Wandel - wandelen
| Inhoudsopgave | Kroon
Wat de Concordantie Leert
Bidden
De Statenvertaling geeft 11 verschillende Griekse woorden weer door "bidden"
of "gebed". We geven hierbij de meest bijzondere teksten waar die Griekse
woorden, en nog een paar andere voorkomen. Zij omvatten het bidden van
verschillende standpunten bezien.
AITEOO, begeeren (eisen).
- Mat. 7:7 "Bidt en u zal gegeven worden".
- Mat. 7:11 "Goede gaven geven dengenen, die (ze) van Hem bidden".
- Mat. 18:19 "Twee samenstemmen op de aarde, over enige zaak, die zij
zouden mogen begeren".
- Mat. 21:22 "En al wat gij zult begeren in het gebed (proseuché)
gelovende, zult gij ontvangen".
- Mark. 6:23 "Zo wat gij van mij zult eisen".
- Mark. 11:24 "Alle dingen die gij biddende (proseuché) begeert,
gelooft, dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden".
- Luk. 11:9 "Bidt, en u zal gegeven worden".
- Luk. 11:13 "Hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest
geven dengenen, die Hem bidden?".
- Joh. 11:22 "Wat gij van God begeren zult, God u het geven zal".
- Joh. 14:13 "En zo wat gij begeren zult in Mijn naam, dat zal
Ik doen".
- Joh. 15:7 "Indien gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven,
zo wat gij wilt, zult gij begeren, en het zal u geschieden".
- Joh. 16:23 "Al wat gij den Vader zult bidden in Mijn Naam,
dat zal Hij u geven".
- Joh. 16:26 "In dien dag zult gij in Mijn naam bidden".
- Ef. 3:13 "Daarom bid ik, dat gij niet vertraagt".
- Ef. 3:20 "Meer dan overvloediglijk te doen, boven al wat wij bidden
of denken".
- Kol. 1:9 "Niet ophouden voor u te bidden (proseuchomai) en te begeren".
- Jak. 1:5 "Wijsheid ... dat hij ze van God begere, die een iegelijk
middellijk geeft ...".
- Jak. 1:6 "Maar dat hij ze begere in geloof, niet twijfelende".
- Jak. 4:2 "Gij hebt niet, omdat gij niet bidt".
- Jak. 4:3 "Gij bidt, en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk
bidt".
- 1 Joh. 3:22 "En zo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem, dewijl
wij Zijn geboden bewaren en doen ...".
- 1 Joh. 5:14 "Zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort".
- 1 Joh. 5:16 "... een zonde niet tot den dood, die zal (God) bidden".
("God" staat niet in de 3 voornaamste handschriften).
Het gaat steeds om iets dat men begeert, het is de inhoud van het gebed
(proseuchè). Het duidt een vertrouwelijke omgang aan doch in ondergeschiktheid,
zoals het kind met de vader (Mat. 7:9). Men ziet dat God bereid is allerlei
te geven en men op Zijn genade niet moet wachten. Krijgt men niet, dan is
het omdat men het niet in de juiste geestesgesteldheid vraagt (Jak. 4:3),
niet volgens Gods wil begeert (1 Joh. 5:14). Men moet dus vóór alles de
Schrift onderzoeken en recht snijden om Gods voornemen en wil te kennen
en geen dingen te begeren, die tot een andere bedeling behoren. Het is goed
heel bepaald te zijn in wat men begeert, maar men moet eerst zeker zijn,
dat die begeerte naar Gods wil is. Het is niet voldoende te denken dat iets
"goed" is. De uitdrukkingen "in Mijn naam" (Joh. 14:13; 16:23), "indien
gij in Mij blijft, en Mijn woorden in u blijven" (Joh. 15:7), "dewijl wij
Zijn geboden bewaren en doen" (1 Joh. 3:22), "naar Zijn wil" (1 Joh. 5:14)
laten zien, dat men niet gelijk wat moeten begeren. Het "wat zij ook bidden" van 1 Joh. 5:15 is begrensd door vers 14.
Het onderscheiden van Gods besluit en Gods verlangen (zie "Wil-Willen"),
geeft ons een juiste kijk op het gebed. Aan Gods besluit zullen wij nooit
iets veranderen. Daar tegenover staat, dat God op ons wacht om Zijn verlangen
uit te voeren tot we in overeenstemming met dat verlangen gaan begeren en
bidden. Het is dan ook duidelijk, dat ons gebed alleen doeltreffend zal
zijn als het naar Zijn wil is. Ons gebed beïnvloedt Gods wil niet, maar
wel het uitvoeren van Zijn verlangen. Ziet men het grote belang van het
Schriftonderzoek, dat ons steeds beter Gods wil kan doen kennen?
Men kan opmerken, dat Martha in Joh. 11:22 het verkeerde woord gebruikt.
Voor de Heere Jezus wordt ten opzichte van de Vader steeds "erootaoo" gebruikt.
De meeste teksten betreffen de toestanden van het Koninkrijk of die er zeer
nauw mee verwant zijn. Het gaat dan over de aardse sfeer (Mat. 18:19) en
betreft dikwijls stoffelijke zegeningen. Er wordt reeds "heilige geest" (de kracht) gegeven aan allen die ze begeren. Ook wijsheid en vele andere
dingen kunnen verkregen worden. Zij moeten echter in Christus blijven en
naar Zijn wil begeren.
De teksten uit Ef. en Kol. laten het contrast zien tussen de aardse en overhemelse
sfeer. Het begeren van Ef. 3:20 betreft het met kracht versterkt worden,
het wonen van Christus in het hart, het begrijpen en kennen van de liefde
van Christus, het vervuld worden tot al de volheid Gods. Zo betreft het
begeren van Kol. ook geen aardse dingen. De aardse sfeer is nu nog in de
macht van satan (Mat. 4:8; Ef. 2:2) en we bevinden ons dus in het gebied
van de vijand. We hebben hier voorlopig niets te zeggen of te begeren. In
de toekomende aioon is satan gebonden en zijn de toestanden geheel verschillend.
Dan kunnen de gelovigen van alle sferen bergen verzetten en alle dingen
doen die naar Gods wil zijn. Dan is het de tijd van wonderen en krachten.
AITEMA, begeerte (eis).
- Luk. 23:24 "En Pilatus oordeelde, dat hun eis geschieden zou".
- Fil. 4:6 "Laat uw begeerten in alles, door bidden (proseuché)
en smeken (deèsis), met dankzegging bekend worden bij God".
- 1 Joh. 5:15 "En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook
bidden (aiteoo), zo weten wij, dat wij de beden verkrijgen, die
wij van Hem gebeden (aiteoo) hebben".
Een gebed kan vele "begeerten" bevatten.
EROOTAOO, vragen, een vraag
stellen.
- Mat. 15:23 "En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem".
- Mat. 16:13 "Vroeg Hij Zijn discipelen".
- Joh. 14:16 "Ik zal den Vader bidden en Hij zal u een anderen
Trooster geven".
- Joh. 16:23 "In dien dag zult gij Mij niets vragen ... al wat
gij den Vader zult bidden (aiteoo) in Mijn Naam, dat zal Hij u geven".
- Joh 16:26 "In dien dag zult gij in Mijn Naam bidden (aiteoo) ... dat
Ik den Vader voor u bidden zal".
- Joh. 17:9 "Ik bid voor hen; Ik bid niet voor de wereld".
- 1 Thes. 4:1 "Wij bidden en vermanen (parakaleoo) u".
- 1 Joh. 5:16 "Zeg ik niet dat hij zal bidden".
Nooit gebruikt ten opzichte van God, behalve als het de Heere Jezus betreft.
Veronderstelt min of meer gelijkheid van rang.
EUCHOMAI, wensen.
- Hand. 26:29 "Ik wenste wel van God".
- Hand. 27:29 "En wensen dat het dag wierd".
- Rom. 9:3 "Want ik zou zelfs wel wensen verbannen te zijn".
- 2 Kor. 13:7 "En ik wens van God, dat gij geen kwaad doet".
- 2 Kor. 13:9 "En wij wensen ook dit, namelijk uw volmaking".
- Jak. 5:16 "Bidt (proseuchomai in Sinaïticus) voor elkander".
- 3 Joh. 2 "Voor alle dingen wens ik".
In Rom. 9:3 wenste Paulus niet verbannen te zijn, doch volgens het Grieks
zegt hij, dat hij het vroeger (vóór zijn bekering) gewenst heeft. Hij weet
wat het wil zeggen van Christus gescheiden te zijn. Daarom had hij zo'n
smart in zijn hart voor zijn broederen.
PROSEUCHOMAI, bidden.
- Mat. 6:9 "Gij dan bidt aldus: Onze Vader ...".
- Luk. 18:1 "Dat men altijd bidden moet en niet vertragen".
- Rom. 8:26 "Wij weten niet wat wij bidden zullen ... maar de
Geest zelf bidt (uperentugkanoo) voor ons".
- 1 Kor. 14:15 "Met den geest bidden ... met het verstand bidden".
- Ef. 6:18 "Met alle bidding (proseuchè) en smeking (deèsis), biddende
ten allen tijde in de Geest".
- Kol. 1:3 "Altijd voor u biddende".
- Kol. 1:9 "Niet ophouden voor u te bidden en te begeren (aiteoo)".
- 1 Thes. 5:17 "Bidt zonder ophouden".
- 1 Tim. 2:8 "Ik wil dan dat de mannen bidden in alle plaatsen".
- Jak. 5:13 "Is iemand onder u in lijden, dat hij bidde".
- Jak. 5:16 "Bidt (erkomai in Alex. en Vatic.) voor elkander".
- Jud. 20 "Bidden in de Heilige Geest".
Het is merkwaardig dat dit woord nooit door Johannes gebruikt wordt. Het
is steeds tot God gericht en betreft alle gelovigen in alle bedelingen.
Het gebed is het natuurlijk gevolg van de gemeenschap met God.
De vraag rijst op hoe het gebed een invloed kan hebben op anderen. Is het
zo, dat dit gebed de bidder meer aanzet die anderen te helpen of is er een
andere invloed, die op hen werkt, onafhankelijk van hem die bidt? Wij menen
dat beiden het geval zijn. Waarom zou God, alleen de bidder zelf gebruiken
ter verhoring van zijn gebed?
Andere vragen kunnen gesteld worden. Men begrijpt dat God in zekere zin
wacht op het gebed om in te grijpen, want er moet verlangen zijn naar die
werking Gods. Maar als het gebed anderen betreft, waarom wacht God dan tot
er voor hen gebeden wordt? Zou het niet zijn dat, als kinderen, God ons
in zekere mate doet delen in wat Hij wil doen? Is het niet een zekere macht
die wij tot zegen van anderen kunnen gebruiken voor zover we ze aanwenden
naar 's Vaders wil? En deze macht zal afhangen: 1e van onze positie, 2e
van onze wandel.
Wil dit zeggen dat God, naar aanleiding van ons gebed, anderen op onweerstaanbare
wijze zal beïnvloeden? Dat zou hun vrijheid wegnemen. De invloed is er wel,
maar de einduitslag hangt af van de mens. Het gebed heeft tot gevolg gehad,
dat Gods genade in ruimere mate over hem werd gestort. Zullen wij dan geen
gebruik maken van deze Goddelijke gave ten bate van anderen en van onszelve,
maar boven alles ter verheerlijking Gods?
Het doel van ons gebed voor anderen zal bereikt worden als: 1e we recht
tegenover God staan door een wandel overeenkomstig met onze positie, 2e
we naar Zijn wil bidden, 3e zij waarvoor we bidden, Gods genade aannemen.
Zelfs als de twee eerste voorwaarden vervuld zijn, is de derde het nog dikwijls
niet. Dat moet niet ontmoedigen, maar ons beter doen inzien hoe lankmoedig
God is, waar Hij niet ophoudt genadig te zijn al wijzen de mensen die genade
geheel of ten dele af. We moeten volharden in Gods kracht en liefde.
PROSEUCHE, gebed.
- Mat. 21:22 "En al wat gij zult begeren (aiteoo) in het gebed, gelovende,
zult gij ontvangen".
- Mark. 11:24 "Alle dingen die gij biddende begeert (aiteoo),
gelooft, dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden".
- Luk. 6:12 "En Hij bleef den nacht over in het gebed Gods".
- Hand. 1:14 "Deze allen waren eendrachtiglijk volhardende in het bidden
en smeken (deèsis)". (Dit laatste niet in de drie voornaamste handschriften).
- Rom. 1:10 "Allen tijd in mijn gebeden biddende (deomai)".
- Rom. 12:12 "Volhardt in het gebed".
- Rom. 15:30 "Dat gij met mij strijdt in de gebeden tot God voor
mij".
- Ef. 1:16 "Gedenkende uwer in mijn gebeden".
- Ef. 6:18 "Met alle bidding en smeking (deèsis), biddende (proseuchomai)
te allen tijde in den Geest".
- Fil. 4:6 "Maar laat uw begeerten (aitèma) in alles, door bidden
en smeken (deèsis) met dankzegging bekend worden bij God".
- Kol. 4:2 "Houdt sterk aan in het gebed".
- 1 Tim. 2:1 "Ik vermaan (parakaleoo) dan vóór alle dingen, dat gedaan
worden smekingen (deèsis), gebeden, voorbiddingen (enteuxis),
dankzeggingen, voor alle mensen".
- 1 Tim. 5:5 "Blijft in smekingen (deèsis) en gebeden".
- 1 Petr. 3:7 "Opdat uw gebeden niet verhinderd worden".
Zelfde opmerkingen als bij proseuchomai.
Men ziet hoeveel Paulus bidt opdat zijn medegelovigen zouden vervuld worden
met kennis (epignoosis).
DEOMAI, smeken.
- Mat. 9:38 "Bidt dan den Heere des oogstes".
- Luk. 5:12 "En Jezus ziende, viel hij op het aangezicht, en bad
Hem, zeggende".
- Luk. 21:36 "Waakt dan te aller tijd, biddende dat gij moogt
waardig geacht worden ...".
- Luk. 22:32 "Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet
ophoude".
- Hand. 10:2 "En God geduriglijk biddende".
- Rom. 1:10 "Allen tijd in mijn gebeden (proseuchè) biddende".
- 2 Kor. 5:20 "Alsof God door ons bade (parakaleoo) wij bidden van
Christus wege ...".
- 2 Kor. 8:4 "Ons met vele vermaning (parakaleoo) biddende".
- 1 Thes. 3:10 "Nacht en dag zeer overvloediglijk biddende".
Terwijl "bidden" de gedachte vestigt op Gods almacht, legt "smeken" de nadruk
op onze behoefte. Het smeken kan ook tot schepselen gericht zijn.
DEESIS, smeking.
- Luk. 1:13 "Uw gebed is verhoord".
- Hand. 1:14 "Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden
(proseuchè) en smeken". (dit laatste niet in de drie voornaamste
handschriften).
- Rom. 10:1 "Het gebed, dat ik tot God voor Israël doe, is tot
hun zaligheid".
- Ef. 6:18 "Met alle bidding (proseuchè) en smeking, biddende
(proseuchomai) ten allen tijde in den Geest".
- Fil. 1:4 "In al mijn gebed voor u allen met blijdschap het
gebed doende".
- Fil. 4:6 "Door bidden (proseuchè) en smeken".
- 1 Tim. 2:1 "Smekingen, gebeden (proseuché), voorbidding (enteuxis)".
- 1 Tim. 5:5 "Blijft in smekingen en gebeden (proseuchè)".
- 2 Tim. 1:3 "Gelijk ik zonder ophouden uwer gedachtig ben in mijn gebeden
dag en nacht".
- Heb. 5:7 "Gebeden en smekingen (iketèria)".
- Jak. 5:16 "Een krachtig gebed des rechtvaardige vermag veel".
- 1 Petr. 3:12 "Zijn oren tot hun gebed".
ENTUGKANOO, pleiten (voorbidden).
- Hand. 25:24 "Roepende dat hij niet meer behoort te leven".
- Rom. 8:27 "Dewijl Hij naar (d.i. in overeenstemming met) God voor
de heiligen bidt".
- Rom. 8:34 "Die ook voor ons bidt".
- Rom. 11:2 "Hoe hij God aanspreekt tegen Israël".
- Heb. 7:25 "Alzo Hij altijd leeft om voor hem te bidden".
ENTEUXIS, (pleitrede) voorbede.
- 1 Tim. 2:1 "Smekingen (parakaleoo), gebeden (deèsis), voorbiddingen,
dankzeggingen".
- 1 Tim. 4:5 "Want het wordt geheiligd door het woord van God, en door
het gebed".
Drukt niet noodzakelijk een gebed ten bate van anderen uit, maar duidt een
vrijmoedige toegang aan.
UPERENTUGKANOO, overpleiten.
- Rom. 8:26 "Want wij weten niet, wat wij bidden (proseuchomai) zullen
... de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen
(stenagmos)".
De Heilige Geest "overpleit" en komt alzo onze zwakheid ter hulp. Hij pleit
in overeenstemming met God (vs. 27).
PARAITEOMAI , weigeren (verontschuldigen in passieve vorm).
- Luk. 14:18 "Zij begonnen allen zich eendrachtiglijk te ontschuldigen".
- Heb. 12:19 "Baden, dat het woord tot hen niet meer zou gedaan
worden".
PARAKALEOO (zich met iemand
onderhouden), vermanen, vertroosten, verzoeken.
- Mat. 2:18 "En wilde niet vertroost worden".
- Mat. 8:5 "Biddende Hem".
- Hand. 2:40 "En vermaande hem".
- Rom. 12:8 "Hetzij die vermaant, in het vermanen".
- 2 Kor. 1:4 "Vertroost ... vertroosten ... vertroost".
- 2 Kor. 5:20 "Alsof God door ons bade ... wij bidden (deomai)".
- 2 Kor. 12:8 "Hierover heb ik den Heere driemaal gebeden".
- Ef. 4:1 "Zo bid ik u dan".
- Kol. 2:2 "Opdat hun harten vertroost mogen worden".
- 1 Thes. 4:1 "Wij bidden (erotaoo) en vermanen u".
- 1 Tim. 2:1 "Ik vermaan dan vóór alle dingen".
IKETERIA (handen opheffen).
- Heb. 5:7 "Gebeden (deèsis) en smekingen".
STENAGMOS, zuchten.
- Hand. 7:34 "Ik heb hun zuchten gehoord".
- Rom. 8:26 "De Geest zelf bidt (uperentugkanoo) voor ons met onuitsprekelijke
zuchtingen".
Wij spreken hier niet van "eucharistia" = dankzegging, iets wat wij te allen
tijde behoren te doen en steeds in nauw verband met alle soort van gebed
moet aanwezig zijn.
Wandel - wandelen
| Inhoudsopgave | Kroon
Home | Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door ©
Levend Water Alle rechten voorbehouden
|