De Strijd


VI. De Roomse Kerk



1. Haar opvatting

Rome steunt op de kerkvaders en hetgeen wij in het vorig hoofdstuk gezien hebben, is dan ook op Rome toepasselijk. De leer werd de eeuwen door natuurlijk verder ontwikkeld en men weet welke grote rol ook b.v. Augustinus hierin gespeeld heeft. Telkens had men dan Conciliën. Ook het onderzoek van de ketterijen, bracht de leer langzamerhand tot een afgewerkt geheel dat, waar het de hoofdzaken betreft, alle aanval kon trotseren en dat dan ook bewezen heeft. Er is maar één zwak punt en dat is de basis van dat hele gebouw. De Schrift, tenzij vergeestelijkt, weet niets van een kerk, die, vooral in deze aioon, op Petrus opgericht is. Wij behoeven hier niet te redetwisten over de betekenis van “Op deze petra” enz. Zien wij in, dat de 12 Apostelen eerst in de toekomende eeuw, na hun opstanding, hun volle taak zullen beginnen te vervullen als zij, gezeten op 12 tronen de 12 stammen Israëls zullen oordelen, dan valt hiermee van zelf voor onze tijd:

  1. Petrus als “opperhoofd” van de kerk.
  2. De “apostolische opvolging”.
  3. De “apostolische overlevering”.

Ook de Roomse kerk kan slechts bestaan met God niet te geloven in al hetgeen Hij in Zijn Woord heeft laten neerschrijven. Wij bedoelen natuurlijk: niet geloven zoals Hij het zegt, maar alleen in een “geestelijke” zin.

Zij is wel verplicht het grootste deel van de profetie te vergeestelijken en de “Kerk” in de plaats van Israël te stellen. Waarom Israël dan nog steeds door God bewaard wordt, tracht zij uit te leggen met te zeggen, dat dit volk nu nog een getuige moet zijn van de waarheid van de Schrift en van de feiten waarop het Christendom steunt. Een toekomst heeft dat volk voor hen niet meer. Wel kunnen zij zich bekeren en dan als Christenen, als behorende tot de “Kerk”, gezegend worden. Wat de profeten zeggen over hun terugkeer naar het beloofde land, betreft hun ballingschap in Babylonië. Enkele Rooms Katholieken geloven in de tweede komst van Christus en de vorming van een Messiaans rijk.

In haar strijd tegen de Hervorming, poogt Rome te bewijzen, dat, behalve het geschreven Woord, het nodig is een mondelinge overlevering aan te nemen. Bij nader onderzoek blijkt dit standpunt heel logisch, als men de “Kerk” met Pinksteren laat beginnen en op haar toepast, wat aan Israël gegeven werd.

Vele dingen, betreffende het ritueel van de Joodse feesten, offeranden enz. waren inderdaad niet opgeschreven. Nu hielden de Apostelen de ceremoniën van de wet en de “Hoogtijden des Heren” gedurende de periode van de Handelingen. Wil men dus “Apostolisch” zijn, dan moet men hen navolgen en die vormen zoveel mogelijk op dezelfde wijze houden. Men moet dus naast de Schrift allerlei andere dingen aannemen, die door overlevering van de Apostelen komen.

Zij, die de bijzondere openbaringen van Paulus aannemen, ontsnappen aan deze moeilijkheid. Zij weten, dat de 12 Apostelen voor de besnijdenis zijn en Paulus, toen hij in de gevangenis was, een boodschap bracht geheel afgescheiden van Israël en de 12. Zij nemen dus de 12 niet als model, maar Paulus, zoals hij na Hand. 28 wandelde. Alle overlevering van vroegere bedelingen is dus niet op hen toepasselijk.

Wij zagen reeds, hoe de Christenen in Azië zich beriepen op Johannes en de andere Apostelen der besnijdenis, voor de dag waarop het Pascha moest gevierd worden. Wij zullen nu verder zien op welke wijze die Apostelen dat Pascha-feest vierden. Dat is de norm voor hen, die zich “Apostolisch” noemen. Het blijkt dan, dat de Roomse en Anglicaanse Kerken waarschijnlijk het meest getrouw deze “Apostolische overlevering” navolgen. Men komt zo tot het besluit, dat deze kerken in deze nog het meest logisch zijn, zodra men aanneemt, dat de “Kerk” in de plaats van Israël treedt en men geen oog heeft voor de verborgenheid, die van alle eeuwen verborgen was in God.

De Reformatie voelde wel, dat er iets niet in orde was met Rome, maar wist de grondfout niet te vinden. Zij kon in de eerste plaats wijzen op vele misbruiken in de Roomse Kerk en vervolgens ook op verschillende punten, waar de Roomse leer niet getrouw was aan Gods Woord. Door haar traditie was Rome noodzakelijk vervreemd van de leer van Paulus. Zo was er heel wat te zeggen tegen de wijze, waarop zij de rechtvaardigmaking verstond. Zij bleef in deze op de hoogte van de“Apostolische vaderen”, die ook nagenoeg niets van Paulus onderwijs kenden, en was zeer in het spoor van Israëls rechtvaardigheid uit de wet.

De hoofdzaak van Rome's dwaling kon de Hervorming echter niet aanwijzen. En dat kan nog geen enkele “protestantse” kerk. Want deze kerken begaan zelf de hoofd fouten. En daarom staat Rome dan ook heel sterk. Juist de Hervorming zuiverde de Roomse kerk, zodat deze, in zekere zin, versterkt uit de strijd kwam. Als men de leer van deze kerk goed nagaat (niet de toepassing en de misbruiken), dan blijkt dat deze zeer logisch in elkaar zit, zolang men zich van Paulus' laatste openbaringen afwendt. Men is dan verplicht de overlevering te aanvaarden en dan kan zij haar standpunt heel goed verdedigen.

Wil men Rome's zwakke plek treffen, dan moet men het zwaard des Geestes gebruiken. Men gelooft dan letterlijk zowel de profeten in wat zij van Israël zeggen, als Paulus in wat hij van het “Mede-Lichaam” zegt. Rome doet noch het een, noch het ander. Men moet aantonen dat de 12 Apostelen (waarbij dus Petrus, de “steenrots” waarop de Roomse Kerk steunt) voor de besnijdenis zijn en eerst in de toekomende aioon, na hun opstanding, hun volle zending zullen vervullen. Hoe meer zij dan bewijzen, dat zij de “Apostolische overlevering” vasthouden, hoe meer zij zelf hun dwaling aantonen. Alle overlevering valt dan van zelf, omdat er na Handelingen geen voortzetting is van de toestanden, die toen heersten, maar naar Gods wil een geheel nieuwe bedeling begint, Zo neemt men op radicale wijze de basis van hun stelsel weg: zowel Petrus, als de “Apostolische overlevering”. Hieruit kunnen zij zich slechts op één wijze redden: zichzelf toeëigenen, wat God aan Israël belooft, de Schrift vergeestelijken of, door “moderne kritiek”, te niet doen. En dit kan maar door hén kwalijk genomen worden, die het zelf niet doen.


2. Haar ceremoniën

Wij willen hier nu verder nagaan, hoe gemakkelijk de Roomse en Anglicaanse Kerken kunnen bewijzen, dat zij, en zij alleen, de ware “Apostolische overlevering” hebben, Wij handelen hier alleen over de “mis”.

In de eerste eeuwen werd weinig over de mis geschreven, ten dele omdat men er in het openbaar, met de niet-gedoopten, niet over sprak; ten dele omdat het niet nodig was als men aanneemt, dat de Apostelen der besnijdenis reeds het hele ritueel hadden bepaald. De Roomse Kerk wijst nu op de eerste “mis”, die door de Here Jezus Zelf zou ingesteld zijn. Op grond van de Schrift kunnen zij onmiddellijk beweren, dat die ceremonie deel uitmaakte van het Joodse Pascha, dat Hij ongetwijfeld naar het Joods gebruik vierde. Hij voegde er een en ander bij, maar keurde overigens het gehele ritueel goed, ten minste voor wat het laatste deel betreft, door het op zo'n plechtig ogenblik te volgen. Als Hij dan zegt: “Doet dit” spreekt het van zelf, dat het gehele ritueel bedoeld wordt. Of dan toch ten minste dat deel, waaraan Zijn bijzondere handelingen en woorden zo intiem mee verbonden zijn. Is men hiervan niet overtuigd, dan heeft men nog de getuigenis van de“Apostolische vaderen”, dat de Apostelen zelf het Pascha getrouw waarnamen. Deze Apostelen, allen uit Israël, waren natuurlijk volledig met het Joodse ritueel bekend en waren ook bevoegd er eventueel zekere veranderingen in aan te brengen. Zij konden die vormen dan verder mondeling of schriftelijk aan anderen mededelen. Men kent b.v. de “Apostolische Constitutieën” uit de 4e of 5e eeuw , die in alle onderdelen de “mis” beschrijven. Overal werd zij toen nagenoeg op dezelfde wijze gehouden, wat op een gemene bron wijst. Zoals wij verder zullen zien, is dit ritueel praktisch hetzelfde als dat van het Joodse Pascha en als men nu in aanmerking neemt, dat er een grote vijandschap heerste tussen de Christenen en de Joden der eerste eeuwen, spreekt het van zelf, dat een dergelijk ritueel niet later overgenomen werd, toen men juist alles vermeed wat Joods was, maar voortkwam van de 12 Apostelen zelf. Zonder hun voorbeeld, in de tijd van de Handelingen, zou men nooit die Joodse vormen slaafs gevolgd hebben.

De meeste van onze gegevens ontlenen wij aan een studie “Messe und Pascha” van Dr. G. B. Bickwell, een Roomse professor in de Oosterse philologie (taalkunde), die in het Duitse, Rooms-Katholieke blad “Katholik” hierover in 1871 schreef. Hij heeft de verschillende liturgieën, in de oude handschriften onderzocht en vergeleken.

  1. Over de liturgie der roomse “mis”.
    In de 5e eeuw zijn er verschillende, liturgieën bekend. Allen stemmen met elkander goed overeen, behalve aanpassingen aan plaatselijke omstandigheden en gelegenheden. Men houdt de “Clementische” liturgie, zoals opgegeven in de “Apostolische Constitutieën” voor de oudste. Later werden zekere deden, zoals het “eucharistisch” gebed veel verkort. Door het ontstaan van andere “christelijke” feesten, die de nadruk legden op een of ander punt, werd het onnodig in de “mis” over allerlei uit te wijden. Andere dingen werden er naar de omstandigheden ook bijgevoegd. De zuivere Apostolische liturgie vindt men echter waarschijnlijk nagenoeg geheel in deze “Clementische”. Dat deze gedurende de eerste eeuwen gevolgd werd, blijkt ook uit enkele opmerkingen uit de geschriften van die tijden.

  2. Over de liturgie van het Joodse Pascha.
    Vooreerst vinden wij de grote lijnen in Exodus, Leviticus en Numeri. Later kon het niet zo gehouden worden als de eerste maal in Egypte, daartoe waren de toestanden te verschillend. De Joodse leraars moesten wel een en ander wijzigen of er aan toevoegen. De oudste bron, die na de Schriften, ons inlicht over de wijze, waarop het ten tijde van onze Here Jezus gevierd werd, is de Mischna (in de 2e eeuw opgeschreven volgens wat de Rabbi's van de 3 vorige eeuwen leerden). Men vindt verder ook een en ander in de Tosiphta (een vervollediging van de Mischna). Dan zijn er ook beschouwingen van latere Rabbi's over deze dingen in de twee Gemara's (4e — 5e eeuw). Ook in latere geschriften vindt men verdere aanduidingen.

Het is van belang er op te wijzen, dat het paaslam een ware offerande was. Het werd in de tempel geslacht en het bloed door de priesters aan het altaar gesprengd. Het vet werd verbrand en het vlees dan gegeten. Na de verwoesting van de tempel kon dit natuurlijk niet meer gebeuren. Het ritueel werd dan ook later, zoals ook in onze tijd, aan de omstandigheden aangepast.

Wij menen dat het niet nodig is die ingewikkelde ceremonie in alle delen te beschrijven, uitgezonderd wat het laatste deel betreft. Het zal hier voldoende zijn er op te wijzen, dat er gedurende het Pascha 4 drinkbekers gedronken werden. De eerste was die van de “Kiddusch“ of feest-inwijding; de tweede, die van de “Haggada” of het Paasverhaal voor de kinderen; de derde, die van de tafelzegen; de vierde, die van de “Hallel” of het lofzingen. Bij de vierde beker behoorde een lange dankzegging en deze beker werd dan ook in het bijzonder (ook b.v. door Paulus) de beker der dankzegging genoemd. Het is ook belangrijk voor het begrijpen van wat de Griekse Schriften er over zeggen, te weten dat tussen de tweede en derde beker een gewone maaltijd gehouden werd, die niet tot het ritueel behoorde en waarschijnlijk de maaltijd is, die later door de Christenen de “Agapè” genoemd werd. Deze maaltijd maakte geen deel uit van het Pascha, maar was er toch nauw aan verbonden.

Tussen het inschenken en het drinken van de vierde beker werden Psalmen gezongen, werd gebeden, enz. Men drukte ook het verlangen uit naar het “Messiaanse tijdperk” en het “eeuwig leven”. Later werd er ook bijgevoegd: “Dit jaar hier, toekomend jaar in het land Israëls; dit jaar knechten, toekomend jaar vrijen”. “Toekomend jaar in Jeruzalem”. Men weet ook, dat het de gewoonte was het Pascha in liggende houding te gebruiken. Men steunde namelijk op de linkerzij. Alleen de vrije lieden aten toen in deze houding en men drukte alzo uit, dat men uit Egypte bevrijd was.

Als merkwaardigheid voegen wij hierbij nog het volgende, dat ook bij het Pascha werd uitgesproken:

“In elk geslacht, moet de mens zich aanzien als zelf uit Egypte getrokken, zoals geschreven staat: Om hetgeen, wat de Here bij mijn uittocht uit Egypte aan mij gedaan heeft. Niet alleen onze vaderen heeft de Heilige, Hoog geprezene verlost, maar ook ons met hen, zoals geschreven staat: Hij heeft ons van daar uitgevoerd, om ons te brengen in het land, dat Hij gezworen heeft onze vaderen en ons te geven.”

Op elke feestdag hadden de Joden ook een morgengebed. Dit vindt men, zoals wij zullen zien ook terug in de “voormis”.

Steunende op al deze gegevens, heeft Dr. G. Bickwell een lijst opgesteld van al wat gedaan en gesproken werd bij het Joodse morgengebed en het einde van het Pascha en daarnaast geplaatst wat behoort tot de “voor-mis” en “mis”. Bij het Joods gedeelte heeft hij ook de woorden gevoegd, die door de Here Jezus bij het Pascha werden uitgesproken. Hier volgt de vertaling van een deel van die lijst.


Einde van het Sabbat-morgengebed
Voor-mis van de Clementische liturgie
1. Voorlezing van een deel uit de boeken van Mozes (Parascha).
1. Voorlezing van een deel uit de boeken van Mozes.
2. Voorlezing van een deel uit de profeten. (Haftara).
2. Voorlezing van een deel uit de profeten.
Psalmzang tussen de delen der voorlezing.
Delen uit de brieven van het N.T.
Delen uit de Evangeliën
3. Preek.
3. Preek.
Gebeden en zegeningen vóór het wegzenden der catechisanten en anderen, die de mis niet mochten bijwonen.




Sabbat-morgengebed
1ste Clementische “Collecte”
Clem. intercessie gebed
2e Clem. “collecte”
4. De hemel geve genade, gunst, erbarmen, lang leven, rijk onderhoud, hemelse hulp aan onze Heeren en leraars, de heilige Collegiën in het land Israëls en in Babel,...
Antwoord: Amen.
4. Voor de vrede en het rustig bestaan der wereld en der h. kerk, laat ons bidden. A, Kyrieleison. Voor de h. kathol. apost. kerk. voor elk episcopaat, ook voor onze priesters, laat ons bidden... voor het ganse diakonaat in Christus en het bedienaarschap, laat ons bidden... Voor lectoren, zangers, jonkvrouwen, weduwen en wezen, laat ons bidden...
A. Kyr.
4. Wij bidden U, Heere, voor Uw h. kerk voor het episcopaat... het gans presbyterium, voor de diakenen en de ganse clerus.
4. Voor elk episcopaat, het ganse presbyteriums, het ganse diakonaat in Christus en het dienaarschap, voor de eenheid der kerk, laat ons bidden.
A. Kyr.
5. De hemel geve genade aan deze ganse gemeente, de groten met de kleinen; kinderen en vrouwen. De Koning der wereld zegene U. Laat ons zeggen: A. Amen.
Hij Die onze Vaderen Abraham, Izaak en Jakob gezegend heeft, zegene ook deze ganse h. gemeente met alle andere h. gem. U en Uw vrouwen, zonen en dochteren, en al de uwen.
5. Ook voor al de aanwezigen en heil. Diocese laat ons bidden. A. Kyr.
Voor hen, die in het huwelijk en het opvoeden van kinderen leven, laat ons bidden, dat de Heere zich over allen erbarme.
A. Kyr.
5. Verder offeren wij U voor dit volk, voor hen die in maagdom en afsterving leven, voor de weduwen der kerk, voor hen die in eerbaar huwelijk en kinderopvoeding leven, voor de onmondigen van Uw volk, opdat Gij geen onzer verwerpet.
5. Voor deze kerk en dit volk laat ons bidden.
A. Kyr.
6. En allen, die huizen tot gebedsplaatsen gemaakt hebben,en daarin gaan om te bidden, en die daarin lichten plaatsen en wijn geven voor Kiddusch en Habdala, en brood voor dwalenden en aalmoezen voer armen en allen die trouw voor de aangelegenheden der gemeente zorgen, verleene de Heilige en Geloofde loon en verwijdere van hen alle krankheid en heilige hun lichamen en vergeve al hun zonden en zende zegen en voorspoed op al het werk hunner handen en op geheel Israël, hun broeders, en laat ons zeggen:
A. Amen.
6. Voor hen, die vrucht brengen in de h. kerk en de armen aalmoezen geven, laat ons bidden. Ook voor hen, die offeranden en eerstellingen geven, laat ons de Heere, onze God bidden, opdat de algoede God hen vergelde met Zijn hemelse gaven en hen in deze wereld het honderdvoudige geve en in de toekomende het eeuwige leven, en hen in plaats van het aardse, het hemelse geven.
A. Kyr.
7. Hij die gezegend heeft, zegene de moeder N.N. met haar pasgeboren zoon. N. N. — Moge hij opwassen tot de wet en tot goede werken, en laat ons zeggen:
A. Amen.
7. Voor gesnedenen, die heilig wandelen, laat ons bidden. Voor hen die in onthouding en versterving leven, laat ons bidden.
A. Kyr.
8. Hij Die gezegend heeft zegene allen, die zich opgelegd hebben des Maandags en Donderdags te vasten — en laat ons zeggen:
A. Amen.
8. Laat ons gedenken de onmondigen der kerk, opdat de Here ze in Zijn vreze voleinde en tot de mate van de volle wasdom brenge.
A. Kyr.
9. Hij die gezegend heeft geneze N. N. — en zende hem spoedig volkomen genezing van de hemel, evenals de andere kranken in Israël, genezing der ziel en des lichaams, en laat ons zeggen:
A. Amen.
9. Voor onze, door krankheid beproefde broeders, laat ons bidden, opdat de Here ze bevrijde van alle krankheid en zwakte en Hij ze Zijn h. kerk gezond weder geve.
A. Kyr.
9. Ook bidden wij voor de kranken, opdat Gij hun zaak zoudt in orde brengen, en hun aller Helper en Beschermer moget zijn.
10. Hij, die aan de Koningen zege verleent — Hij zegene, beware, ondersteune, verhooge, en make groot onze beroemde heerser N.
N. — Hij geve in zijn hart, en in het hart van zijn raadgevers en oversten, dat zij ons en het ganse Israël goed mogen doen, en laat ons zeggen: A. Amen.
10. Voor onze vijanden en haters laat ons bidden, opdat de Here hun gemoed verzachte en hun toorn tegen ons verdwijne.
A. Kyr.
10. Verder roepen wij U aan, O Heere, voor de koning en de oversten en het ganse leger, opdat zij vredevol jegens ons gezind wezen...
10. Voor koningen en oversten laat ons bidden, opdat zij vredevol jegens ons gezind wezen, opdat...

11. God gedenke de zielen mijner ouders, grootouders, ooms en tantes, broeders en zusters, die in de eeuwigheid gegaan zijn; hun zielen mogen gewikkeld zijn in de bundel des levens met de zielen van Abraham, Izaak en Jakob, Sara, Rebekka, Rachel en Lea, en met alle andere rechtvaardigen, die in het paradijse Eden zijn, en laat ons zeggen: A. Amen. God gedenke de zielen van al mijn verwanten welke om de heiliging Zijns naams gedood zijn geworden en laat ons zeggen:
A. Amen.
De Vader des erbarmens neme in erbarmen te huis de vromen, rechtvaardigen en onschuldigen, de heilige scharen, die hun leven gaven voor de heiliging Zijns naams — Onze God gedenke hen ten goede, met de overige rechtvaardigen van het begin der wereld af.

11. Voor alle Christelijke ziel, laat ons bidden.
A. Kyr.
11. Verder offeren wij U ook voor alle heiligen, die aan U van het begin der wereld een welgevallen hadden, voor aartsvaders en profeten.
11. Laat ons de heilige martelaren herdenken, opdat wij waardig geacht mogen worden aan hun strijd deel te nemen.
A. Kyr.
12. Het zij U welgevallig, Heere onze God en God onzer Vaderen, ons deze maand te hernieuwen ten goede en ten zegen, en ons te geven rijk leven, leven des vredes en des goeden, des zegens en der voeding des rijkdoms en des erelevens, in hetwelke de wensen onzes harten ten goede vervuld worden.
A. Amen. Zegen ons, Heere onze God, dit jaar en alle soorten vruchten ten goede, en geeft dauw en regen tot zegen op de aarde en verzadig ons met Uw goede. Wij loven U, O Heere, Die de jaren zegent.
A. Amen.
12. Verder offeren wij U voor de goede temperatuur der lucht en de rijke opbrengst der vruchten, opdat wij steeds van Uw goed ontvangende, U onophoudelijk prijzen, Gij Die Alle vlees spijze geeft.
12. Voor de goede temperatuur der lucht en de rijke opbrengst der vruchten, laat ons bidden.
A. Kyr.




Sabbat-morgengebed Clementische vóór-mis

13. Aëronitiesche zegen.

13. Zegening des priesters over de gelovigen.
14. Geef vrede over ons en over Uw ganse volk Israël. Want het is U welgevallig, op elke tijd en uur Uw volk met Uwe vrede te zegenen. Geloofd zijt Gij, Heere, Die Uw volk Israël met vrede zegent.
A. Amen
14. De vrede des Heren zij met u allen.
A. En met uw geest.
Vredekus.





Einde van het Pascha Clementische liturgie Jakobus-liturgie
15. Bereiden van het brood en inschenken van de beker der dankzegging.
(Hallel).
15. Opdragen van brood, wijn en water.
16. Ingieten van het water in de beker. Opdracht aan de jongeren, later allen uit deze beker te drinken.
16. Mengen van wijn met water, Handwassing. Stil gebed van de priester. Paulinische tegenformule met antwoord. Verhef uw zinnen opwaarts.
A. Wij hebben ze tot de Heere verheven.
17. Dankt de Here want Hij is goed.
A. Want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Nu zegge het huis Israël:
A. Want Zijn goedertierenheid...
Nu zegge het huis Aarons:
A. Want...
Nu zeggen zij die de Here vrezen:
A. Want...
17. Laat ons de Here danken.
A. Dat is billijk en recht.
18. Al uw werken mogen U prijzen, O Here Uw vromen, de rechtvaardigen,die Uw wil doen, en Uw ganse volk Israël moge Uw naam met jubel dankzeggen, U prijzen, loven, roemen, heiligen en verheerlijken, O onze Koning Want het is goed, U dank te zeggen, en het betaamt Uw naam lof te zingen, want Gij zijt van eeuwigheid tot eeuwigheid, O God.
18. Het is waarlijk billijk en recht, voor alles, U de alleen ware God, te prijzen.
18. Het is waarlijk billijk en recht, betamelijk en gevoegelijk U te loven, te bezingen, te prijzen, te aanbidden, te verheerlijken, U te danken — de God en Here over alles.
19. Wij willen Uw Naam heilig prijzen op aarde, zoals men Hem heilig prijst in de hemel hoogten, zoals geschreven staat door Uw profeten, dat de een de ander toeriep en sprak:
19. Voor alles, zij U roem, almachtige Heerser. U aanbidden de talloze scharen der engelen... de Cherubim en de zesvleugelige Seraphim. ... welke onophoudelijk en zonder te zwijgen roepen:
19. U lofzingen de engelen, aartsengelen... de veelogige Cherubim en de zesvleugelige Seraphijnen — zij roepen de een tot de ander met niet rustende mond, met niet zwijgende lofprijzingen:
20. A. Heilig, heilig, heilig is de Heere Sebaoth; de ganse aarde is vol van Zijn heerlijkheid. Met wisselende koren zeggen zij: Geloofd zij Hij...
20. A. Heilig, heilig, heilig is de Heere Sebaoth; hemel, en aarde zijn vol van Zijn heerlijkheid, geloofd in eeuwigheid. Amen.
20. A. Heilig, heilig, heilig is de Heere Sebaoth; hemel en aarde zijn vol van Zijn heerlijkheid.
21. Och Heere, Hosianna.
A. Och Here Hosianna
Och Heere,geef ons voorspoed.
A. Och Here geef nu voorspoed. Gezegend zij hij, die daar komt.
A. In de naam des Heren Wij zegenen ulieden.
A. Uit het huis des Heren.
De Here is God, Die ons licht geeft.
21. A. Hosianna de Zone Davids. Geloofd, Die komt in de Naam des Heeren. De Here is God, Die ons licht geeft.
21. A. Hosianna in de hoge. Geloofd Hem, Die komt in de Naam des Heeren. Hosianna in de hoge.
22. Looft de Heere, want Hij is goed.
A. Want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
22. Want in waarheid zijt Gij heilig en geheel heilig, de Hoogste en Die in eeuwigheid verheerlijkt moet worden.
22. Ja, heilig zijt Gij en prijzenswaardig en groot is Uw naam.
23. Looft de God der Goden.
A. Want Zijn... Looft de Here der Heren
A. Want.
23. Hij Die is vóór alle schepselen, van Wien alle vaderschap genoemd wordt in hemel en aarde, de alleen Onverwekte en Aanvangsloze, die noch koning, noch heer over zich heeft, zonder behoefte...
23. Heer en Schepper van alles, Koning der koningen, Here der Heeren...
24. Die alleen grote wonderen doet.
A. Want...
Die door Zijn Wijsheid de hemel gemaakt heeft.
24. Uit Wien het alles in het zijn gekomen is. Want Gij zijt de Kennis zonder begin,... de onverworven Wijsheid
25. Die de aarde op de wateren heeft uitgebreid.
25. En de aarde op niets gegrond heeft door Zijn inzicht.
26. Die grote lichten gemaakt heeft. — De zon tot heerschappij des daags. De maan en de sterren tot heerschappij des nachts.
26. Die het firmament bevestigd, de dag en nacht gemaakt heeft, die licht voortbrengt ... Die de zon in de hemel verordineerd heeft tot heerschappij des dags en de maan tot heerschappij des nachts en het koor der sterren ... (Beschrijving der overige scheppingswerken — Val des mensen enz.)
27. Die de Egyptenaren trof in hun eerstgeborenen — En Israël uit hen uitvoerde — Met sterke hand en opgerichte arm — Die de Schelfzee deelde — En Israël doorvoerde — En Pharao met zijn leger verdronk.
27. Gij, O Heere, vergat de van de Egyptenaren verdrukte Hebreeën niet... de tien plagen. De zee delende, liet Gij Israëlieten doorgaan, de vervolgende Egyptenaren echter verdronkt en vernietigdet Gij er in.
28. Die Zijn volk in de woestijn voerde.
28. Door een hout hebt Gij het bittere water zoet gemaakt, liet Gij water uit de rots komen enz.
29. Die grote koningen versloeg — En trotse koningen doodde — Sihon de k. der Amorieten — En Og, de k. van Basan — En hun land ter erfenis gaf tot een erfenis Israëls, Zijn dienaar.
29. Jozua als legeroverste aanstellende, hebt Gij zeven volken der Kanaänieten door hem verdelgd, de Jordaan gedeeld...
30. Die in onze vernedering aan ons gedacht heeft.
A. Want...
En ons gered heeft van onze vijanden.
A. Want...
30. Heilig is ook Uw eniggeboren Zoon, onze Heere, Jezus Christus, Die...
31. Het brood wordt aangevat.
“Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor U gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis.”
31. Want in de nacht, in welke Hij verraden werd, het brood nam in Zijn heilige en vlekkeloze handen, en tot U, Zijn God en Vader, opblikkende, brak Hij het, gaf het de jongeren, zeggende: Dit is de verborgenheid van het Nieuwe Verbond, neemt daarvan en eet, dit is Mijn lichaam, dat voor velen gebroken wordt tot vergeving der zonden.
32. De drinkbeker wordt aangevat. Drinkt allen daaruit,deze drinkbeker is het Nieuwe Verbond in Mijn bloed, hetwelk voor velen vergoten wordt.
32. Desgelijks gaf Hij hun de drinkbeker, nadat Hij hem met wijn en water gevuld en gewijd had,zeggende: Drinkt allen daaruit, dit is Mijn bloed hetwelk voor velen vergoten wordt tot vergeving der zonden.
33. “Doet dat, zo dikwijls als gij dien drinkt, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze dinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heren, totdat Hij komt.”
33. Doet dat tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze drinkbeker zult drinken, zo zult gij Mijn dood verkondigen, tot Ik kome. Waarin wij dus Zijn leven en dood, Zijn opstanding en hemelvaart gedenken en ook Zijn komende tweede komst.
34. Geeft dit brood aan alle vlees.
A. Want...
34. Opoffering van het leven en bloed van Christus, aanroeping van de Heilige Geest en zegenrijke werking der gemeenschap, het eucharistische offer voor allen gebracht. Zij liggen aan.
35. Looft de God des hemels.
A Want... Want U behoort, O Here onze God van onze vaderen, lied, prijs...
A. Amen.
35. Want U is de eer, vreze, dankzegging...
A. Amen.
36. Breken des broods.
36. Breken der hostie.
37. Dankzeggings-psalm.
37. Dankgebed. Zegen.




In het vorige gaven wij naast elkander het ritueel van het Pascha, met bijvoeging van hetgeen de Here deed en zei, en dat van de Roomse mis.

Men zal moeten toegeven, dat de overeenstemming merkwaardig is en alleen kan uitgelegd worden door aan te nemen, dat de eerste Christenen dit alles van Israël overnamen. Ook de ceremonie van de Anglicaanse kerk komt overeen met het Pascha. De Roomse en Anglicaanse Kerken schijnen dan ook wel het meest “Apostolisch” te zijn, d.i. zij houden het meest vast aan de overlevering van de 12 Apostelen der besnijdenis. Zij staan dan ook het verst van Paulus. De Hervorming is niet consequent. Zij heeft iets meer van Paulus, doch houdt ook vast aan de 12. Zo komt zij tot een hopeloze verwarring en een noodwendige verbrokkeling.

Nu lette men ook op enkele gevolgen. Is het juist de 12 Apostelen na te volgen, dan is deze ceremonie ook een offer, want het Pascha had dit karakter. De mis is dan de weergave van het Pascha, door de Here Zelf ingesteld en vervolledigd door wat Hij er aan toevoegde. Verder werd een deel van het Pascha, namelijk voor zo ver het een offer was, door een priester bediend. Er werden ook “Aaronietische zegeningen” uitgesproken, wat alleen door een priester mocht gedaan worden.

Wij drukken er nogmaals op: ziet men de “Kerk” aan als een plaatsvervanger van Israël en heeft men geen oog voor de nieuwe bedeling, die niet met Pinksteren maar na Hand. 28 begint, dan is Rome voor een groot deel logisch en heeft bijna de gehele “Christenheid” van de eerste eeuwen voor zich, inbegrepen de 12 Apostelen der besnijdenis. Als men dit standpunt aanneemt, moet men ook de overlevering aannemen, en dat doet de R.K. kerk met de Anglicaanse ook nog het meest consequent. De kerken van de Hervorming lopen dus hopeloos vast, zolang zij zich het Nieuwe Verbond en de 12 Apostelen toeëigenen. Laat men aan Israël wat aan Israël toebehoort, dan is alles duidelijk.

Zo ziet men dan, hoe het de Duivel (de betekenis van dit woord, in het Grieks, is “dooreenwerper”) gelukt is, alles door elkaar te werpen en van heel het Christendom zo'n warboel te maken, dat de enige oplossing is.: terug naar Gods Woord alleen. Dan heeft men een eenvoudige oplossing van de meeste moeilijkheden en ziet men de diepe oorzaak van de huidige verwarring en van de kracht van de Roomse Kerk.

Vele geleerden hebben gestreefd naar helder inzicht in de eerste tijden van het Christendom. Niemand is er in geslaagd. Er was toen zo'n mengelmoes van sekten dat men er niet uit wijs kan worden. Wel ziet men uit de geschriften, dat velen Paulus vijandig gezind waren. En dat zij die het niet openlijk toonden, toch praktisch de leer van Paulus niet aannamen of er ten minste niet van spraken. Zij die deze geschriften onderzochten, zagen ook niets van de nieuwe bedeling door Paulus geopenbaard en menig belangrijk stuk ligt daarom misschien nu nog onbesproken in de boekerijen, omdat de geleerden er niets meer dan de gedachten van een onbeduidende sekte in zagen.

Een deel van de geleerden, b.v. de school van Tubingen, nam de tegenwoordig veel verbreide richting aan der “Moderne hogere kritiek”. Wij menen dat de hoofdoorzaak te zoeken is in het verschil tussen de leer van de 12 en die van Paulus, en ook in de strijd tussen de gelovigen van de eerste eeuwen. Zo kunnen zij niet aannemen, dat de Schriften van de Apostelen door God ingegeven zijn en geloven ook niet in een door God gestichte Kerk. Deze zou toch een geheel andere aanblik moeten vertoond hebben dan hetgeen in de eerste eeuwen gezien werd.

Die geleerden menen overal tegenstrijdigheden te vinden. Reeds in de tweede eeuw vond Marcion tegenstrijdigheden tussen Oud en Nieuw Testament en hij besloot er dan ook onmiddellijk uit, dat die schriften niet van God ingegeven zijn. Zo vindt Baur in de Evangeliën een deel dat van de Ebionieten en een ander deel dat van de Paulinisen zou komen. Anderen zien al wat van wonderen spreekt aan als er bijgevoegd. En zo gaat ieder uit van zijn stelsel en verwijdert uit de Schrift wat niet in dat stelsel past. Wij zullen verder aantonen dat zij die zeggen zich alleen aan de Schrift te houden, nog liever aannemen dat Paulus b.v. niet naar zijn roeping wandelde dan dat zij een zwakheid in hun eigen stelsel erkennen.

Men ziet van welk groot belang het is de bedelingen te onderscheiden en, zover enigszins mogelijk is, letterlijk te geloven wat God in Zijn geschreven Woord zegt. Zonder dat, komt men noodzakelijk tot Schriftkritiek, tenzij men zich met zeer oppervlakkige beschouwingen tevreden stelt.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden