de algemeen gangbare manier van uitdrukken was), dan bewijst dat juist het tegenovergestelde van wat Mr Ryle wil aantonen, namelijk dat het niet de gewoonte was voor de herders om met hun schapen 's-winters in het veld te zijn.

[5] GIESELER, deel I, p.54, en de noot. CHRYSOSTOMUS (Monitum in Hom de Natal. Christi) schrijft rond 380 n.Chr. het volgende: "Het is nog geen tien jaar geleden sinds de dag waarop dit aan ons bekend is gemaakt." (Deel II, p.352). "Wat hieruit volgt voorziet ons van een opmerkelijk bewijs van het gemak waarmee recente gebruiken het karakter kunnen krijgen van apostolische instellingen." Chrysostomus gaat verder: "Onder degenen die in het westen woonden, was het al vanaf het allervroegste begin bekend, en de bewoners van Tracië tot aan Gadeira (Cadiz) wisten het eveneens", d.w.z., de geboortedag van onze Heer, die in Antiochië in het oosten, het land waar Hij geboren was onbekend was, was zeker wel bekend in alle gebieden van het westen, van Tracië tot aan Spanje!

[6] Hij heeft het hier over de Joodse Sabbatten.

[7] TERTULIANUS, De Idolatria, c.14, deel I, p.682. Voor de uitwassen die verbonden waren met de Heidense gebruiken op de eerste dag van het Nieuwe Jaar, zie GIESELER, deel I, par.79, noot.

[8] WILKINSON Egyptians, deel IV, p.405. PLUTARCHUS, (De Iside, deel II, p.377,B) zegt dat de Egyptische priesters beweerden dat de goddelijke zoon van Isis tegen het einde van december te vroeg werd geboren. Dit staat echter haaks op het klassieke verhaal van Bacchus, waarvan gezegd werd dat hij, nadat zijn moeder Semele door het vuur van Juno was verteerd, als embryo uit de vlammen gered zou zijn, die haar gedood hadden. Doordat de grond van het verhaal in de vorige noot ontzenuwd is (zie p.59), blijft er van het hele bijgeloof natuurlijk niets over.

[9] MALLET, deel I, p.130.

[10] Van Eöl, een "kind". De uitspraak is hier hetzelfde als in eön van Gideon. In Schotland, althans in de Lowlands, worden de Yule-koeken ook wel Nûr-koeken genoemd (de u wordt als de Franse u uitgesproken. Nu betekent Noûr in het Chaldees "geboorte". Daarom zijn "Nûr-koeken" "geboorte-koeken". De Scandinavische godinnen, "Norns" genaamd, die bepaalden waar de kinderen geboren zouden worden, ontleenden hun naam kennelijk aan het Chaldese woord "Nor", en kind.

[11] SHARON TURNER, Anglo-Saxons, deel I, p.219.

[12] SALVERTÉ, Des Sciences Occultes, p.491.

[13] STANLEY, p.1066, kolom 1.

[14] SHARON TURNER, deel I, p.213. Turner citeert een Arabisch gedicht dat aantoont dat een vrouwelijke zon en een mannelijke maan zowel in Arabië als bij de Angel-Saksen gemeen goed waren (Idem).

[15] In de oudere vertalingen is Gad wel vertaald met "die menigte", en Meni met "dat aantal", maar tegenwoordig ziet men in dat deze woorden eigennamen zijn.

[16] Zie KITTO, deel IV, p.66, laatste deel van de noot. De naam Gad slaat kennelijk in de eerste plaats op de god van de oorlog, omdat het de betekenis heeft van bestormen; het betekent echter ook "degene die samenbrengt". Beide betekenissen hebben betrekking op Nimrod, die het karakter had van de zonnegod, want hij was de eerste grote krijgsman, en onder de naam Phoroneus werd hij een gevierd samenbrenger van de mensheid in gemeenschappen (zie ante, p.51). De naam Meni, "degene die nummert" schijnt aan de andere kant slecht een synoniem te zijn van de naam Kush of Chûs, die naast "bedekken" of "verbergen" ook de betekenis heeft van "tellen" of "nummeren". De ware betekenis van de naam Kush is, en daar twijfel ik niet aan, "degene die telt", of "de rekenkundige", want omdat zijn zoon Nimrod, "de geweldenaar", als de grote aanstichter van het Babylonische afgodenstelsel geldt, en dat gepaard gaande met geweld, was hij als Hermes (zie ante, pp.25, 26) het echte brein achter dat stelsel, want van hem wordt gezegd dat hij "de mensen bijbracht hoe de godheid met gebeden en offers benaderd moest worden" (WILKINSON, deel V, p.l0); gezien het feit dat afgodendienst en astronomie nauw met elkaar verbonden waren, was het duidelijk dat hij bijzonder vaardig moest zijn in de wetenschap van de getallen, om hem hiertoe ook in staat te stellen. Nu wordt van Hermes (ofwel Kush) gezegd dat hij "de ontdekker is van de rekenkunde, de wiskunde en de astronomie, het schaakspel en de kansberekening" (Idem, p.3). Kush stond dan ook algemeen bekend als degene die "het getal van goden en mensen berekende" (Idem, deel IV, p.196). De naam "Mené", "degene die berekent", want in het Chaldees neemt de i vaak de plaats in van de eind e. Met Gesenius zijn wij dan ook van mening dat Nebo, de grote profetische god van Babylon, in feite dezelfde was als Hermes (zie ante p.25); dit verklaart de bijzondere nadruk op de eerste woorden in het godsoordeel die het lot van Belzazar bezegelde, die gold als het symbool van de afgodendiensten. "MENE, MENE, Tekel, Ufarsin", wat zoveel betekende als "De dagen van de teller zijn geteld". Daar de beker in het bijzonder het symbool van Kush was (zie ante, p.49), verklaart dit ook het uitschenken van het schenkoffer ter ere van hem als de god van de beker. Daar hij ook gold als de grote Waarzegger, verklaart dit het voorspellende karakter, wat door Hieronymus in verband wordt gebracht met de voorzeggingen van Jesaja. Hermes nu gold in Egypte als de "rekenaar", die aan de hand van de maan de maanden berekende. Hij werd "de Heer van de Maan" genoemd (BUNSEN) deel I. P.394 en als de "indeler van de tijd" (WILKINSON, deel V, p.11) hield hij in zijn hand een palmtak, die een symbool was voor de tijd van een jaar" (Idem, p.2). Als dan Gad de zonnegod was, dan was Meni uiteraard de "Heer van de Maan".

[17] MALLET, deel II, p.24. Edin. 1809.

[18] Supplement bij IDA PFEIFFER, Iceland, pp.322, 323.

[19] Zie JAMIESON, Scottish Dictionary, sub voce. Jamieson draagt een aantal veronderstellingen aan van andere auteurs met betrekking tot de betekenis van de term "hogmanay", waarvan het volgende citaat al voldoende is: "Hogmanay is de naam die door het gewone volk aan de laatste dagen van het jaar wordt gegeven. Sibb vermoedt dat de term ... verband houdt met het Scandinavische Hoeg-tid, een term die voor de Kerstviering werd gebruikt, en voor verscheidene andere kerkelijke feesten." Daar het Scandinavische "tid" "tijd" betekent, en "hoeg tid" betrekking heeft op de kerkelijke feesten in het algemeen, is de betekenis van deze uitdrukking kennelijk "feesttijd'. Dit toont echter aan dat "hoeg" dezelfde betekenis heeft als de betekenis die het woord Hog in het Chaldees heeft.

[20] HIERONYMUS, deel II, p.27.

[21] PLUTARCHUS, De Iside, deel II, par.52, p.372; MACROBIUS, Saturn., boek I, h.21, p.71.

[22] MACROBIUS, Sat., boek I, h.23, p.72, E.

[23] Zie het Sanskriet Researches van COL. VANS KENNEDY, p.438. Col.K., een groot geleerde op het gebied van het Sanskriet, herleidt de Brahmanen tot Babylon (Idem p.157). Hierbij moet worden opgemerkt dat de naam Surya, die in heel India aan de zon wordt gegeven, verbonden is met zijn geboorte. Ofschoon het woord oorspronkelijk een andere betekenis had, werd het klaarblijkelijk door de priesters in verband gebracht met het Chaldese "Zero", en zo verklaart dit de geboorte van de "Zonnegod". De naam ligt in het Pankriet nog dichter bij de Bijbelse naam van het beloofde "zaad". Het is "Suro". Het is aangetoond in het vorige hoofdstuk dat men in Egypte geloofde dat de zon geboren was uit een godin.

[24] Vandaar dat het aantal dagen die aan Saturnus waren gewijd werd uitgebreid tot zeven. Zie JUSTINUS LIPSIUS, Opera, deel II, Saturnalia, boek I, h.4.

[2S] Als Saturnus, of Kronos inderdaad dezelfde was als Phoroneus, "De bevrijder" (zie ante, pp.51, 52), dan kwam het "tijdelijk bevrijden van slaven" daar goed mee overeen.

[26] ADAM, Roman Antiquities, "Religion, Saturn". Zie STATIUS, Sylv., boek Ic, VI, V, 4, pp.65 en 66. De woorden van Statius zijn deze: Saturnus mihi compede exoluta Et multo gravidus mero December Et ridens jocus, et sales protervi Adsint.

[27] In ATHENAEUS, XIV, p.639, C.

[28] Van "Tzohkh", "sporten en spelen" en "anesh", "man", of misschien is "anes" slechts een uitgang met de betekenis van "doener", van an, "handelen". Voor de ingewijden had het een andere betekenis.

[29] CRABB, Mythology, "Saturn", p.12.

[30] Correspondent in Berlijn van de London Times, 23 december, 1853.

[31] OVIDUS, Metam., boek X, v.500-513.

[32] Zie ante, p.69.

[33] "Ail", of "II", een synoniem voor Gheber, de "geweldenaar" (Exodus 15:15) heeft ook de betekenis van een wijd vertakte boom, of een hert met een vertakt gewei (zie PARKHURST, sub voce). Daarom wordt de grote god ook wel afgebeeld als een statige boom, of als een hert. In de begeleidende houtsnede wordt het vellen van de geweldenaar weergegeven met het vellen van een boom. Op een munt uit Efeze (SMITH, p.289) wordt hij afgebeeld als een geveld hert; ook is een palmboom te zien die uit de flank van het hert opkomt, net zoals hiernaast uit de dode stronk een palmboom opschiet. In SANCHUNIATHON wordt Kronos uitdrukkelijk "Ilos" genoemd, ofwel "de machtige". De grote god is niet meer, de hoornsehelp links is leeg, maar de palmboom maakt alles weer goed.

[34] De lezer zal zich herinneren dat Aesculapius over het algemeen wordt afgebeeld met een stok of een boom aan zijn zijde, waar de slang zich omheen slingert. De figuur in de tekst verklaart de oorsprong van deze wijze van afbeelden. Voor zijn eigenschappen als hersteller van het leven, zie PAUSANIAS, boek II, Corinthiaca, h.26, en VIRGILIUS, AEneid., boek VII, III. 769-773, pp.364, 365.

[35] Uit MAURICE, Indian Antiquities, deel VI, p.368, 1796.

[36] Baal-bereth, wat met slechts één letter verschilt van Baal-berith, "Heer van het Verbond" en "Heer van de denneboom".

[37] GIESELER, p.42, noot.

[38] In het Scandinavische verhaal van Balder (zie ante, p.57), wordt de maretak onderscheiden van de beklaagde god. De mythen van de Druïden en de Scandinavische sagen verschillen enigszins, maar toch is het zelfs in het Scandinavische verhaal duidelijk dat aan de maretak bijzondere krachten werden toegekend, want hij was in staat te doen waartoe niets anders in de gehele schepping in staat was. Het rekende af met het goddelijke en hemelse karakter dat de Angel-Saksen aan hun "keizerrijk" toekenden. Nu is alles wat nodig is om deze schijnbare inconsequentie te ontrafelen, het begrip van "de tak" die zo'n kracht bezat, dat deze symbool stond voor de ware Messias. De Bacchus van de Grieken kwam kennelijk om erkend te worden als het "zaad van de slang", want van hem werd gezegd dat hij was voortgekomen uit de gemeenschap van zijn moeder met Jupiter, toen deze god in de vorm van een slang verschenen was (zie DYMOCK, Classical Dictionary, sub voce "Deois"). Als het karakter van Balder hetzelfde was, dan kwam het verhaal van zijn dood slechts hierop neer dat het "zaad van de slang" gedood was door het "zaad van de vrouw". Uiteraard was dit verhaal afkomstig van zijn vijanden. Maar de overspeligen vervormden het verhaal daar waar zij het niet konden ontkennen, met de bedoeling om het weg te verklaren.

[39] Voor de mystieke betekenis van het verhaal van het zwijn, zie ante, p.65.

[40] PAUSANIAS, boek VII, Achaica, h.7.

[41] Zie ante, pp.29, 30.

[42] THEOCRITUS, Idyll. XXX, v.21,45.

[43] SMITH, Class. Dict., p.112.

[44] Uit KITTO, Illustrated Commentary, deel IV, p.137.

[45] De correspondent van de Times in Berlijn, 23 december, 1853.

[46] De lezer zal zich kunnen herinneren dat de Zon een godin was. Mallet zegt: "Zij offerden het grootste zwijn dat ze naar Frigga konden krijgen", de moeder van Balder, om wie werd geweeklaagd (deel I, p.132). In Egypte werden eens per jaar zwijnen geofferd op het feest van de Maan, aan de Maan, en Bacchus of Osiris; alleen tot hen was het geoorloofd om offers te brengen (AELIAN, X, 16, p.562).

[47] "Iste tibi faciet bona Saturnalia poreus." (MARTIALUS, p.754.

[48] WILKINSON, deel V, p.353.

[49] Idem, deel II, p.754.

[Fig.29] Uit WILKINSON, deel VI, plaat 31; en de gans op sokkel van dezelfde plaat, deel V, p.353.

[50] JUVENALUS, Satires, VI, 539, 540, p.129.

[51] LIVIUS, Historia, boek V, h.47, deel I, p.129.

[52] Van BARKER en AINSWORTH, Lares and Penates of Cilicia, h.IV, p.220.

[53] MOOR, Pantheon, p.10.

[54] KITTO, Illustrated Commentary, deel IV, p.31.

[55] De symbolische betekenis van het offer van de gans is opmerkelijk. "De gans," zegt Wilkinson, "heeft in het hiëroglyfenschrift de betekenis van een kind of zoon", en Horapollo zegt (I, 53, p.276): "Het was gekozen om te wijzen op de zoon, vanwege de liefde voor de jongen, en vanwege de voortdurende bereidheid om zichzelf op te offeren aan de jager, zodat zij gered kunnen worden; om deze reden vonden de Egyptenaren het gepast om dit dier te eren." (WILKINSON, Egyptians, deel V, p.227) Hier is dan de ware betekenis van het symbool een zoon, die zich vrijwillig opoffert voor degenen die hij liefheeft, ofwel de heidense Messias.

[56] AMMANIUS MARCELLINUS, boek XXIII, h.3, p.355, en MACROBIUS, Sat., boek I, h.3, p.47, G en H. Het feit dat in deze paragraaf vermeld wordt, werpt licht op een feest dat in Egypte werd gevierd, maar waarvoor tot op heden nog geen bevredigende verklaring is gevonden. Dit feest werd gevierd ter nagedachtenis aan "het ingaan van Osiris tot de maan". Nu was Osiris, zoals ook Surya in India, niets meer dan de zon (PLUTARCHUS, De Iside et Osiride, par.52, deel II, p.372). De maan daarentegen, die veelal als symbool gold voor de god Hermes of Thoth, was eveneens het symbool voor de godin Isis, de koningin van de hemel. De zeergeleerde Bunsen vecht dit aan, maar uit zijn eigen uitlatingen blijkt dat hij dit zonder enige grond doet (deel I, pp.414, 416). Jeremia 44:17 lijkt een uitgesproken mening over dit onderwerp weer te geven. Het ingaan van Osiris tot de maan was niet meer dan het door Isis ontvangen van de zon; zij was de koningin van de hemel, zodat evenals de Indiase Surya, hij te zijner tijd geboren kon worden als de grote verlosser (zie voetnoot 23). Vandaar de naam Osiris, want daar Isis een Griekse vorm is van H'isha, "de vrouw", zo is Osiris, zoals uit Egyptische monumenten blijkt, He-siri, "het zaad". Dit argument wordt niet verzwakt door de bewering dat Osiris over het algemeen wordt afgebeeld als de echtgenoot van Isis, want zoals wij reeds hebben gezien, is Osiris zowel zoon als echtgenoot van zijn moeder. Nu werd dit feest in Egypte om en nabij maart gevierd, zoals ook min of meer het geval is met onze lieve vrouwe dag, of het eerste grote feest ter ere van Cybele, dat in het heidense Rome rond dezelfde tijd gevierd werd. We hebben gezien dat in Rome de algemene titel voor Cybele "Domina" was, of "de Vrouwe" (OVIDUS, Fasti, deel IV, 340) zoals zij in Babylon Beltis werd genoemd (EUSEBIUS, Praep. Evang., deel IX, h.42, deel II, p.58) en hiervan afgeleid is zonder twijfel onze" lieve vrouwe dag".





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden