-- Satan -- De Mens der zonde De Valse Profeet XVII. DE SATANISCHE DRIE-EENHEID
Nabootsing en Karikatuur. Wij geloven in de Drieëenheid Gods. Velen menen dat dit een driegodendom is en dat, wie voorstander is van die leer, drie Goden belijdt. We merken op, dat er één God is, dat is één Goddelijk Wezen, bestaande niet uit, maar in drie Personen die we kunnen noemen: God, Gods Beeld, Gods Geest; of ook: Vader, Zoon en Heilige Geest. Het is hier de plaats niet daarover uitvoerig te spreken. We wijzen alleen op Joh. 14:16, 17 waar we de Vader, de Zoon en de Geest vinden. Deze laatste is een andere Trooster. Een kracht of invloed, waarvoor sommigen de Geest houden, kan het niet zijn, want een kracht of invloed is geen trooster. Dit is alleen een persoon. Was de Geest een kracht, dan had de evangelist geschreven: een andere vertroosting. Ook in 2 Cor. 13:13 vinden we alle Drie: hier is o.m. sprake van de gemeenschap des Heiligen Geestes. Ook dit wijst er op dat Hij een Persoon is. Verder zie men 1 Cor. 12:4-6. In vs. 11 staat, dat de Geest een wil heeft. Dat is, een Persoon is. Dit alles in het voorbijgaan. Waar er een Goddelijke Drieëenheid is, bootst Satan deze na. Alle nabootsing van Satan is karikatuur, gebrekking wanbeeld. Hij zelf is karikatuur-vader, de Mens der zonde karikatuur-zon, de Valse Profeet karikatuur-geest. We vinden ze alle drie in Openbaring 13: als Draak, als (eerste) Beest en als tweede Beest. Waarin zit nu de schijn drieëenheid?
Wat het werk van de afzonderlijke personen betreft, is er, evenals in de Goddelijke huishouding, ook hier een verdeling van taak. De Draak is ontwerper van alles. Hij is de geestelijke vader van deze drieëenheid uit wie alles is. Hij heeft het veldtochtsplan tegen God opgemaakt. Het is alles naar zijn inwerking, 2 Thess. 2:9. Het eerste Beest werkt dit nader uit. Satan doet het niet alleen; hij heeft de mens der zonde nodig. Hierin bootst hij de Persoon van Christus na. Het eerste Beest gaat zelfs in de dood, ontvangt althans een dodelijke wonde en komt evenals Christus in de afgrond, Rom. 10:7, Op. 13:3, 17:8. Het verrijst daaruit weer, 13:3, 17:8. Dan ontvangt het de kracht, de troon en de macht van de Draak. Het is door dit Beest dat de Draak bijzonder wordt aangebeden, Op. 13:4. Het tweede Beest inspireert, het wil de plaats van de Geest Gods innemen; het maakt dat het eerste Beest aangebeden, dat is: verheerlijkt wordt, evenals de Geest de Zoon Gods verheerlijkt. Waar het een karikatuur drieëenheid is, zijn er ook verschillen die op nabootsing wijzen. Vooreerst het feit, dat Satan zichtbaar zal worden en een troon op aarde zal hebben, Op. 2:13. God de Vader is onzichtbaar en vertoont zich alleen in Christus, Joh. 14:9. Ten tweede heeft Christus een voorbestaan en de Mens der zonde niet. Deze wordt wel door Satan verwekt maar bestond niet eerder. Ten derde wordt de Geest in de Satanische drieëenheid uitgebeeld door een mens terwijl de Geest Gods geen uitbeelding is of heeft, maar innerlijk inwerkt. Deze en nog wel andere verschillen, wijzen op onzuivere nabootsing. In dit verband wijzen wij er nog op, dat het eerste Beest het zaad der Slang is. In Gen. 3:15 staat: "En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, tusschen uw zaad en haar zaad". Het zaad der vrouw is Christus, het zaad van de Slang zal de Mens der zonde zijn. We nemen dit niet of niet alleen op in de zin zoals vele Joden uit de vader de Duivel waren, Joh. 8:44, nl. door inwerking (zoals de gelovigen in die zin ook kinderen Gods heten) maar in meer letterlijken zijn: Satan zal van het eerste Beest de lichamelijke vader zijn. Gen. 3:15 zegt dit, logisch verklaard. Satan is o.i. ook de lijflijke vader van het tweede Beest, want Op. 13:11 spreekt van een ander Beest. Hier staat in het Gr. het woord "allos" wat betekent: "van dezelfde soort". Hij is dus eveneens door Satan verwekt. Geen wonder dan ook, dat hij spreekt als de Draak. In dit laatste ligt weer een karikatuurtrek met de ware Drieëenheid. God heeft nimmer zijn Geest behoeven te verwekken. Deze was immer bij en in God. Satan moet de Valse Profeet eerst verwekken voor deze er is en kan optreden. Satan in de eindtijd. Satan werkt tot heden toe nog in het verborgen. Hij misleidt de wereld door listige omleidingen. Door allerlei stelsels wederhoudt hij de mens tot God te naderen; door allerlei leugen houdt hij hem in zijn macht. Dit is reeds begonnen vanaf de eerste ongehoorzaamheid, sterker geworden na de Vloed, doorgegaan gedurende de tijd van Mozes tot Christus en dat gaat nu nog door. Echter, dat zal zo niet blijven. Satan bereidt iets voor. Hij wil de ongerechtigheid op het hoogst doen uitbreken; hij kan niet anders, want het inwendige vuur drijft hem er toe. Naarmate de historie voortschrijdt, bereidt hij politiek en godsdienstig de tijd van de Mens der zonde en van de Valse Profeet voor. Eerst als die er zijn, kan Satan zich meer in zijn ware aard openbaren en zich betonen de grote tegenstander van God te zijn. We hebben hierboven reeds, aan de hand van Daniël, uiteengezet, wat er nog te wachten is. Het Beestrijk moet eerst ontstaan. In die tijd vestigt Satan zijn troon op de aarde. Het centrum van zijn macht zal zijn in Pergamus, Op. 2:13. Dan is hij nog wel niet uit de hemel geworpen, maar waar we in Job reeds lezen, dat hij omtrok op de aarde en die doorwandelde, Job. 1:6, en 2:2, iets wat we niet figuurlijk behoeven op te vatten, daar is hiet niet zo heel vreemd, dat hij in de eindtijd een vast punt uitkiest van waaruit hij zijn macht bijzonder zal openbaren. Het is mogelijk van daaruit, dat de voorloopers van de Mens der zonde en van de Valse Profeet hun instructies ontvangen of waarheen ze zich kunnen richten. Er zullen immers velen komen en zeggen: ik ben de Christus en zij zullen velen verleiden, Mt. 24:5. Er zullen vele valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, Mt. 24:24. Er zullen vele valse profeten uitgaan in de wereld, 1 Joh. 4:1. Zij zijn de geesten die niet belijden, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. ‘t Is de geest van de Antichristus, die aan diens komst voorafgaat. Satan zet de volken een beker der bezwijmeling aan de mond, waarvan ze drinken. In hun roes zullen zij tenslotte woeden en ijdelheid bedenken, zich tegen de Here en Zijn Gezalfde verheffen, Ps. 2. In Jer. 25:15-31 heet dit de beker van de grimmigheid des Heren . De oogst der aarde wordt langzamerhand rijp, Op. 14:15. Middelerwijl heeft de Vrouw, Israël, het mannelijk kind gebaard: de uitverkorenen van de eindtijd die eenmaal geroepen zullen zijn de Heidenen te hoeden, Op. 12:5. Deze zullen door hem vervolgd worden, maar God zal ze, mogelijk als een Henoch, wegnemen en in veiligheid stellen. Het Beest in de eindtijd. In de eindtijd verwekt Satan de Mens der zonde. Het is zijn oogmerk dat deze alles regeert. Hij wil God nabootsen en in plaats van Diens Christus zijn zon stellen. Satans kind als hij is, weet de Mens der zonde door vleierij, en bedrog, en mede door geweld, de heerschappij over het Beestrijk te bemachtigen. Hij stelt zich met de afvallige Joden in verbinding en versterkt hun het verbond, één week, d.i. 7 jaar. Mogelijk heeft de Here Jezus op hem het oog als Hij zegt, dat er een ander zal komen in zijn eigen naam en dat de Joden die zullen aannemen, Joh. 5:43. Mogelijk ook geldt deze tekst de Valse Profeet. Hoe ook, het Beest zal als Kleine Hoorn een grote rol in Israël spelen. Het Beest wordt in een krijg gewikkeld. Daarin ontvangt hij een dodelijke wonde. Hij sterft of wordt schijndood en wordt begraven; hij komt in de afgrond. Daaruit herrrijst hij weer; hij bootst Christus’ opstanding na. Nu geeft Satan hem zijn kracht en troon en macht. Dat is in de helft der 70ste jaarweek van Dan. 9. Dan ontstaat een heftige vervolging tegen Israëls heiligen des Allerhoogsten, die de oprichting van het Koninkrijk der hemelen verkondigen, Mt. 24:14; hij doet hun krijg aan, 42 maanden. Hij spreekt grote dingen en lasteringen tegen God. Politiek genomen, schijnt de wereldvrede na de opstanding van het Beest gekomen. Wie immers kan er krijg tegen hem voeren, Op. 13:4. Echter -- wanneer men zeggen zal: Het is vrede en geen gevaar, dan zal een haastig verderf hen overkomen, 1 Thess. 5:3. De vrede en rust blijft niet. Ten eerste is er een andere macht die aan het Beest een doorn in het oog is. Het is de macht van Babel. Dit is de grote Hoer die op het Beestrijk zit. Ze beheerst de economische wereld, de handelspolitiek. Dit heeft niet in eens plaats, het is geleidelijk zo gegroeid. Toen de Mens der zonde opkwam, was dit reeds zo. Het afvallige Jodendom, vooral zetelend in Babel, zal de wereld beheersen. Het Beest zal hieraan aan een eind maken. Zodra het uit de afgrond herrezen is, gaat het met 10 andere koningen regeren. Op. 17:12 zegt immers, dat de tien hoornen tien koningen zijn, die het koninkrijk in het stadium toen Johannes het zag, nog niet ontvangen hadden, maar als koningen macht ontvangen op één ure met het Beest. Dit is, als het als achtste koning gaat regeren. Dat duurt drie en een half jaar. De tien hoornen zullen de Hoer haten en eindelijk in staat zijn haar te verbranden. Het zal niet buiten het Beest omgaan. Hij zal wel de voornaamste drijfveer zijn en zodra hij in de tweede helft het spijsoffer wegneemt, Dan. 9:26, zich ook meer keren tegen Babel als economische Joodse macht. Ten tweede gaan de oordelen door en spitst alles zich meer toe op de strijd tegen God. De zes bazuinen hebben reeds weerklonken voor het Beest uit de afgrond herrijst, de zevende, die zich ontvouwt in zeven fiolen, beter: schalen, werken in de tweede helft van de laatste jaarweek. Bij de vijfde schaal wordt de troon van het Beest verduisterd, Op. 16:10. Dan. 11 laat ons zien wat dit inhoudt. Op de tijd van het einde zal de Koning van het Zuiden (Egypte) tegen hem, de Koning die doet naar zijn welgevallen (vs 36) met hoornen stoten en zal de Koning van het Noorden (Syrië) tegen hem met wagens en ruiters en vele schepen aanstormen. Het "land des sieraads", Palestina, wordt dan het slagveld. Dan zal het Beest de tenten van zijn paleis plaatsen aan den berg des heiligen sieraads, Dan. 11:45, d.i. de tempelberg en dus tegen Jeruzalem optrekken. Nu wordt de zesde schaal uitgegoten; de Eufraat verdroogt en er komt een gebaande weg voor de koningen van het Oosten, de Aziatische volken, die gram tegen het Beest zijn geworden, mogelijk èn van erge het verbranden van Babel, waarmee ook zij gehoereerd hebben, Op. 18:3,9 èn vanwege zijn onderdrukking. Er komt nu een kritieke tijd voor hem. Hij wil er zich uit zien te bevrijden. Hoe dit geschiedt bezien we hieronder, na eerst nog over de Valse Profeet te hebben gesproken. De Valse Profeet in de eindtijd. De Valse Profeet, het tweede Beest, wordt ook in de eindtijd, zeker wel mede door Satan verwekt. Het is de machtige tweelingbroeder van de Mens der zonde. Wie weet, zijn ze ook in werkelijkheid geen tweelingen. De Valse Profeet heeft echter een andere levensloop. Hij voegt zich bij de gelovigen en schijnt vroom. Eerst later komt openbaar, dat hij niet een hunner was. Dan verkeert hij steeds bij het eerste Beest, Op. 13:12. Het tweede Beest komt op uit de aarde, Op. 13:11. Hieronder is waarschijnlijk het land Palestina te verstaan. Hieruit blijkt, dat het mogelijk een Jood is, evenals het eerste Beest dit kan zijn. Het wordt door Johannes gezien met lamshoornen, bewijs dat het Christus na wil bootsen en nederig en onderworpen schijnt. Wie het echter hoort spreken, ziet een grote tegenstelling; het spreekt als de Draak, d.i. werpt allerlei lastering tegen God uit. Ook in het praktische leven zal het een grote tegenstelling vormen met het Lam. Christus ging goeddoende het land door en maakte geen onderscheid. Hij hielp allen die tot Hem kwamen. Het tweede Beest echter zal boycotten. Alleen wie het merkteken van het eerste Beest heeft, kan kopen en verkopen. Hiermee sluit het de gelovigen uit van de dagelijkse levensbehoeften. Velen zullen dan ook hongeren en dorsten. God zal hu het loon niet doen ontgaan, Op. 7:16. Het tweede Beest heeft meer dan één taak. Vooreerst verleidt het door tekenen en wonderen hen die het eerste Beest na zijn herstel nog niet direkt aanbidden. Ten tweede geeft het aan het beeld van het Beest een geest. De Geest is het die levend maakt, zegt de Heer Jezus. Hier zien we de nabootsing daarvan door ‘n geest. Ten derde voert het de aanbidding consequent door door ‘t merkteken. Hiermee breken vreselijke dagen aan; wie het niet heeft, wordt overal buitengesloten. Dit alles is het werk van de Antichristus. Ten vierde zal het alom Vader en Zoon loochenen. Dit is de inleiding geweest tot alles, het is de voortzetting en het einde. Door te wijzen op het Beest en zijn beeld, zal het in de plaats van de ware Mens de Beestmens moeten stellen en waar er nog zullen zijn die aan God en Zijn Christus vasthouden, daar zal het telkens Beiden moeten loochenen en wijzen op Draak en Beest als de ware goden. Voor we het Drietal samen bezien, nog een opmerking. Het verdient aandacht, dat Satan niet alles kan. Hij kan niet als het eerste Beest sterven, hij kan niet als het tweede Beest tekenen doen. Beiden zijn mensen. Waar hij ze nodig heeft, bewijst hij zijdelings, dat de mens van hogere orde is of althans tot iets hogers geroepen is. Satan kan wel verleiden en de mens inspireren, maar moet het aan die mens overlaten God en het werk van Christus na te bootsen. Dit kan hij niet alleen. Net is nu duidelijk waarom hij hen verwekt. Het lot van het drietal. Tot afwending van het gevaar dat het Beest bedreigt als zijn troon onder de vijfde schaal verduisterd is, trekt het naar het "lands des sieraads", Palestina. Daar plaatst het de tenten van zijn paleis aan de berg des heiligen sieraads, d.i. de tempelberg, Dan. 11:45. Geruchten uit het noorden en oosten verschrikken hem, vs. 44. De zesde schaal is inmiddels uitgegoten en heeft de weg bereid van de koningen van het oosten, Op. 16:12. Nu komt het onheilige drietal in aktie: uit de mond van Draak, Beest en Valse Profeet gaan drie onreine geesten, Op. 16:13. Zij moeten de koningen der gehele wereld, d.i. der gecultiveerde en geciviliseerde wereld, bijeenvergaderen tot de krijg van de grote dag des almachtigen Gods, vs. 14. Die onreine geesten zijn geesten van de demonen. Geest is hier een verzamelwoord. Er gaan drie drommen demonen uit, opgeroepen door het machtwoord van het drietal. Alle onderlinge vijandschap wordt voorlopig opzij gezet en zij vergaderen zich in Armageddon, vs. 16. Dit woord betekent: heuvel van Megiddo. Dit terrein ligt ten zuiden van Karmel. Daar worden allen samengetrokken. Dan keren zij zich tegen Jeruzalem, Zach. 14:2. Maar hiermee is het ook uit. Nu grijpt God in en zendt Christus. De hemel wordt geopend en op een wit paard verschijnt Hij Wiens naam is Getrouw en Waarachtig. Achter Hem volgen heerlegers ook op witte paarden, Op. 19:11, 14. De Here strijdt nu tegen de Heidenen, Zach. 14:3. Uit Zijn mond gaat een scherp zwaard om de Heidenen te slaan. Hij trekt het hele land door en "treedt de wijnpersbak van de wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods", Op. 19:15. Hij begint bij de stad, (nl. Jeruzalem), Op. 14:20 en trekt dan naar het noorden en het zuiden. Hij reikt tot Edom toe, Jes. 63:1. De hele afstand is 1600 stadiën (d.i. ± 300 km., de lengte van Palestina). De Schrift stelt ons die tocht dichterlijk voor: ‘t is of de Here bespat is met het rood van de wijn, symbool van de vele verslagenen; de kracht van de volken wordt symbolisch op Zijn kleren gesprengd gezien en Zijn gewaad als bezoedeld, Jes. 63:3. Het is de dag der wrake, vs. 4. De werkelijkheid is, dat Hij niemand met een letterlijk zwaard behoeft te doden: uit Zijn mond gaat het zwaard van Zijn krachtwoord. Wat doet Hij? Hij zal een iegelijks vlees, daar hij op zijn voeten staat, doen uitteren; en een iegelijks ogen zullen uitteren in hun holen; een eens iegelijks tong zal in hun mond uitteren. Zach. 14:12. Verder zal de één de ander aangrijpen, vs. 13, zoals de Midianieten elkaar deden bij Gideons aanval (Rich. 7:22). Hiermee rekent God af met de volken. En het drietal? Satan wordt gegrepen, gebonden en in de afgrond geworpen, Op. 20:2, 3. We zagen in Jes. 14 reeds hoe hij ontvangen wordt. Beest en Valse Profeet worden gegrepen en moeten naar de poel des vuurs die met sulfer brandt, Op. 19:20. Satan blijft duizend jaar in de afgrond waar hij vertoeft te midden van wormen en maden. Een vreselijke straf voor de Zoon des dageraads. Dan wordt hij ontbonden en herkrijgt zijn vrijheid. Het heeft hem niet tot berouw gebracht. Hij verleidt de volken andermaal en stormt aan tegen de legerplaats der heiligen en de geliefde stad, Op. 20:9. De legers worden gedood door vuur en Satan wordt in de poel des vuurs geworpen. Daar ontmoet hij zijn twee zonen die er al 1000 jaar in geweest zijn. Met hun drieën worden ze nu gepijnigd in alle eeuwigheid, zegt de St. V. in Op. 20:40. Het Grieks heeft in de aionen der aionen dat is gedurende de laatste twee aionen. Het einde van Satan is volgens Ezechiël, dat hij tot as wordt op de aarde (Ez. 28); dat van de twee anderen wordt niet vermeld. Zij delen waarschijnlijk in het lot van Satan, hun vader. |