8.a Het
Nieuwe Verbond voor Israël Vanwaar komt deze mening? Omdat het Calvinisme het herstel van Israël niet ziet, ja consequent genomen, moet loochenen: Israël is vervangen door de "Kerk". In deze worden Gods beloften geestelijk vervuld. Wat leert nu de Schrift: Er is met Abram een verbond gemaakt (Gal. 3 : 17; "op Christus" staat in de betere hand schriften niet). Dit verbond kan men ook "de beloftenis" noemen. Deze houdt drieërlei in:
Punt één handelt over Israël. Met dat volk werd eenmaal het oude verbond gemaakt. En met hen wordt ook het nieuwe verbond opgericht. Zoals Jer. 31 : 31-34 duidelijk leert: "Zie de dagen komen, spreekt de Heere, dat Ik met het Huis Israëls en met het Huis van Juda een nieuw verbond zal maken. Niet naar het verbond dat Ik met hun vaderen gemaakt heb als Ik hun hand aangreep om hen uit Egypteland uit te voeren, welk verbond met Mij zij vernietigd hebben, hoewel Ik ze getrouwd had, spreekt de Heere. Maar dit is het verbond dat Ik na die dagen met het Huis Israëls maken zal, spreekt de Heere: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet meer een iegelijk zijn naaste en een iegelijk zijn broeder leren, zeggende: Kent den Heere, want zij zullen Mij allen kennen van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de Heere, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken". Men ziet met wie het nieuwe verbond gemaakt wordt: met het Huis Israëls en het Huis van Juda. Men zegge niet met het Calvinisme, dat dit de Kerk is. Men neme om dit te weten, een concordantie en zoeke op in welke teksten deze termen het eerst en nog meer voorkomen. En als dan blijkt - en dit zal het - dat ze steeds Israël aanwijzen, dan houde men zich aan het onderwijs, dat God geeft en neme de woorden van Jer. 31 voor Israël. Ten overvloede is daar ook nog: Er is sprake van een verbond gemaakt met "hun vaderen". Dit zijn toch niet de vaderen van hen die zich geestelijk Israël plegen te noemen? Israëls vaderen hebben het eerste verbond vernietigd en met Israëls Huis wordt daarom een nieuw verbond gemaakt. Met hen met wie dit nieuwe gemaakt wordt, is ook het oude gemaakt. Is het oude met Israël gemaakt, dan ook het nieuwe. Anders hebben woorden geen zin meer. Als het N. V. werkt, moet Israël aanwezig zijn. En wel als bekeerd en wedergeboren volk (Ez. 36 : 24-32). Dan moeten ook de apostelen zitten op twaalf tronen, oordelende Israëls geslachten (Mat. 19 : 28). We zien hier niets van. Daarmee vervalt de mening dat wij in het N. V. zouden leven. Sommige onderzoekers der Schrift, die Israëls herstel zien, hebben dit gevoeld,
maar willen de verbondsgedachte niet loslaten. Daarom leren ze dat er twee
nieuwe verbonden zijn, één voor Israël, één voor de Gemeente. Maar waar
leert de Schrift dit? Wat is hun fout? Deze: ze hebben het N. V., dat uitsluitend
voor Israël is, verward met een deel van het Verbond der belofte dat voor
de heidenen is en tevens de zegening met de gelovige Abraham met die in
Christus. Dit brengt ons tot het tweede deel der belofte. 8.b De andere delen van het Verbond
Dit is de vervulling van het tweede deel, van het Abrahamitische verbond. Zien we daar nu in onze dagen iets van? In het geheel niet. Israël is er niet en kan daarom de wereld niet evangeliseren. De heidenvolken zijn niet vrolijk met Zijn volk. De Wortel van Isaï heerst niet over de volken, aangezien Hij niet op Davids troon zit, op de troon Zijner heerlijkheid, maar in die des Vaders (Op. 3 : 21). Zo leven we ook in dit opzicht niet onder enig verbond. Punt drie is het woord: Wees een zegen. Hierin ligt de hogere groep besloten, zij die met de gelovige Abraham gezegend worden. Dit kunnen dan zijn Israëlieten en heidenen, die het Vaderhuis verwerven. Wij achten het niet onmogelijk dat deze groep wordt voortgezet en God dit deel des verbonds laat doorwerken, dat Hij nu nog Broeders na de Eerstgeborene onder hen verwekt. In zoverre zouden zij zich dan op het verbond kunnen beroepen. Maar niet
als norm. Want welke waarborg hebben zij dat dit verbond voor hen werkt
als de twee overige delen niet werken? Het is niet Gods belofte, maar uitsluitend
Zijn barmhartigheid. 8.c Een nieuwe heilssfeer.
In deze woorden is sprake van een algemeen geloof en een belofte van eeuwig leven voor de tijden der eeuwen beloofd. Het algemeen geloof betreft Jood en heiden zonder onderscheid. Deze bedeling is bedoeld de tijd op te vullen tussen Israëls verwerping en aanneming. Deze groep wacht de verschijning af van de grote God en Zaligmaker (Tit. 2 : 13; 1 Tim. 1 : 14 en 19) en verkrijgt het eeuwige (ajonische) leven (Tit. 1 : 2; 1 Tim. 1 :16). Christus is hier de middelaar Gods en der mensen en heeft Zichzelf tot rantsoen, ten volle losprijs gesteld voor allen (1 Tim. 2 : 5 en 6). Voor deze groep is Paulus de prediker en apostel (vs. 7). In deze groep zijn opzieners, ouderlingen en diakenen (1 Tim. 3). Deze bedeling loopt tot de laatste tijden (1 Tim. 4 : 1 en 2). In de bedeling der verborgenheid is een andere heilssfeer. Die van het algemeen geloof geeft eeuwig leven. Hiervan is in de Bedeling der Verborgenheid geen sprake. Nergens leert Paulus dit in Ef., Fil., Col, en 2 Tim. Dit kan ook niet, wijl het Lichaam een voorhoop heeft in Christus. De bedeling van het algemeen geloof is een voortzetting van de Abrahamitische hogere sfeer, maar zonder het Abrahamitisch verbond. Door Israëls falen moest God deze inschakelen, wijl in de Handelingentijd het gehele Abrahamitische verbond in het begin van werking trad. Door Israëls uitschakeling heeft God ook hier ingegrepen en een nieuwe bedeling geopend, die werkt buiten de Abrahamitische beloften om, maar dezelfde heerlijkheid gevend. Ze heeft daarom geen verbondsleer. Alleen toch met Abraham, Isaak en Jakob heeft God de verbonden gemaakt en daarna met Israël. Niet met de heidenen. God houdt Zich hieraan. Maar Zijn wijsheid schiet niet te kort om buiten het verbond om te zegenen. Voor Abrahams tijd was er behalve het algemene natuurverbond van Noach geen verbond. Toch werkte de heilssfeer. Men denke aan Abel, Henoch, Noach en anderen. Het verbond kwam later. Nu is God als het ware teruggelopen op de tijd van Abel tot Abram en geeft Hij heil buiten het verbond om. In Paulus' leven is deze gang afgetekend. Begonnen met Israëls sfeer, wordt hij daarna afgezonderd tot de hoger Abrahamitische. Na Israëls terzijdezetting opent zich voor hem een nieuwe tijd van werkzaamheid. Eerst ontvangt hij in Rome het apostelschap voor de bedeling der verborgenheid. Daarna komt hij vrij en maakt hij nieuwe reizen (Filemon : 22; Tit. 3 : 12; 1 Tim. 1 : 3), voorspel der nieuwe bedeling. Daarna wordt hij weer gevangen en eindigt zijn leven met het behalen van de prijs der hoogste bedeling, die hem in de eerste gevangenschap werd geopenbaard. Paulus is dus na Israëls verwerping drager van twee bedelingen: één met beloften als de Abrahamitische, maar buiten dat verbond om, algemeen evenals de tijd van Adam tot Abraham buiten-Abrahamitisch en buiten- verbondelijk is en een met alle geestelijke zegeningen in Christus, en welks prijs de uitopstanding is. Fil. 3 : 10 en 11 slaat dan op de bijzonderste verborgenheid; Fil. 3 : 20 en 21 op de voorhoop van allen; Tit. 2 : 13 op de hoop van de andere, Abellitische groep (navolgers van Abel). Hebreeën 11 vat deze Abellitische en Abrahamitische groep samen, bewijs dat hun beloften dezelfde zijn. Maar tussen Israëls verwerping en aanneming moet God een nieuwe bedeling openen zonder Abrahamitisch verbond, maar met een heil gelijk aan de hogere Abrahamitische beloften. Dit is de bedeling des geloofs, waarvan ook 1 Tim. 11 : 41 in de grondtekst spreekt. (Stichting Gods in geloof is: bedeling Gods in geloof.) Wat een problemen zouden er niet opgelost, welk een strijd niet beëindigd,
welk een eenheid niet verkregen worden, indien men zo de dingen kon leren
zien. Een onzalige strijd is er en wordt er gestreden over het verbond,
over de doop, over zoveel meer. Deze zou eindigen indien men meer onderscheid
maakte in de bedelingen en Paulus' lijn beter leerde onderkennen. Nu ligt
er niet alleen een deksel op Israëls gelaat, maar ook op dat der Christenheid. 8.d Besluit.
Hoe meer men de dingen onderscheidt die verschillen, des te rijker wordt
Gods heerlijkheid. Bij Hem is geen eentonigheid maar een rijke verscheidenheid.
Bij Hem is ook alles in de hoogste orde. Bij Hem ook is de vrijheid der
verkiezing om de een hiervoor te bestemmen, de ander daarvoor. Moge de lezers,
die ons hebben kunnen volgen in het vertrouwen leven of nog meer gaan leven,
dat Hij die in hen het goede werk der verlichting begonnen is, dit ook,
als zij jagen naar het doel tot de prijs der roeping Gods, voleindigen zal
en zij eenmaal zonder vlek of rimpel Hem zullen voorgesteld worden door
de Heere Jezus Christus.
|