Inhoudsopgave | Hoofdstuk 1


De Weg der Behoudenis

Inleiding



De kwesties van geloof en bekering, van wedergeboorte, verlossing, verzoening en rechtvaardiging, van de vrijheid en de uitverkiezing en talrijke andere die er mee in verband staan, vormen een geheel dat zeer ingewikkeld is. Sinds de eerste tijden van het Christendom is er heel wat strijd over gevoerd. Ook hier is alles verward en zo kwam men tot misverstand, onenigheid en ongeloof.

Zullen wij ons bij die stand van zaken neerleggen en hoogstens dan maar een van de vele opvattingen aannemen, omdat deze van een "betrouwbare" onderzoeker komt of het best overeenstemt met wat wij sinds onze jeugd geleerd hebben of met de gedachtegang van de kring waartoe wij behoren? Neen, wij houden het er voor, dat, hoeveel aandacht wij ook aan dit alles te schenken hebben, de Schrift ons uitnodigt tot zelfonderzoek. Daarom beweren wij niet alles volkomen te begrijpen en boven anderen verheven te zijn. Integendeel. Wij erkennen onze onmacht zo goed als die van anderen, maar vertrouwen op God. Wij laten ons aldus door niets afschrikken in ons onderzoek, ook niet door het ingewikkelde ener zaak.

Hoe ingewikkeld iets ook is of schijnt, men kan de zaak steeds ontleden in een reeks meer eenvoudige dingen. Deze kunnen eerst afzonderlijk, daarna ook in onderling verband, onderzocht worden.

Nu komen onmiddellijk de tegenwerpingen. Ja maar, zegt iemand, dat kan iedereen zo maar niet. En wij stemmen toe, dat dit inderdaad zo is. Laat ons de zaak hier echter begrenzen tot u, waarde lezer, en niet denken over allerlei andere gevallen, die wij onmogelijk met kennis kunnen beoordelen. Misschien kunt u nu zo'n onderzoek niet instellen, maar dat wil niet zeggen dat u het nooit zult kunnen. Er is een tijd geweest dat u niet kon spreken of schrijven. Hoe bent u ertoe gekomen die dingen wel te kunnen? Door oefening. Zo ook met Schriftonderzoek. Men moet niet verwachten onmiddellijk elk onderzoek te kunnen ondernemen en men moet de moed niet opgeven omdat men dat niet kan. Men zij ook hierin redelijk en beginne zich te oefenen door in Gods kracht eenvoudige dingen te onderzoeken, b.v. met gemakkelijke concordantie studiën. Zo kan men zich oefenen en onder de leiding van de Geest in betrekkelijk korte tijd tot belangrijke resultaten komen. Vanzelf moet er geloof zijn en wedergeboorte. Maar al is dit geloof zeer begrensd, een klein onderzoek zal de kring des geloofs uitbreiden en zo zal het een het ander helpen. Na enige tijd, door voortdurend contact met het geschreven Woord, en met het Levende Woord, vermeerdert ook ons verlangen meer en meer te kennen van wat God ons in Zijn Schrift geopenbaard heeft. Wij beginnen meer en meer te letten op de zuivere woorden Gods en de dingen die boven zijn. Ons onderzoek, dat meer en meer ingewikkeld wordt, is dan geen last, maar een grote vreugde. Telkens zal ons ook gelegenheid gegeven worden onze kennis in praktijk te brengen, uit te werken, zodat, vervuld met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk verstand, wij wandelen de Heere waardig (Kol. 1:9, 10).

Na enige oefening leert men dan de stof in te delen om ze gemakkelijker meester te worden. Ons onderzoek mag vanzelf niet zuiver verstandelijk zijn, maar moet ons gehele wezen in beslag nemen. Men vertrouwe ook nooit op zichzelf en zijn "knapheid", want dan loopt alles mis. Men snijde dan ook alle hoogmoed, die zich zo gemakkelijk ontwikkelt, bij de wortel af door nu en dan een blik te werpen op eigen zwakheid. Onze tegenstanders helpen hierin mede door te wijzen op onze zwakke plekken. Men gebruike die opmerkingen ten goede. Men vertrouwe dus alleen op Hem en late zich leiden in alles, studie en wandel, door de Heilige Geest.

Om op die leiding te kunnen rekenen, moet men natuurlijk beginnen met acht te geven op de "gezonde woorden" door de Heilige Geest ingegeven.

Het is echter in den beginne niet nodig overtuigd te zijn van de woordelijke inspiratie der Schrift. Als men slechts de mogelijkheid aanneemt en zonder vooringenomenheid de gezonde woorden onderzoekt, zal men overtuigd worden door de Schrift zelf.

Het indelen van een zaak in haar onderdelen is niet voldoende. Elk van die eenvoudige dingen moet met de grootste oplettendheid onderzocht worden en men moet de waarde leren kennen van elk woord, door de Heilige Geest uitgekozen. Deze woorden moeten dus als het ware met de microscoop onderzocht worden. Men moet dus ten dele terug naar de grondtekst. Daartoe is de kennis der grondtalen niet onontbeerlijk. Dikwijls is het voldoende alle teksten op te zoeken, waar een bepaald Grieks of Hebreeuws woord voorkomt en hiertoe is een goede concordantie voldoende. Uit die teksten blijkt dan gewoonlijk welke de juiste betekenis van het onderzochte woord is. Het is op een dergelijke wijze dat een kind leert spreken, namelijk door telkens een woord te horen uitspreken in verband met andere dingen. Het is ook op die wijze dat men tot de kennis van geheel vreemde talen is gekomen. Als voorbeeld van dergelijk concordantisch onderzoek wijzen wij ook op de reeks "Wat de concordantie leert" die in Uit de Schriften verschijnt. Is het niet duidelijk, dat, zonder kennis van Grieks, alle wedergeborenen tot belangrijke resultaten kunnen komen? Ook hier is natuurlijk oefening nodig en moeten eerst de eenvoudige gevallen onderzocht worden. De andere worden vaak door middel der eerste opgelost. Zo wordt men dan geleidelijk gebracht ook iets van het "Nieuw Testamentisch" Grieks te leren. Enkele elementaire dingen uit de Griekse spraakleer, zoals de kenmerken der naamvallen, van enkel- en meervoud, van de geslachten enz. kan men daarbij zeer gemakkelijk leren en deze kunnen van heel groot nut zijn.

Het verlangen naar meer waarheid, dat zich bij eigen onderzoek geleidelijk en meer en meer ontwikkelt, helpt dingen te doen, waarvoor men zich vroeger volkomen onmachtig voelde. De uitleg van dit verschijnsel is zeer eenvoudig: hoe meer men werkelijk de Schrift onderzoekt, hoe meer men eigen kracht laat varen en hoe meer wij kunnen uitwerken, wat God in ons werkt. Dan vermogen wij alle dingen in Hem, die ons kracht geeft (Fil. 4:13). Ieder moet natuurlijk naar de omstandigheden, d.i. naar Gods leiding, handelen. Men bewere echter niet, dat men nooit zelf een ernstig Schriftonderzoek zal kunnen instellen.

Ook voor de behandeling van ons onderwerp is het nodig eerst een hele reeks woorden te onderzoeken, dan verschillende gedachten en ten slotte het geheel. Nu zij men bij een dergelijk onderzoek redelijk: als men het eens is met het onderzoek, kere men niet terug omdat het resultaat niet met onze verwachtingen overeenstemt. Dat resultaat moge zijn wat het is, als wij ertoe gekomen zijn door middel van een nauwkeurig Schriftonderzoek, buiten eigen kracht om ondernomen, dan moeten wij het ook aannemen. Wel kan men de gehele studie weer eens terug nagaan en ze eventueel verbeteren en aanvullen, doch nooit zó, dat wij ze zouden veranderen om tot een zeker resultaat te komen, waaraan wij voor de een of andere reden vasthouden. Men zij dus bereid alle vooropgestelde gedachten, alle vroegere overtuigingen en gewoonten, die ons misschien lang tot grote zegen zijn geweest, op te geven. Men lette niet op de verbreidheid ener opvatting, op de grote waarde van hen die haar ondersteunen. Wat ook de gevolgen mogen zijn, men houde zich aan datgene waarvan wij overtuigd zijn dat het 't dichtst bij de waarheid komt. Men zij natuurlijk zeer voorzichtig ten opzichte van anderen, maar de gevolgen moeten ons nooit afschrikken. Die kunnen wij toch niet overzien en moeten wij geheel in Gods handen laten. Zouden wij tegen wat wij voor waarheid houden ingaan ter wille van wat wij denken goed te zijn? Wij zien dus niet naar de gevolgen, als onze studie maar waarlijk oprecht is en wij de dingen met zorg onderzocht hebben, zonder overhaasting, rekening houdende met de reeds bestaande gedachten en steeds gereed staande elke ernstige tegenwerping te onderzoeken.

De gevolgen kunnen voor ons en voor anderen in zekere zin pijnlijk zijn en dikwijls zal men de diepe betekenis leren verstaan van de uitdrukking "koop de waarheid".

In ons onderzoek hebben wij ook zo veel mogelijk rekening gehouden met hetgeen anderen onderzocht hebben. Wij hebben hun gedachten aan de Schrift getoetst en soms overgenomen, verworpen of gewijzigd. Wij beweren niet de zaak nu eens voor altijd uitgemaakt en de zuivere waarheid in alle delen bereikt te hebben. Anderen, en mogelijk wij zelve later, hebben dus de gelegenheid de dingen verder uit te zuiveren. Wij dringen ook niets op, maar geven het alleen als resultaat van onderzoek, hopende anderen te dienen en God te verheerlijken. In deze weg is het niet mogelijk in deze aioon grote massa's te bereiken en wij weten dus dat ons pad eenzaam zal zijn.

Ten opzichte van hen, die met ons van gedachte verschillen, nog dit. (Wij spreken alleen van hen, die werkelijk een eigen overtuiging hebben, en ze niet slaafs overgenomen hebben van anderen.) Als wij in zekere dingen verschillen, zijn er drie mogelijkheden:

  1. Wij zijn mis en de anderen zien juist.
  2. Wij zien juist en de anderen zijn mis.
  3. Wij zijn beiden mis.
In het eerste geval wijze men ons terecht, niet met algemene uitdrukkingen door op de gevolgen te wijzen of door enkele bijzaken aan te vallen, maar door op degelijke wijze op de kern van ons onderzoek in te gaan.

In het tweede geval veroorzaken wij misschien veel pijn en beroerte, maar ten slotte is de uitwerking in haar geheel genomen zeker heilzaam. Men vergeve het ons de ondankbare rol van heelmeester te hebben.

In het derde geval, dat wel altijd min of meer waar zal zijn, bestrijde men ons niet systematisch door, zonder welwillendheid, allerlei dingen bespottelijk te maken of verkeerd voor te stellen, maar helpe ons tot iets beters te komen.

Laat ons dus niet twisten en naar eigen verheerlijking trachten, maar laten wij ons voor de zonde dood rekenen. Zo zullen wij voor God levend zijn in Christus Jezus en strevende naar de waarheid alleen, deze in liefde vasthouden en in Hem opwassen.

Mogen wij ten slotte de aandacht vestigen op het feit dat, al is ons onderzoek onafhankelijk geweest van vooropgestelde gedachten (zover dit mogelijk is), het resultaat natuurlijk neergeschreven is in een gerangschikte vorm, die ons het meest wenselijk scheen. Door de wijze van opstellen, kan de lezer soms de indruk hebben, dat de studie zelf ondernomen is om tot een zekere conclusie te komen, wat niet het geval is. Hoe het ook zij, de lezer onderzoeke voor zichzelf en neme niets aan op ons gezag, maar alleen op dat van Gods Woord en onder leiding van Gods Geest.

Inhoudsopgave | Hoofdstuk 1



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden