| Inhoudsopgave |


Het Voornemen der Eeuwen, (Ef. 3:11)

In de Statenvertaling staat: "het eeuwig voornemen",
in het Grieks "het voornemen der aioonen".
Dit zijn grote wereldtijdperken.

De kaarten geven een algemeen overzicht van de tijden der eeuwen.
Kaart 1: exclusief de gemeente der verborgenheid
Kaart 2: inclusief de gemeente der verborgenheid



EERSTE DEEL: De Voorbereiding.


4. De Eerste Stappen tot het Verwezenlijken van het Koninkrijk

Mat. 25: 34 zegt uitdrukkelijk, dat een koninkrijk bereid was vanaf de nederwerping der wereld. Dat het een koninkrijk op aarde is, zal meer en meer blijken als wij verder onderzoeken. Nu de aarde gemaakt of gedeeltelijk hersteld was, maar daarom niet volmaakt (Gen. 2: 3), nam God de verdere maatregelen tot het oprichten van het koninkrijk :

"En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt! En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze. En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!
En God zeide: Ziet, Ik heb u al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze! Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan at het kruipende gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven. En het was alzo". Gen. 1: 26-30.

Aan Adam werd dus het koningschap aangeboden. Hij moest de aarde onderwerpen en zou heerschappij hebben over zee, lucht en aarde. De mens was een weinig minder dan de engelen, doch alles was onder zijn voeten gezet en hij was gesteld over de werken van Gods handen, (Ps. 8, Heb. 2: 6-8).

God had een hof geplant in Eden en Adam was er in gezet om hem te BEWAREN (Gen. 2: 15) d. i. desnoods tegen indringers te verdedigen. Het was inderdaad nodig Adam te verwittigen dat de vijand, Satan, niets zou ongedaan laten om Gods plan tegen te werken. Het Hebreeuwse woord voor "bewaren" is in Hab. 2 : 1 door "wacht" vertaald.

Ook werd hem geboden: "Maar van de boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven", (Gen. 2: 17). Adam was vrij dit gebod te houden of te overtreden. Van hem werd verwacht dat hij uit liefde zou rekening houden met deze waarschuwing. Zolang er geen andere factor tussenkwam zou het overigens dwaas geweest zijn, niet te doen wat God hem zei.

De boom des levens was, zoals de gehele schepping, een schaduw van de hemelse werkelijkheid. In deze zin kan men van symbolen spreken. Het zijn dingen, die in de stoffelijke wereld de weerkaatsing zijn van de geestelijke dingen. Maar die stoffelijke dingen bestaan er niet minder om. Ook is er geen gegronde reden om geheel Genesis, buiten de bekende spraakfiguren, niet geheel letterlijk op te vatten.



| Inhoudsopgave |



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden