In ons werk De Wetenschap, de Rede en het Geloof hebben wij de vraag naar het bestaan van God onderzocht. Wij hebben getracht aan te tonen, dat het redelijker is te geloven in het bestaan van een boven de mensen staande God dan er niet in te geloven en dat wij vaak door een bewuste of onbewuste weerzin om onze autonomie te verlaten, dus door een gevoel en niet door de rede, ertoe gebracht worden te twijfelen aan het bestaan van God. In ons werk De Goddelijke Openbaring hebben wij verschillende vragen bestudeerd, die betrekking hebben op de uitleg en de ingeving van de Bijbel. Deze twee studies kunnen beschouwd worden als een inleiding tot dit werk, dat het resultaat is van een methodisch onderzoek van de Bijbel en waarvan het doel is een kort overzicht te geven van de inhoud van die Bijbel, vooral met het oog op de verwerkelijking van het "Goddelijk Voornemen". We komen hier voor het feit, dat zekere conclusies verschillen van de opvattingen, die door vele theologen en gelovigen aanvaard worden. Men zou ons kunnen tegenwerpen, dat wij zodoende de oorzaken tot twist en scheiding slechts vermeerderen. Welnu, wij hebben niet de bedoeling voor alles iets "nieuws" aan te bieden, maar veeleer om tot elke prijs beter de waarheid te leren kennen en te trachten te ontkomen aan zekere verwarring, die tegenwoordig heerst. Wij hebben deze studie ondernomen om zelf te komen tot een persoonlijke overtuiging met betrekking tot een aantal vragen, maar mogelijk kan deze arbeid ook anderen helpen. De draagwijdte van onze werken gaat in werkelijkheid ver uit boven de verdediging van dit of dat gezichtspunt. Het gaat vooral om de uiteenzetting en toepassing van een methode en om het in beweging brengen van een innerlijke houding, die, naar wij menen, het de mens van goede wil vergunt beter de waarheid te vatten op welk gebied ook. Om uit te leggen, waarin deze methode bestaat, hebben wij in De Wetenschap, de Rede en het Geloof herinnerd aan het contrast, dat er bijvoorbeeld bestaat tussen de voortgang, die gemaakt is in de verschillende gebieden van de kennis. In de Natuurwetenschap is er een aanzienlijke voortgang gemaakt, die overgeslagen is naar de industrie en de materiële dingen van het leven. Men heeft, door een samenwerking van alle geleerden, een "systeem" op kunnen bouwen, dat een geheel vormt en onbepaald vatbaar voor vervolmaking. Men volgt slechts een weg, die tot de waarheid schijnt te brengen. Daarentegen is er in de wijsbegeerte en theologie weinig voortgang en er bestaat een felle tegenstelling tussen de verschillende "systemen", die denkers en gelovigen verdelen. Men volgt uiteenliggende wegen, die dus in het algemeen afwijken van de waarheid. Vanwaar dit verschil? Het antwoord is, dat de Natuurwetenschap de "natuurlijke" methode is blijven volgen, die het aan een jong kind toelaat zich in het begin van zijn leven snel te ontwikkelen, om zich bewust te worden van de werkelijke wereld, waarvan het deel uitmaakt. Bij nader onderzoek naar deze "natuurlijke" methode, waarvan de geleerde een "wetenschappelijke" methode heeft gemaakt, constateert men, dat deze - min of meer onbewust - steunt op de volgende beginselen:
Wanneer de toepassing van een dergelijke methode of het in beweging brengen van een dergelijke houding ons iets heeft doen vorderen, begrijpen wij, waarom deze methode van geloof en liefde resultaat afwerpt: omdat deze houding insluit, dat wij ons vernederen voor God, dat wij niet weerstaan aan de Geest, die ons wil vernieuwen en verlichten, van ons volkomen mensen wil maken, ons het volmaakte Leven wil geven. Wij begrijpen dan ook, dat de gebruikelijke methoden geen volledig resultaat kunnen afwerpen, omdat men in dat geval steunt op eigen krachten, die uit zichzelf onvoldoende zijn om de waarheid te leren kennen, om werkelijk te vorderen, om het Leven te verwerven. Er bestaat dan een zekere zelfzucht, egoïsme of trots, die, hoe onbewust ook, de ontwikkeling van ons wezen tegenstaat, ons verlamt en er naar streeft ons te vernietigen, omdat wij gescheiden zijn van de Bron. Wij menen, dat de Natuurwetenschap resultaten verkregen heeft, omdat zij, op haar beperkt terrein, de "natuurlijke" methode is blijven volgen, die van geloof en van liefde. Waarom is een dergelijke voortgang niet in de andere wetenschappen verwerkelijkt, vooral niet in wijsbegeerte en theologie? Omdat zich hier in veel sterkere mate twee tegenovergestelde invloeden doen gelden: die van uitwendige oorsprong, het kwaad in de wereld, en die van inwendige oorsprong, het kwaad in het ik. Om rechtvaardig te zijn, moet men toegeven, dat het gebied der natuur beter toegankelijk is voor de mens zoals hij is daar hij zijn geest "gekeerd heeft naar de stof" - dan dat waarmee de wijsbegeerte en de theologie zich bezig houden. Daar wij het voorrecht gehad hebben geoefend te zijn in de "wetenschappelijke" tucht, daar wij erkend hebben, dat de "natuurlijke" of "wetenschappelijke" methode tot snelle voortgang leidt, hebben wij deze methode op de studie van de Bijbel willen toepassen. Uitgegaan van het agnosticisme en laat in aanraking gekomen met de Schriften, hebben wij toch niet a priori dit Boek verworpen, voor zoveel aangaat zijn goddelijke openbaring. Wij hebben "wetenschappelijk" willen blijven en de mogelijkheid onder ogen willen zien, dat de Bijbel verschilt van alles, wat de mens heeft voortgebracht. En toch verenigde zich tegen een dergelijke beschouwing: de uitwendige invloed, de opvoeding, de ingeboren zelfzucht. Een voorafgaand onderzoek toonde, dat de verwijten of beschuldigingen vaak slechts zekere uitleggingen van de tekst betreffen, maar niet noodzakelijk de Bijbel zelf. Dit Boek scheen bovendien de elementen te kunnen leveren voor een volledig systeem, waarvan het ene deel het andere verklaart. Waarom het boek niet in zijn geheel te beschouwen, zoals het is, zonder het te beoordelen volgens een ander systeem? Zou het mogelijk zijn een systeem te leveren, dat beter is en vollediger dan de andere? Als men de wetenschappelijke methode wil toepassen op het onderzoek van de Bijbel, moet men dus:
Wij hebben ons uitvoerig beziggehouden met deze houding van voorafgaand geloof in het geheel der Schriften in ons werk De Goddelijke Openbaring. Volgens onze mening heeft de moderne kritiek een fundamentele dwaling begaan. Niet in haar "kritiseren", dat wil zeggen in het onderzoeken van de gegevens met behulp van het redenerend verstand, door het verstand te gebruiken, door verkeerde uitleggingen terzijde te stellen, maar in de eerste plaats door te veronderstellen, dat de Wetenschap steunt op de methode: Studie -Geloof; en vervolgens door deze laatste methode toe te passen op het onderzoek van de Bijbel. De wetenschappelijke methode kan men als volgt samenvatten:
De moderne kritiek heeft het eerste punt uit het oog verloren en bestrijdt dus hevig het voorafgaand geloof in de eenheid en geloofwaardigheid van de Bijbel. Zij zou gelijk hebben als bewezen was, dat deze geloofshouding, dus het aanvaarden van de volle inspiratie van de tekst, niet verdedigd kon worden door een verlicht en redelijk mens. Dit bewijs is evenwel niet geleverd. Integendeel, zoals wij hebben trachten aan te tonen in De Goddelijke Openbaring, weerstaat de tekst niet alleen iedere menselijke kritiek, maar wordt zelfs altijd bevestigd door de feiten, zelfs indien hij gedurende bepaalde perioden door theorieën veroordeeld schijnt te worden. Na een langdurig onderzoek van deze vraag beweren wij dus, dat de rede en de wetenschap - wanneer het gaat om vaste gevolgtrekkingen en niet om voorlopige theorieën - altijd de volstrekte eenheid en geloofwaardigheid van de tekst bevestigen, een verschijnsel, dat geen enkel ander geschrift vertoont. Tot dit belangrijk resultaat gekomen, wordt men ertoe geleid de tekst nauwgezet te bestuderen en te vertolken door Schrift met Schrift te verklaren, zoals de man van de wetenschap de gegevens van de Natuur bestudeert en vertolkt. Door de wetenschappelijke methode consequent toe te passen kan men een "Wetenschap van de Bijbel" samenstellen, die steeds meer de waarheid naderbij komt. En als verschillende onderzoekers deze methode volgen, desnoods met opoffering van de hun het meest dierbare opvattingen, daar ze zich steeds laten verbeteren door de Waarheid, kan er bijna eenstemmigheid bestaan. Dit is de methode, die wij gepoogd hebben te volgen, en de lezer moet zich niet verbazen wanneer wij zekere overgeleverde ideeën en bepaalde menselijke uitleggingen opofferen. Wij kunnen met hem meevoelen, wanneer hij geroepen wordt een opvatting te laten varen, die hem dierbaar is en die hem soms gedurende jaren tot zegen is geweest, want wij hebben vaak onze eigen overtuigingen moeten opofferen. Maar is de Waarheid niet veel kostbaarder? Men denkt soms dingen van waarde te verliezen en vervolgens geeft men zich rekenschap van de geweldige winst, die men maakt door te laten varen wat slechts gedeeltelijk waar is en wat een ernstige hinderpaal kan vormen in het geestelijk leven. Deze methode, die bewijzen van zijn doeltreffendheid heeft gegeven in het geval van de Wetenschap, en die zonder twijfel nuttig toegepast zou kunnen worden op de Wijsbegeerte, heeft ons onmiddellijk goede resultaten te zien gegeven, toen wij die volgden voor het onderzoek van de Bijbel. Zij heeft een groot deel van theologische moeilijkheden verwijderd, die de gelovigen verdelen, en heeft tot een synthese kunnen leiden, tot het vormen van een "systeem", dat vollediger is dan de andere en niet alleen voldoening geeft aan het verstand, maar ook aan het "hart". Men kan op deze wijze toegang hebben tot een sterk en nauwkeurig geloof, men kan snel voorwaarts gaan op de weg der behoudenis en een innerlijke, geestelijke gemeenschap met God verwerkelijken. Na deze weinige algemene opmerkingen wensen wij bepaalde punten van onze houding nader aan te geven. Eerst een enkel woord aan het adres van zekere moderne theologen. In ons werk De Goddelijke Openbaring hebben wij getracht te antwoorden op het verwijt van hen, die denken, dat het voorafgaand geloof in het opperste gezag van de Schriften strijdig is met de eisen van de geest. Tegenover "de letter" stellen zij "de geest" van het geschrift, of zelfs tegenover een theologische verstandelijkheid of een "biblicisme", het geestelijk leven. Als God de schrijver van de Bijbel is, kan er geen enkel geldig bezwaar zijn om als opperst gezag te aanvaarden wat Hem goed gedacht heeft ons te doen kennen en het is niet dan redelijk, dat wij ons buigen voor dat Woord. De eis van de geest kan niet bestaan in het verwerpen der waarheid. Deze "letter" richt zich tot ons verstand, maar dient slechts tot tussenschakel. Want zij spreekt van geestelijke dingen en de verstandelijke aanvaarding moet, of zou moeten, gelijk opgaan met de doorleefde ervaring van wat is te kennen gegeven en begrepen. Weliswaar zijn bepaalde mensen misschien te veel blijven staan bij de enkele "letter", maar dat is nog geen reden om deze "letter" op te offeren en slechts de "geest" te willen behouden. De "letter" is aangepast aan onze toestand van gevallen mens, wiens geest verduisterd is en niet in staat regelrecht de Waarheid te vatten. God werkt in ons, maar openbaart ons niet alles, hoofd voor hoofd. Deze toestand komt overeen met die, die betrekking heeft op de natuurlijke wereld, waar onze geest zich moet bedienen van de zintuigen als tussenschakel. Wij zijn niet in staat om met ons eigen bewustzijn iets anders te bereiken dan een zeer vaag idee van de Waarheid. De Geest verlicht onze geest, opdat wij zouden kunnen begrijpen niet een openbaring, die ons persoonlijk zou betreffen, maar wat Hij eens voor altijd nauwkeurig heeft geopenbaard aan zekere uitverkoren mensen en door middel van een geschreven stuk. De zuiver "verstandelijke" kennis van de "letter" kan kennelijk niet voldoende zijn, maar een verstandelijke aanvaarding van deze "letter" is een onontbeerlijk middel om erin te slagen te leren kennen wat God heeft geopenbaard en de Heer anders dan op een zeer vage manier te beminnen. Onze liefde hangt af van de kennis van de beminde persoon en zelfs de apostel Paulus streefde ernaar de Heer beter te kennen. De "letter" is dus niet een einddoel, maar een middel, en een onontbeerlijk middel. Als God zelf tot ons spreekt met de juiste woorden, zonder enige vergissing of tegenspraak toe te laten, kunnen wij een verlicht geloof hebben, kunnen wij zeker zijn van veel bijzonderheden. Wanneer daarentegen de Bijbel een verzameling feilbare getuigenissen is, nog niet geheel ontwikkelde formules van wat zekere mensen hebben begrepen met behulp van hun normale "godsdienstige bewustzijn" kunnen wij er nooit zeker van zijn of en wanneer zij nauwgezet spreken over bepaalde vragen. Als men consequent wil zijn, blijft er dus niets anders over dan een vage min of meer "christelijke" godsdienstigheid. En verre van het beginsel van gezag ter zijde te stellen, zal de beroepstheoloog de neiging hebben zijn eigen menselijk gezag in de plaats te stellen van het oppergezag van het Woord. De gelovigen zullen zich dan groeperen onder de leiding van bepaalden van deze gezagsdragers, individueel of collectief en de "geloofsbelijdenis" van een kerk of sekte zal de plaats innemen van de Schrift. Laten wij thans enkele woorden wijden aan de "eenvoudige" gelovigen. Waarom al deze ingewikkeldheden, deze verwijzingen naar de Wetenschap, de Wijsbegeerte en de Theologie? Waarom niet eenvoudig aannemen, wat de Bijbel leert? Laten we misverstanden vermijden. Er is aan de ene kant een eenvoudigheid die bestaat in het niet weerstaan aan de Waarheid, aan het niet zijn eigen ideeën er tegenover stellen, maar die toch niet het denken, de rede en een zekere kritiek uitsluit. Het domein van het goddelijke is stellig op rede gegrond en moet het meest nauwgezet kritisch onderzoek kunnen doorstaan. Als God in ons werkt door Zijn Geest, dient dat niet om ons dom te maken, maar integendeel om onze geest, ons verstand, onze rede, te verlichten. Wij zullen bovendien een volledig kritische houding aan moeten nemen met betrekking tot uitleggingen van het Woord, zelfs die van "autoriteiten". Er bestaat dus een eenvoudigheid, die de Waarheid aanneemt, wanneer zij zich voordoet, steeds al de vermogens van de geest in acht nemend en uitoefenend. In deze zin begrijpen wij het woord: "Zalig zijn de eenvoudigen van geest". Weliswaar beveelt de Schrift ons de eenvoudigheid aan van een kind, maar het gaat juist om de hoedanigheid waarvan wij zo even spraken en die ons er toe brengt ontvankelijk te blijven voor de Waarheid. Het gaat dus niet om een afstand doen van alle rede en verstand. De apostel Paulus geeft het duidelijk aan: "Broeders, weest geen kinderen in het verstand, maar in de boosheid; wordt in het verstand volwassen" (1 Kor. 14:20). Aan de andere kant is er de eenvoudigheid, die slechts lichtgelovigheid is, die al te gemakkelijk aanneemt, zelfs de dwaling, die geen voldoende poging doet om volledig te begrijpen wat God ons te kennen wil geven. De Bijbel zelf nodigt ons immers uit om te onderzoeken en na te denken. Hier volgen enige teksten van die aard: "Als tot verstandigen spreek ik (be)oordeelt gij hetgeen ik zeg" (1 Kor. 10:15); Zonder twijfel spreekt de tekst in vele gevallen, wanneer het gaat om belangrijke maar elementaire zaken, duidelijk tot wie wil luisteren. Ieder mens zal op deze wijze kunnen leren hoe de eerste stappen te doen op de weg der behoudenis. De dingen worden echter meer ingewikkeld, wanneer het erom gaat verder gevorderd onderwijs goed te begrijpen, en wanneer er sprake is van instellingen, voorschriften, gebruiken, het maatschappelijk leven. Het is niet voldoende te zeggen, dat dit of dat gevonden wordt in de Bijbel. Men moet goed leren onderscheiden tot wie bepaalde woorden gericht worden, om welke tijd of "bedéling" het gaat. God zelf verandert niet, maar de omstandigheden op aarde veranderen en God bestuurt de wereld op verschillende manieren en spreekt niet tot het geestelijk "kind" zoals hij spreekt tot de "volwassen man". Al Zijn voorschriften worden niet altijd aan iedereen gegeven. Voor de grote Vloed moest de mens vegetariër zijn; nadien mag hij vlees eten. Het volk Israël moet wetten en voorschriften gehoorzamen, die niet als zodanig volstrekt van toepassing zijn op de heidenen. Er was een tijd, dat de discipel van de Heer niets met zich mocht nemen, wanneer hij op reis ging, zelfs geen geld en vooral geen wapens; maar op een ander ogenblik heeft de Heer Zelf deze aanwijzingen veranderd (vergelijk Luk. 22:35-36 met Luk. 9:3). De lezer zal in dit werk vaak dergelijke onderscheidingen tegenkomen. Het is dus niet voldoende een of andere tekst uit te zoeken en die toe te passen onverschillig wanneer en onverschillig op wie. Men moet rekening houden met het geheel van de Bijbel, waar elk deel zijn juiste plaats heeft. Men moet dus de Schrift bestuderen en steeds blijven bestuderen. Maar dit vraagstuk heeft nog een ander aanzicht. De Bijbel drukt in gewone menselijke taal uit wat God ons wil zeggen. Zo worden de natuurverschijnselen beschreven zoals de mens ze ziet gebeuren: de zon gaat op. Het is helemaal geen vergissing of dwaling om zich op die manier uit te drukken, zolang men niet beweert het verschijnsel objectief te beschrijven, zoals het zich in volle werkelijkheid voordoet. Men begrijpt, dat God zich "moest" bedienen van de gangbare taal om begrepen te worden. Deze taal bevat ook vele stijlfiguren en bijzondere zinswendingen. Welnu, wij moeten de Bijbel weliswaar letterlijk opvatten - en wij hebben zelf daarop aangedrongen in ons werk over De Goddelijke Openbaring - maar men geve zich rekenschap van het gevaar, dat de mens loopt, die niet ten volle gebruik maakt van zijn verstand: men kan dergelijke subjectieve uitdrukkingen en figuren gemakkelijk al te letterlijk opvatten. Men herinnere zich het drama met betrekking tot de vraag of de aarde onbeweeglijk is of niet: steunend op een te letterlijke uitlegging van de Schrift heeft men gemeend, dat zij onbeweeglijk was en heeft men de man veroordeeld, die het tegengestelde beweerde. Op deze manier loopt de onverstandige gelovige gevaar een dwaling te verdedigen! Wij moeten dus "volwassenen" worden, niet alleen met betrekking tot de liefde, maar ook met betrekking tot het verstand, want God is niet alleen Liefde, maar ook Waarheid. Laten wij dus ten volle de Waarheid liefhebben. De Waarheid is immers het voorwerp, dat eigen is aan het verstand. Men moet de liefde niet opofferen aan het verstand, noch deze laatste aan de liefde. Deze twee kunnen zich niet ten volle verwerkelijken zonder hun wederzijdse steun. *** Volgens tamelijk gangbare opvattingen onderscheidt men de "oude bedéling" (die van de "Wet", vervat in het Oude Testament) van de "nieuwe bedéling" (die van de genade, vervat in het Nieuwe Testament). Onze studie toont aan, dat dit onderscheid een kern van waarheid bevat, maar onvoldoende is. Consequent gezien geeft het aanleiding tot vele onoplosbare problemen, die, daar ze verkeerd gesteld zijn, de christenheid verdelen. Het is van het allerhoogste belang de verschillende manieren, waarop God de wereld bestuurt, goed te onderzoeken. Men moet ook goed onderscheiden tussen de verschillende geestelijke etappes van de gelovige op de weg der behoudenis. Van dergelijke onderscheidingen zal de uitleg afhangen, die men aan vele passages moet geven, en de oplossing van vele moeilijkheden. Deze "bedélingen" zijn door een groot aantal ernstige schrijvers onderzocht, vooral in de Angel-Saksische wereld. Maar het moeilijkste probleem in dit opzicht is dat met betrekking tot de tijd, die volgt op de kruisiging: de periode, beschreven in de Handelingen der Apostelen en de huidige periode. Welnu, al onze opvattingen die betrekking hebben op het begrip "Kerk", op de organisatie, de voorschriften en gebruiken, alles wat betreft de maatschappelijke betrekkingen van de gelovige, hangen af van de oplossing, die men geeft aan dit probleem. Deze fundamentele kwestie schijnt niet met voldoende aandacht en met voldoende objectiviteit door de theologen te zijn onderzocht. Vandaar de grondige verschillen tussen Kerken en sekten. De oplossing, die wij hier bieden, is allengs nauwkeuriger omschreven, zoals een wetenschappelijk probleem, door de studies van verschillende mensen, die de "wetenschappelijke" methode volgden, waarvan wij spraken. Het betaamt hier in het bijzonder pioniers onder de aandacht te brengen als Dr. E. Bullinger en Mr. Ch. Welch. |