-- Satan -- De Mens der zonde De Valse Profeet De Mens der Zonde XII. HET BEEST. Openb. 13 en 17 Het Beestrijk. Tekent Daniël ons de Mens der Zonde als Kleine Hoorn, Johannes noemt hem het Beest. We vinden deze naam het eerst in Openbaring 13. Om dit hoofdstuk te verstaan, moet men enig inzicht hebben in Daniël. We gaven hierboven enig overzicht ervan. We komen er hier op terug. We zagen, dat nadat het vijfde rijk van Daniël 2 geweest is, alles in een toestand van oplossing of beweging komt, dat er ontstaat een "zee", een beweging en golving onder de volken en natiën. Daniël ziet uit deze zee de vier dieren opkomen.
Men ziet, dat de vier dieren tegelijk opkomen. Als deze er zijn, maakt het vierde dier zich van de heersappij over de andere meester en ontstaat er een eenheid, die Johannes als één dier ziet. 't Is eigenlijk een complex van rijken. De innerlijke eenheid die ze gemeen hebben is, dat alles "beest" is; dat is de eenheid van hun natuur.
Spreekt Daniël van vier dieren, Johannes spreekt van één Beest. Noemt Daniël leeuw, beer, luipaard, Johannes ziet de trekken niet als afzonderlijke eenheden maar als behorend bij een geheel. Dit wijst op een eenheid in natuur, in uiting, in streven. Wat staatkundige toestand betreft, onderscheidt hij wel degelijk de delen. Hij ziet immers zeven hoofden en tien hoornen. De tien hoornen zijn tien koningen. Dit zegt het vers met de woorden: "op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden". We vinden dat ook in Dan. 7. In vs. 7 vinden we, dat het vierde, het verschrikkelijke en gruwelijke dier, tien hoornen had en vs. 24 zegt: "Belangende nu de tien hoornen, uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan". Ze vormen met elkaar dus een statenbond. De zeven hoofden zijn als volgt te verklaren. Het "Beest", het gehele Beeld van Dan. 2 omvattend, bestaat uit Babylonië, met één hoofd, uit Medo-Perzië, met één hoofd, uit Griekenland met vier hoofden, immers, Dan. 8:8 en 22 wijzen er op, dat er vier rijken uit ontstaan zijn en uit het vierde dier, Pan-Europa. Dit zal dan ook één hoofd hebben en verder verdeeld zijn in tien koninkrijken. De "hoofden" wijzen op opperkoningen of keizers, op de leiders van statenbonden. Deze hoofden zijn één in uiting en streven: "allen lasteren God". Aan dit Beestrijk nu geeft Satan zijn kracht en troon en grote macht, Openbaring 13:2b. De St.V. zet hier "hem". Het woord "Beest" is in het Grieks onzijdig het woord door "hem" vertaald, kan betekenen "aan het" (zelve) of "aan hem". Wij menen, dat hier "het" moet staan krachtens het logisch verband. Satan geeft eerst dat rijk alles wat hij te geven heeft. Later geeft hij de macht aan één persoon, wat we nader zullen zien. Johannes spreekt hier nog over het rijk, het Beestrijk. Eerst daarna geeft hij aan, dat dit rijk later kracht, troon en macht heeft in en door een persoon. De Beestmens. Van het Beestrijk is onderscheiden de persoon die ook Beest genoemd wordt, de Beest/mens. Hiervan spreekt Openbaring 13 nu verder.
Eén van de hoofden van het Beestrijk wordt ten dode verwond. Nochtans herstelt het zich. Het heet ook Beest. Dat dit een persoon is, blijkt uit het aanbidden er van. De wereld aanbidt de Draak, d.i. Satan, een "persoon" en het Beest, wat zeker geen Beestrijk zal zijn maar ook een persoon. Nog duidelijker, en tevens beslissend, is Openbaring 17:11: "En het Beest dat was en niet is, die is ook de achtste koning". Het Beest heet hier een koning, geen rijk. We hebben dus een Beestrijk, en daarover handelt Openbaring 13:1 en 2, en een Beestpersoon, een Beestmens. Een koning, en daarover handelt dan Openbaring 13 en vs. 3 e.v. verzen. Johannes zegt er nog meer van.
Dit alles betreft de Beestmens. Na de genezing van de dodelijke wonde (zie 13:14) opgedaan in een oorlog (want vs. 4 zegt: wie kan krijg voeren tegen hetzelve), krijgt het een grote mond en gaat lasteren. Hier gaat bijzonder de periode in van de Wetteloze, van het zich tegen stellen en verheffen boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt (2 Thess. 2). Na de genezing van de dodelijke wonde meent het Beest thans alles te kunnen. Het gaat ook de heiligen beoorlogen en krijgt macht over alles. Het wordt nu aangebeden door velen. Dit omvat een periode van 3½ jaar, 42 maanden, en heeft plaats in de tweede helft van de laatste jaarweek (van 7 jaar) van Daniël 9. We vonden reeds dat dan slacht- en spijsoffer worden weggenomen. Dit zal ook door het Beest geschieden. " We hebben reeds gezegd, dat we het Beest voor dezelfde persoon houden als de Kleine Hoorn. We willen dit hier nader aantoonen. We citeren daartoe enkele verzen uit Dan. 7.
De kleine Hoorn spreekt grote woorden, hij vervolgt de heiligen des allerhoogsten en doet dit 3½ jaar. We vinden hier dezelfde trekken als bij het Beest van Openbaring 13. Beide zijn politieke figuren, beide doen hetzelfde, beide doen het even lang. We mogen ze daarom zonder bezwaar voor dezelfde persoon houden en zeggen, dat het Beest de Kleine Hoorn is. Dan verstaan we ook door Openbaring 13:2 te beter Dan. 8:24 "en zijn kracht (nl. die van de Kleine Hoorn) zal sterk worden, doch niet door zijn kracht", d.i. door eigen kracht. Want, de Draak geeft hem de kracht. De achtste koning. De Openbaring leert ons nog meer van het Beest; er staat, dat hij de achtste koning is, 17:11. Om dit te verstaan is het nogmaals nodig weer naar de rijken van Daniël 2 en 7 terug te gaan. Als het gehele Beeld weer tegenwoordig is, als het vierde rijk van Dan. 7 de overige vertreden heeft, als er een Beestrijk ontstaan is zoals Johannes dat ziet, dan heerst daarin nog direct de Beestmens niet. Aan hem vooraf gaan vijf andere koningen. Wie meester is van het Beestrijk, is heerser op aarde. Echter, de troon is wankel. Vijf koningen moeten de een na de ander het onderspit delven. In die tijd is de mens der zonde er mogelijk al, maar is hij nog de Verachte en zeker nog geen leider van het Beestrijk. Johannes wordt nu in de geest gevoerd naar de tijd, dat de zesde er nog niet is. 't Is een tijd van koningloos bewind. "Vijf zijn gevallen, en de één (nr. zes dus) is nog niet gekomen". Lang zal hij, als hij er is, niet blijven. "En wanneer hij zal gekomen zijn, moet hij een weinig tijds blijven". Dan neemt de Verachte, de Kleine Hoorn, zijn kans waar. Hij vernedert drie der tien (onder) koningen en maakt zich meester van de troon van het Beestrijk. Hij is dan de zevende leider, het zevende opperstaatshoofd van het ontzaglijke rijk dat Voor-Azië en geheel Europa, mogelijk ook Siberië omvat. Nu geschiedt er iets: de Beestmens krijgt de dodelijke wonde van het zwaard, 13:14 en sterft, althans, hij gaat naar de afgrond. "Het Beest, dat gij gezien hebt, was en is niet", 17:8. De afgrond is het graf, wat blijkt uit Rom. 10:7 vergeleken met Mt. 12:40. De Beestmens sterft, hetzij werkelijk, hetzij in schijn. Hij blijft echter niet in die (schijn) dood maar herleeft. Hij komt weer op uit de afgrond, 17:8. Dan neemt hij zijn plaats weer in en wordt als achtste koning aangemerkt.
In die herleefde vorm nu, dat is gedurende de laatste helft der 70ste jaarweek, gaat hij woeden zoals we reeds gezien hebben. Dan -- hoewel hij zal staan tegen de Vorst der vorsten, zal hij toch verbroken worden, Dan. 8:25. Hij zal tot zijn einde komen en zal geen helper hebben, Dan. 11:45. Hij gaat, zegt Openbaring 17:8 en 11, ten verderve. Hij is de Zoon der verderfenis. Hij wordt, zoals we reeds zagen, verdaan door de geest van Christus' mond, dat is door Zijn krachtwoord, en tenietgedaan, d.i. van kracht ontdaan, door de verschijning Zijner toekomst. Zonder dat een hand hem aanroert, zal hij machteloos worden. Dan wordt hij gegrepen en in de poel des vuurs geworpen. Openbaring 19:20. Hij komt niet, zoals Satan, in het graf, maar krijgt in eens de straf van de vuurpoel.
|