De Twee Babylons

Alexander Hislop


Besluit




De taak die ik mij had voorgenomen, heb ik nu volbracht. Zelfs nu is het bewijsmateriaal nog in't geheel niet uitgeput; maar, ik vraag aan de lezer of niet elk punt dat ik wilde behandelen, in voldoende mate werd gesteund door het bewijsmateriaal. Is er iemand, die oprecht het bewijsmateriaal heeft beschouwd dat werd aangehaald, die er nu nog aan twijfelt dat Rome Babylon uit de Openbaring is? Is er iemand die durft ontkennen dat Rome, vanaf het fundament tot de hoogste steen, in wezen een systeem is van het heidendom? Wat is dan het praktische besluit van dit alles?

  1. Laat iedere christen haar voortaan en voor altijd beschouwen als een weggezondene uit het gebied van het christendom. In plaats van over haar te spreken als een christelijke gemeente, worde het erkend en beschouwd als het Mysterie der Wetteloosheid, ja, als de Synagoge van Satan. Met zo'n overstelpend bewijs betreffende haar waar karakter, zou het dwaas zijn - erger nog - het zou verraad van de zaak van Christus betekenen, om louter een verdedigende houding aan te nemen, om met haar priesters te onderhandelen over de rechtmatigheid van de protestantse orden, de geldigheid van de protestantse sacramenten of de mogelijkheid tot redding buiten haar gemeenschap. Indien Rome nu aanvaard wordt als een deel van de Kerk van Christus, waar is dan het systeem van het heidendom dat ooit heeft bestaan of dat nu bestaat, en dat niet een zelfde aanspraak kan maken? Op welke basis konden de aanbidders van de oorspronkelijke Madonna en het kind in vroegere tijden worden buitengesloten "van het rijk van Israël", of beschouwd worden als "vreemden met betrekking tot de verbonden der belofte"? Efeze 2:6. Op grond waarvan zouden de aanbidders van Visjnoe vandaag buiten de grenzen van zo'n ruime katholiciteit kunnen geplaatst worden? De oude Babyloniërs hielden, zoals de moderne Hindoes dat nu nog doen, op een klare en duidelijke wijze vast aan de tradities van de Drieëenheid, de Incarnatie en de Verzoening. Welnu, wie durft er te beweren dat zo'n nominale erkenning van de hoofdpunten der goddelijke openbaring, zowel voor het ene systeem als voor het andere, de vrijwaring geeft van het brandmerk van het meest dodelijke en godslasterlijke heidendom? En dit geldt eveneens voor Rome. Wij willen wel toegeven dat zij alleen in naam christelijke termen en christelijke namen gebruikt; maar al hetgeen blijkbaar christelijk is in haar systeem, wordt meer dan geneutraliseerd door het kwaadaardige heidendom dat het belichaamt. Toegegeven dat het kan worden bewezen dat het brood dat het pausdom aan haar volgelingen aanbiedt oorspronkelijk van de fijnste tarwe werd gemaakt; maar wat doet dit ter zake, als elk deel van dat brood is vermengd met blauwzuur of strychnine? Kan de voortreffelijkheid van het brood de kracht van het gif tenietdoen? Zal er iets anders zijn dan de dood, zowel een geestelijke als een eeuwige dood, voor al degenen die doorgaan met zich te voeden met het giftige voedsel dat zij aanbiedt? Ja, hier stelt zich de vraag, en laten wij die eerlijk onder ogen zien. Kan er redding zijn in een gemeenschap waar het als een fundamenteel beginsel wordt verklaard, dat de Madonna "onze grootste hoop is; ja, de ENIGE BASIS VAN ONZE HOOP"? (1)

    De tijd nadert dat de liefde voor sterfelijke zielen der mensen, die door een heidens priesterschap worden misleid, de naam van Christus misbruikend, vereist dat de waarheid in deze zaak op een klare, duidelijke, onversaagde wijze wordt bekendgemaakt. Het beest en het beeld van het beest staan samen geopenbaard voor de ganse christenheid; en nu gaat de verschrikkelijke bedreiging van Gods Woord ten aanzien van haar aanbidding volledig in vervulling (Openb.14:9,1O):

    "Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken aan zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, zal hij ook drinken van de wijn van de toom van God, die ongemengd in de beker van zijn gramschap is ingeschonken, en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en ten aanschouwen van het Lam."

    Deze woorden zijn van ontzagwekkende betekenis; en wee degene die ten slotte schuldig wordt bevonden aan datgene wat ze beschrijven. Zoals reeds werd bevestigd door Elliott, bevatten deze woorden een "chronologische profetie", een profetie die niet verwijst naar de middeleeuwen, maar naar een periode die niet ver verwijderd is van de voltooiing, wanneer het Evangelie reeds een ruime verspreiding kent, en wanneer er een helder licht zou geworpen worden op het karakter en het lot van de afvallige Kerk van Rome (vers 6-8). Zij gaan, volgens de goddelijke cronologie van de gebeurtenissen in vervuiling, onmiddellijk nadat een engel heeft bekendgemaakt, "BABYLON IS GEVALLEN, IS GEVALLEN'. We hebben als het ware met onze eigen oren deze voorzegde "Val van Babylon" horen bekendmaken vanuit de hoge plaatsen van Rome zelf, wanneer de zeven heuvels van de "Eeuwige Stad" de boodschap weerkaatsen die vermeldt, en niet slechts voor de burgers van de Romeinse republiek, maar voor de ganse wereld, dat "HET PAUSDOM, de facto en de jure, van de wereldse troon van de Romeinse Staat IS GEVALLEN'. (2)

    Welnu, het is volgens het verloop van deze profetie, na deze val van Babylon, dat deze vreselijke bedreiging speciaal en welbepaald naar deze tijd verwijst? Nooit voordien werd de ware aard van het pausdom volledig onthuld; nooit voordien werd er een beeld van het beest gemaakt. Tot op het moment dat het beeld van het beest werd opgericht, en het godslasterlijke besluit omtrent de Onbevlekte (Ontvangenis werd afgekondigd, had zich nog nooit zo'n afvalligheid ontwikkeld; zelfs in Rome had zich nog nooit zo'n schuld opgehoopt, als er nu voor de deur van het grote Babylon ligt. Dit is dan ook een onderwerp van enorm belang voor eenieder die zich binnen de omheining van de Kerk van Rome bevindt - voor eenieder ook die, zoals velen vandaag doen, zijn oog gericht houdt op de Stad op de Zeven Heuvels. Als iemand kan bewijzen dat de paus niet alle voorrechten opeist en dat hij in werkelijkheid niet al de godslasterlijke titels draagt van het Babylonische beest dat "ten dode toe geslacht leek maar van zijn dodelijke wond werd genezen", en wanneer het kan worden aangetoond dat de Madonna, die onlangs éénstemmig werd verheven, niet in elk essentieel onderdeel dezelfde is als het Chaldeeuwse "Beeld" van het beest, dan mogen zij het zich gerust veroorloven om de bedreiging die in deze woorden ligt vervat te verachten. Maar als noch het één, noch het ander kan worden bewezen (en ik daag het meest kritische onderzoek met betrekking tot beide uit), dan mag eenieder die zich binnen de hekken van het pausdom bevindt wel beven bij deze bedreiging. Moge dan nu, als nooit tevoren, die goddelijke stem, een stem van de tederste liefde, vanaf de eeuwige troon gehoord worden door elke aanhanger van het mystieke Babylon, "Gaat uit van haar, mijn volk indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen."


  2. Maar, indien de schuld en het gevaar van degenen die verbonden zijn met de roomse Kerk, waarvan zij geloven dat het de enige Kerk is waar redding kan worden gevonden, zo groot is, wat is dan wel niet de schuld van degenen die, met een protestants geloof, toch het veroordeelde Babylon steunen? De grondwet van dit land (Engeland) vereist van onze koningin dat zij, vooraleer de kroon op haar hoofd geplaatst kan worden, en voordat zij op de troon mag plaatsnemen, zweert dat "zij gelooft" dat de essentiële leerstellingen van Rome "afgodisch" zijn. Alle Kerken, van Brittannië, gesubsidieerd of niet, leggen éénstemmig dezelfde verklaring af. Zij verklaren allen dat het systeem van Rome een systeem van godslasterlijke afgoderij is. ...En toch dienen de leden van deze Kerken, met protestants geld, de scholen, de universiteiten en de aalmoezeniers van dat afgodische systeem te steunen. Indien dan de schuld van de paapsgezinden groot is, dan moet de schuld van de protestanten die zo'n systeem helpen overeind te houden, nog tienmaal groter zijn. Die schuld is gedurende de laatste drie of vier jaar enorm toegenomen. Terwijl de koning van Italië, in de Staten van de Kerk - die pas onlangs onder de heerschappij van de paus kwamen te staan - de kloosters heeft weten te verminderen (in de periode van twee jaar werden er niet minder dan vier en vijftig gesloten, en werd hun eigendom verbeurd verklaart), heeft de Britse regering de tegenovergestelde politiek gevoerd, en heeft zij niet alleen de oprichting van de kloosters oogluikend toegelaten, die bovendien door de wet van het land verboden zijn, maar heeft zij tevens nog subsidies geschonken aan deze onwettige instellingen, die schuil gaan onder de naam van verbeteringsgestichten. Het was slechts een korte tijd geleden, dat op het gezag van de Catholic Directory, in de tijd van drie jaar, tweeën vijftig nieuwe kloosters aan het kloostersysteem van Groot-Brittannië werden toegevoegd, (3) wat bijna het aantal is dat door de Italianen werd verbeurd verklaard, terwijl christenen en christelijke gemeenten dit alles onverschillig gadeslaan. Welnu, indien er ooit een verontschuldiging was aan te voeren voor het lichtzinnig denken over de schuld die zich door onze nationale steun aan de afgoderij heeft opgehoopt, dan kunnen wij ons daar niet langer op beroepen. De God van de Voorzienigheid heeft in India getoond dat hij ook de God van Openbaring is. Hij heeft aan een door terreur getroffen wereld bewezen, door gebeurtenissen die de oren deden tuiten, dat elk woord van toom, dat drieduizend jaar geleden tegen de afgoderij werd opgetekend, vandaag nog dezelfde kracht heeft als toen hij het verbondsvolk van Israël vanwege hun afgoden verwierp, en hen in de hand van hun vijanden overgaf. Wanneer de mens begint op te merken dat het voor belijdende christenen gevaarlijk is de heidense afgoderij van India te ondersteunen, dan moet hij wel blind zijn als hij niet tevens opmerkt dat het gevaarlijk is de heidense afgoderij van Rome te ondersteunen. Waarin verschilt het heidendom van Rome, van dit van het hindoeïsme? Slechts hierin, dat het roomse heidendom het meest volledige, meest gevaarlijke en meest verraderlijke heidendom is van de twee.

    Ik vrees dat na al hetgeen is gezegd, vele christenen zullen walgen van het vergelijkende oordeel van het pausdom met het openlijke heidendom. Laat mij daarom mijn mening ondersteunen door het getuigenis van twee voorname schrijvers, die terdege bevoegd zijn om zich over dit onderwerp uit te spreken. Zij zullen op zijn minst aantonen dat ik niet alleen sta in het oordeel dat ik heb gevormd. De schrijvers naar wie ik verwijs zijn Sir George Sinclair van Ulbster, en Dr. Bonar van Kelso. Weinigen hebben het systeem van Rome grondiger onderzocht dan Sir George, en in zijn "Letters to the Protestants of Scotland" verschaft hij ons het product van de vruchtbaarheid van zijn geest, de curiosa felicitas van zijn stijl, en zijn diepe kennis, om dit onderwerp te verduidelijken. Welnu, het getuigenis van Sir George is als volgt:

    "Het Romanisme is een verfijnd systeem van gekerstend heidendom, en verschilt voornamelijk van haar prototype doordat het verraderlijker is, wreder, gevaarlijker en onverdraagzamer." (5)

    De mening van Dr. Bonar is dezelfde, en voornamelijk met het bloedbad van Cawnpore in gedachten beweert hij:

    "Hier bij ons doen we voor het pausdom hetzelfde als we voor de afgodendienaars in het buitenland hebben gedaan, en het resultaat zal uiteindelijk identiek zijn; neen, nog erger; de paapse wreedheid, en haar dorst naar het bloed van de onschuldige, zijn het dierlijkste en onbarmhartigste dat de wereld ooit heeft gezien. Cawnpore, Delhi en Bareilly zijn slechts stof in vergelijking met de demonische wreedheden die werden begaan door de Inquisitie, en door de legers van het paapse fanatisme." (7)

    Dit zijn woorden van waarheid en matigheid, die door niemand die met de geschiedenis van het moderne Europa vertrouwd is, kunnen worden tegengesproken. Voor het ogenblik bestaat er echter het grote gevaar dat dit over het hoofd wordt gezien. Dit zou echter een fatale vergissing zijn. Laten wij niet aan het duidelijke feit voorbijgaan dat, terwijl de apocalyptische geschiedenis zich naar de voltooiing van alle dingen beweegt, alle andere heidense systemen, vanwege het goddelijke licht, in een bepaald opzicht in de schaduw worden gesteld door het heidendom van het paapse Rome. Het is tegen het Babylon dat op de zeven heuvels zit dat de heiligen worden gewaarschuwd; het is voornamelijk vanwege het aanbidden van het beest en zijn beeld, dat "de toorn van de levende God, die blijft tot in eeuwigheid", over de natiën zal Worden uitgestort. Welnu, indien de stem van God tijdens de recente rampen over India werd gehoord, dan dient het protestantisme van Brittannië zichzelf aan te sporen tot het onmiddellijk en voor altijd wegvagen, van elke nationale ondersteuning, zowel van de afgoderij van Hindoestan als van de nog kwaadaardiger afgoderij van Rome. Dan zal er een verlenging van onze rust worden bereikt, dan zou er hoop zijn dat Brittannië zou worden verheven, en dat zijn macht zou berusten op een stevig en stabiel fundament. Maar, als wij "de stem niet willen horen, als wij geen terechtwijzing ontvangen, als wij weigeren terug te keren," als wij volharden in het vasthouden, op kosten van de natie, aan "het beeld der jaloezie dat tot jaloezie prikkelt", dan hebben wij, na de herhaalde en steeds toenemende slagen die ons wegens de rechtvaardigheid van God zijn toegebracht, elke reden om te vrezen dat de rampspoeden die onze landgenoten in India zo zwaar hebben getroffen, ons binnen onze eigen grenzen nog zwaarder zullen treffen; want het was toen "het beeld der jaloezie" door de oudere mannen van Juda in Jeruzalem werd geplaatst, dat de Heer zei: "En Ikzelf zal ook in woede handelen. Mijn oog zal geen leed gevoelen, noch zal ik mededogen voelen. En zij, zullen stellig met luider stem in mijn oren roepen, maar Ik zal hen niet horen." Ez.8:18. Hij die de Sepoys zond, aan wiens afgodische gevoelens en antisociale neigingen wij zozeer hebben toegegeven, om ons te straffen voor het schuldige eerbetoon dat wij aan hun afgoderij hadden geschonken, kan net zo gemakkelijk de paapse krachten van Europa loslaten, om aan ons het wraakgericht te voltrekken voor ons misdadig geflirt met het pausdom. (8)


  3. Maar, indien de zienswijze die in dit boek werd uiteengezet juist is, dan is het tijd voor de Kerk van God om te ontwaken. Dienen de getuigen nog steeds te worden geslagen, en werd het beeld van het beest slechts binnen de laatste twee jaar opgericht, op wiens aansporing het bloedige werk dient te gebeuren? Is dit dan de tijd voor onverschilligheid, voor luiheid, voor lauwheid ten aanzien van de godsdienst? Helaas, hoe gering in aantal zijn zij die hun stem als een bazuin verheffen, die het alarm slaan op Gods heilige berg - die zich beijveren in deze noodtoestand - om de troepen van de Heer te vergaderen met het oog op de komende strijd? Gedurende vele jaren hebben de agenten van Rome onophoudelijk dag en nacht gewerkt, gepast of ongepast, op elke mogelijke wijze, om de zaak van hun meester uit te breiden, en waarin zij ook ruimschoots zijn geslaagd. Maar "de kinderen van het licht" hebben zich laten sussen met een fatale zekerheid; zij hebben de handen gevouwen; zij hebben zich aan een diepe slaap overgegeven alsof Rome waarachtig van het aardoppervlak was verdwenen - alsof Satan zelf was gebonden en in de bodemloze put was geworpen die zich had gesloten om hem daar voor duizend jaar in vast te houden. Hoe lang zal deze toestand blijven voortduren? Oh, Kerk van God, ontwaak, ontwaak! Open uw ogen, en zie of er geen duisternis en donkere wolken aan de horizon opdoemen die een naderend onheil aankondigen. Onderzoek de Schriften voor uzelf; vergelijk ze met de historische feiten, en zeg mij of er na dit alles geen reden bestaat om te vermoeden dat er voor de heiligen droevige vooruitzichten zijn, meer dan de meesten durven denken. Als blijkt dat de zienswijzen die op deze bladzijden werden uiteengezet schriftuurlijk en gegrond zijn, dan zijn ze het op zijn minst waard tot onderwerp van een ernstig en gebedsvol onderzoek te worden. Het is nooit positief om zich te onttrekken aan een onderzoek en zich tevreden te stellen met een bedrieglijke zekerheid. Indien zij waar zijn, dan kan men zich slechts veilig voelen door het erkennen van het gevaar en door zich erop voor te bereiden met al zijn kracht, ijver en geestelijke gezindheid. Bij de gedachte dat speciale gevaren ons bedreigen, en dat God deze in zijn profetische Woord heeft geopenbaard, is zijn goedheid duidelijk. Hij heeft het gevaar bekendgemaakt opdat zij die van tevoren gewaarschuwd zijn zich ook van tevoren kunnen wapenen; opdat wij, onze eigen zwakheid erkennende, ons zelf kunnen toevertrouwen aan zijn almachtige goedheid; opdat wij de noodzaak zouden beseffen van een vernieuwende doop met de Heilige Geest; opdat de vreugde van de Heer onze kracht zou zijn, en wij vastbesloten voor de Heer zouden werken, en alleen voor de Heer, ieder in zijn eigen gebied, met groeiende energie en toewijding, in de wijngaard van de Heer, om alle zielen te redden die we kunnen, terwijl de gelegenheid nog openstaat en de voorzegde donkere nacht nog niet is aangebroken, waarin niemand kan werken. Alhoewel de vooruitzichten somber zijn, is er geen reden voor wanhoop; er is geen reden dat iemand zou beweren dat, met zulke vooruitzichten, elke inspanning tevergeefs is. De Heer kan tot zijn eigen eer, de krachtsinspanningen zegenen van degenen die zich terecht omgorden, om, onder de meest hopeloze omstandigheden, zijn oorlogen te voeren; en, op het ogenblik dat de vijand dreigt op te rukken als een vloed, kan hij door zijn Geest, een vaandel tegen hem oprichten. Dit is niet slechts een mogelijkheid, maar het profetische woord geeft ons reden te geloven, dat het in werkelijkheid zo zal zijn; de laatste zegepraal van de Mens der Zonde zal niet tot stand komen zonder eerst een roemrijke strijd van degenen die getrouwe discipelen van Christus zijn. Maar als wij werkelijk iets positiefs in deze oorlogvoering willen doen, dan is het noodzakelijk dat we ons steeds voor ogen houden wat het verbazingwekkende karakter is van het Verborgenheid der Wetteloosheid, dat belichaamd wordt door het pausdom dat we zullen aanpakken. Het pausdom roemt erop de "oude religie" te zijn; en uit hetgeen we hebben gezien blijkt inderdaad dat het oud is. Het kan haar bestaan terugvoeren tot ver voorbij de christelijke tijdrekening, zelfs meer dan 4000 jaar terug, tot omstreeks de periode van de vloed en de bouw van de toren van Babel. Gedurende al die tijd zijn haar essentiële stellingen praktisch dezelfde gebleven en deze stellingen hebben in bijzondere mate bijgedragen tot het bederf van de menselijke aard. De meesten lijken de mening te zijn toegedaan dat het pausdom een systeem is dat men slechts dient te verwerpen en uit te lachen; maar de Geest van God geeft hierover een heel andere mening te kennen. Elke vermelding in de Schrift vormt een ondersteuning voor haar kenmerkende omschrijving als het "Meesterstuk van Satan" - de vervolmaking van haar gedragslijn voor het misleiden en verstrikken van de wereld. Zelfs het staatkundige beleid van de politici, de wijsheid van de filosofen, of de vindingrijkheid van de menselijke wetenschap kunnen niet wedijveren met de listen en de spitsvondigheid van het pausdom. Satan, die de inspiratiebron is, heeft hierover al deze steeds weer gezegevierd. Van de natiën waar de aanbidding van de koningin des hemels door alle eeuwen heen het meest heeft gebloeid, met alle walgelijkheden die ermee gepaard gingen waarom zijn dat nu juist de meest beschaafde landen die zich in de kunsten en wetenschappen hebben onderscheiden. Daar waar Babylon ontstond, stond tevens de wieg van de sterrenkunde. Egypte dat het aan haar borst koesterde, was de moeder van alle kunsten; de Griekse steden van Klein-Azië, waar het een toevlucht vond na de verdrijving uit Chaldea, stonden bekend om hun dichters en filosofen, waarvan Homerus niet onvermeld mag blijven; en de natiën van het Europese vasteland, waar de literatuur lange tijd heeft gebloeid, buigen zich er nu voor in 't stof. Ongetwijfeld wordt momenteel van fysieke kracht gebruik gemaakt om haar te ondersteunen; maar de vraag wordt gesteld, hoe het mogelijk is dat dit systeem boven alle andere de overhand kan hebben dat het bij machte is een beroep te doen op de fysieke kracht ten einde zijn wil te zien naleven? Er kan geen ander antwoord worden gegeven dan dat Satan, de god van deze wereld, zijn uiterste macht ten behoeve van haar benut. De fysieke kracht heeft echter niet altijd een ondersteuning gevormd voor de Chaldeeuwse aanbidding van de Koningin des Hemels. Steeds weer kwam er opstand tegen haar; maar tot hiertoe heeft zij elke hindernis kunnen nemen, elke moeilijkheid kunnen overwinnen. Cyrus, Xerxes en vele anderen van de Medo-Perzische koningen, verbanden haar priesters uit Babylon, en beijverden zich om haar wortel uit hun rijk te verwijderen; maar dan vond zij een veilige toevlucht in Pergamos, waar de "zetel van Satan" werd geïnstalleerd. De luister van Pergamos verdween alsook die van de steden van Klein-Azië; maar de aanbidding van de Koningin des Hemels week niet. Zij nam een hoge vlucht en zetelde zich op de troon van het keizerrijk Rome. Die troon werd omvergeworpen. De Arische Goten stelden zich heftig te weer tegen de aanbidding van de Koningin-Maagd; maar die aanbidding verhief zich weer triomfantelijk boven elke poging om ze te onderdrukken, en spoedig kusten ook de Arische Goten de voeten van de Babylonische godin, die luisterrijk was geïnstalleerd op de zeven heuvels van Rome. In de recentere tijden, hebben de tijdelijke machten van al de koninkrijken van Europa de Jezuïeten, de voornaamste bewerkers van deze afgodische aanbidding, uit hun rechten ontzet. Frankrijk, Spanje, Portugal, Napels en Rome zelf hebben alle dezelfde maatstaven aangenomen, en wat zien we desondanks op dit moment? Dezelfde Jezuïeten en de aanbidding van de Maagd prijken boven elke troon van het Continent. Wanneer we aldus de geschiedenis van de laatste 4000 jaar beschouwen, hoe passend blijkt dan wel de betekenis van de geïnspireerde woorden te zijn dat "de tegenwoordigheid van de mens der wetteloosheid" is overeenkomstig "de werking van Satan met elk krachtig werk". Welnu, is dit het systeem dat, jaar na jaar, met kracht in ons eigen land oprijst? Is het nu het juiste ogenblik om zich in te beelden dat lauwe, afwachtende, halfslachtige protestanten een front zouden kunnen vormen tegen zo'n systeem? Neen; nu is de tijd gekomen dat de aankondiging van Gideon in het legerkamp van de Heer dient gedaan te worden: "Wie is er bevreesd en beeft? Hij trekke zich terug." Van de oude martelaars wordt gezegd: "En zij hebben hem overwonnen wegens het bloed van het Lam en wegens het woord van het getuigenis dat zij hebben gegeven, en zij hebben hun ziel niet liefgehad, zelfs niet wanneer zij met de dood werden geconfronteerd." Deze zelfverloochenende, dezelfde vastberaden geest is nu meer nodig dan ooit. Zijn er dan geen die klaar zijn om op te staan en zich in die geest te omgorden voor die grote confrontatie die MOET KOMEN, voordat Satan zal worden gebonden en in de afgrond zal worden geworpen? Kan iemand geloven dat zo'n gebeurtenis kan plaatsvinden zonder een geweldige strijd - dat "de god van deze wereld" rustig zal toestemmen om afstand te doen van de macht die hij gedurende duizenden jaren heeft uitgeoefend, zonder al zijn toorn op te wekken, en zonder dat hij al zijn energie en vaardigheid zal benutten om zo'n catastrofe te voorkomen? Wie schaart zich dan aan de zijde van de Heer? Indien er zijn die, gedurende de laatste jaren weer tot leven of tot actie zijn gebracht - aangespoord, niet door louter menselijke opwinding, maar door de almachtige genade van Gods Geest, wat is dan het goedgunstige teken hiervan? Is het louter de bedoeling dat zijzelf zouden worden bevrijd van de toorn die zal komen? Neen, in de ijver voor de eer van hun Heer, wensen zij als ware getuigen te handelen, en willen zij eerlijk strijden voor het geloof dat eens de heiligen bevrijdde; zij willen de eer van Christus verdedigen tegen degene die lasterlijk aanspraak durft te maken op diens voorrechten. Indien de dienaren van de Antichrist trouw zijn aan hun meester, en onvermoeid voor zijn zaak werkzaam zijn, zal het dan gezegd kunnen worden dat de dienaren van Christus minder getrouw zullen zijn? Als niemand zich actief gaat betonen, dan is het zeker niet tevergeefs dat er een beroep zal worden gedaan op het edelmoedige hart van de jonge en opkomende dienaren van Christus, die bij de Meester in dienst treden met de goedhartigheid van hun jeugd en de liefde van hun huwelijk, indien wij hen maar toespreken in naam van degene die hun ziel liefheeft. Het is zeker dat zij tijdens de grote crisis van de Kerk en de wereld, "de Heer te hulp zullen komen - tot de hulp van de Heer tegen de machtige". Zij zullen alles doen wat in hun vermogen ligt om de handen te sterken van, en een hart onder de riem te zijn voor, diegenen die trachten om de opmars van de afval te stuiten, en die weerstand bieden tegen de inspanningen van mensen die zich beijveren, met de blinde steun van de "gevestigde machten", om dit land opnieuw onder de macht van de Mens der Wetteloosheid te brengen. Ten einde zo'n standpunt in te nemen, en dit onwankelbaar en met volharding te blijven aanhouden, in een wereld van toenemende onverschilligheid, is het voor de dienaren van Christus noodzakelijk dat zij een stalen gelaatsuitdrukking aannemen. Maar, wanneer zij dit alles als een voorrecht beschouwen, dan zal hun later de rijke beloning niet worden onthouden; tevens hebben zij de zekere en geloofwaardige belofte dat: "Zoals hun dag is, zo zal hun kracht zijn." Voor allen die werkelijk hun deel als goede soldaten van Christus willen doen, is er de sterkste en rijkste aanmoediging. Wanneer wij de naam van onze Vader op het voorhoofd dragen, wanneer ons leven en ook onze lippen voortdurend "getuigenis" afleggen van God, wanneer ons geweten werkt op basis van het offer van Christus, en wanneer de Geest van Christus ons hart verwarmt, dan zijn wij voorbereid op elke gebeurtenis. Maar voor ongewone tijden is een gewone genade niet voldoende. Indien wij inderdaad zulke toekomstverwachtingen hebben als ik heb trachten te bewijzen dat er zullen zijn, dan dienen wij te leven, te voelen en te handelen alsof wij elke dag de woorden van de grote Bewerker van onze Redding in onze oren horen klinken,

"Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, evenals Ik heb overwonnen en met Mijn Vader plaats heb genomen op Zijn troon. Wees getrouw tot de dood, en Ik zal u de kroon des levens geven."

Tot besluit vraag ik aan de lezer of dit boek niet een argument verschaft voor de goddelijke inspiratie van de Geschriften, naast een aanklacht van de bedriegerijen van Rome. Indien op de vorige bladzijden er iets meer werd bewezen dan iets anders, dan is dit zeker het feit dat de Bijbel geen listig verzonnen fabel is, maar dat de heilige mannen Gods van oudsher hebben gesproken en geschreven in de kracht van de Heilige Geest. Wat kan anders de reden zijn voor de wonderlijke eenheid van alle afgodische systemen van de wereld, dan dat de feiten die in de eerste hoofdstukken van Genesis zijn vermeld werkelijk zijn gebeurd? Aangezien de ganse mensheid daar bij betrokken was, heeft de ganse mensheid in haar verschillende systemen de onderscheiden en onweerlegbare herinneringen van deze gebeurtenissen bewaard, ondanks het feit dat degenen die deze gegevens hebben bewaard, reeds lang de sleutel van de juiste betekenis hebben verloren. Wat nog, behalve Alwetendheid, kon voorzien dat een systeem, zoals het pausdom, in de christelijke Kerk ooit zou kunnen binnendringen, en daar zou handelen zoals dit is gebeurd? Hoe kan het ooit in het hart van Johannes opkomen, de eenzame banneling van Patmos, om te veronderstellen dat één van de belijdende discipelen van die Zaligmaker die hij liefhad, en die zei, "Mijn koninkrijk is niet van deze wereld", al de afgoderij en alle bijgeloof en immoraliteit van het Babylon van Belsazar zou samenbrengen en dit als een systeem in de Kerk zou inplanten, en zich door middel hiervan meester zou maken van de troon van de Caesars, om daar als de hogepriesters van de Koningin de Hemels, en als goden op aarde, gedurende 1200 jaar over de natiën te heersen met een ijzeren staf? Louter het inzicht van de mens kon dit niet gedaan hebben; maar de banneling van Patmos doet het wel. Vandaar dat zijn pen geleid moet zijn door Hem die het einde ziet vanaf het begin en die de dingen roept die niet zijn alsof zij waren. Wanneer dan de wijsheid van God nu zo duidelijk blijkt uit de goddelijke uitdrukking "Babylon de Grote", waarin zo'n enorme betekenis is samengebracht, dient dit ons er dan niet toe te bewegen des te meer eerbied en waardering te betonen voor diezelfde wijsheid die in werkelijkheid is gegraveerd op elke bladzijde van het geïnspireerde Woord? Dient dit er ons niet toe te bewegen om samen met de psalmist te zeggen, "Daarom houdt ik al uw bevelen in alles voor recht." De bevelen van God kunnen soms voor onze verdorven en perverse geaardheid, hard lijken. Zij kunnen van ons eisen dat wij dingen doen die pijnlijk zijn; zij kunnen van ons eisen dat wij voorbijgaan aan datgene wat aangenaam is voor het vlees. Maar, of wij nu wel of niet de reden van deze verordeningen begrijpen, indien we slechts weten dat zij afkomstig zijn van de "enige Alwijze God, onze Heiland," dan kunnen wij er toch van verzekerd zijn dat er in het naleven ervan een grote beloning ligt; wij kunnen ons waar ook, blindelings begeven waar het Woord van God ons leidt, in de vaste overtuiging dat wij zodoende het ware pad van veiligheid en vrede bewandelen. De beste menselijke wijsheid is toch maar een blinde gids; menselijk beleid is een meteoor die verblindt en op een dwaalspoor brengt; zij die hem volgen wandelen in duisternis, en weten niet waar zij naartoe gaan; maar hij die "wandelt in oprechtheid", die gaat volgens de maatstaven van Gods onfeilbare Woord, zal steeds ervaren dat "hij in zekerheid wandelt"; welke taak hij ook dient te behartigen, welk gevaar hij ook dient te trotseren, hij weet dat

"Zij die uw wet liefhebben, hebben grote vrede, er is voor hen geen struikelblok." Ps.119:165.

Voetnoten

[1] Het taalgebruik van wijlen Paus Gregorius, stevig onderschreven door de huidige Pontifex.

[2] De Openbaring kondigt aan dat Babylon twee maal zal vallen. De hier genoemde heeft betrekking op de eerste val. De profetie maakt duidelijk dat na de eerste val het tot grotere hoogte dan voorheen zal opkomen; vandaar de noodzaak van de waarschuwing.

[3] Geciteerd in Irish Covenanter, febr., 1862, p.52.

[4] First series, p.121.

[5] British Messenger, dec., 1857.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden