Levend Water

De zeventig weken
van Daniël




................ Vrijgegeven gedeelte van de brochure

2.5 Kores' proclamatie of Artaxerxes' brieven
Veel bijbelverklaringen gaan er vanuit dat het Artaxerxes was in Neh. 2, van wie het woord uitging. Wij hopen te hebben aangetoond, dat niet Artaxerxes, maar Kores het woord van de engel in Dan. 9:25 vervulde. In Neh. 2 is er niets, wat aan de woorden van de engel beantwoordt. Geen bevel, decreet of oproep ging uit. Alleen werden brieven gegeven aan Nehemia, die hem een veilige reis gaven naar Jeruzalem, (Neh. 2:7) en hem in staat stelde hout te betrekken van de houtvester des konings, (Neh. 2:8) voor de poorten en voor de muur van de stad en voor het huis, waarin Nehemia zijn intrek zou nemen.

Hiernaast is het veelbetekenende decreet van Kores verbonden met het gehele schema van de bijbelse chronologie. Want het was 70 jaar vanaf het begin van de ballingschap, dat Kores' stem door het gehele wereldrijk ging, terwijl van het tijdstip, dat Nehemia brieven meekreeg in het 20ste jaar van koning Arthahsasta, niet vast staat, wanneer dit exact plaatsvond. Het woord 'Artaxerxes' is een titel. Het betekent 'hoofd-heerser' en wordt als aanspreektitel aan alle Perzische koningen gegeven. Sommigen denken dat de heerser waarvan hier sprake is in Nehemia, Darius (Hystaspes) is en dat hij dezelfde is als de Ahasveros van Esther. Anderen denken dat hij Longimanus is, die Xerxes opvolgde.

Maar hoe het ook zij, als wij kijken naar Kores is er geen enkele twijfel over wanneer het woord van Kores uitging in het gehele rijk om het volk vrij te laten en te laten wederkeren naar Juda om Jeruzalem met zijn tempel te herbouwen. Het vond plaats aan het eind van de 70 jarige ballingschap en in Ezra 1:1-4 vinden wij het verslag van het uitgaan van de stem, welk woord volmaakt de profetieën vervulde van zowel Jesaja als Jeremia, en die ook volkomen het gebed van Daniël beantwoordde geheel in overeenstemming met de woorden van Gabriël in Dan. 9:25. Bovendien geeft de Schrift veel aandacht aan dit decreet van Kores. Niet alleen vinden wij het terug in Ezra 1:1-4, maar ook in 2 Kron. 36:22-23, waarbij in beide gedeeltes de datum uitdrukkelijk wordt genoemd, opdat wij het zouden 'weten' en het zouden 'verstaan'.

22 Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Perzië, wekte de Here, opdat het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest van Kores, de koning van Perzië, op, om door zijn gehele koninkrijk, ook in geschrifte, deze oproep te doen uitgaan: 23 Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft de Here, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort, de Here, zijn God, zij met hem, hij trekke op. (2 Kron. 36)

Vanaf deze datum verlopen er eerst 7 weken, waarin een deel van het volk uit Babel wederkeert naar Juda en waar met veel horten en stoten de hoofdstad Jeruzalem inclusief zijn tempel en zijn muur werden herbouwd. Door de tegenstand en intriges van de vijanden der joden duurde het 49 jaar, voordat eindelijk het decreet van Kores geheel was uitgevoerd. Jeruzalem werd herbouwd, maar het vond plaats in de benauwdheid der tijden, (Dan. 9:25 Statenvertaling).



3. De 62 weken tot op Messias, de Prins


3.1 De zalving bij Zijn doop
De woorden van Dan. 9:25 'tot op een gezalfde, een vorst', letterlijk 'tot op Messias, de Prins' geven het doel aan, waartoe de lange chronologische lijn van de bijbel heeft geleid. In de dagen van Daniël stond de stem van het profetisch woord op het punt te verstommen en de geïnspireerde geschiedenis van God's oude volk stond op het punt op te houden. Maar voordat dit ging gebeuren, wordt het laatste stadium van de chronologie van het Oude Testament bekend gemaakt aan 'Daniël, de Profeet' en door hem vastgelegd in het 'Woord der Waarheid'. Vanaf de uitgangs des woords van Kores, tot op de grote Verlosser, 'Messias, de Prins', zijn zeven weken, en twee en zestig weken.

Weet dan, en versta: van den uitgang des woords, om te doen wederkeren, en om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias, den Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden. (Dan. 9:25 Statenvertaling)

De 7 weken (49 jaar) waren een tussenperiode. Maar nadat deze herstelperiode voorbij was, hoefde men alleen nog maar 62 weken (434 jaar) te rekenen om uit te komen op Messias, de Prins. De woorden 'tot op Messias, de Prins' vertellen ons met alle zekerheid tot op welk punt in het leven van Jezus Christus de 62 weken reikte. Het woord Messias (een equivalent van het griekse Christos) betekent 'Gezalfde'. Wij vragen daarom de lezer: 'Waar in het aardse leven van onze Heiland werd Hij gezalfd en gepresenteerd aan Israël?' Het antwoord wordt ons duidelijk gegeven in de Evangeliën en de Handelingen. Het was bij Zijn doop in de Jordaan, want toen was het, dat de Heilige Geest op Hem neerdaalde in de lichamelijke gestalte van een duif; en het was toen Johannes de Doper van Hem getuigde, dat Hij de Zoon van God was en het Lam Gods. De Apostel Petrus verklaard:

37 Gij weet van de dingen, die geschied zijn door het gehele Joodse land, te beginnen in Galilea, na de doop, die Johannes verkondigde, 38 van Jezus van Nazareth, hoe God Hem met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem. (Hand. 10)

Vanaf het moment van Zijn doop was Jezus van Nazareth 'de Gezalfde' en begon Hij als 'Christus' met Zijn openbare Messiaanse dienst, als 'een dienaar van besnedenen', (Rom. 15:8). Van deze belangrijke gebeurtenis van Zijn zalving met de Heilige Geest en met kracht bij Zijn doop hebben wij ook het eigen getuigenis van de Heer. Nadat Hij in de kracht van de Geest was teruggekeerd naar Galilea, waar Hij volgens Jes. 9:1-2 zou verschijnen als 'een Groot Licht', (zie ook Matth. 3:12-16) ging Hij op de sabbat naar de synagoge in Nazareth, waar Hij begon voor te lezen uit de profeet Jesaja, zeggende, (Luk. 4):

16 En hij kwam te Nazareth, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. 17 En Hem werd het boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is: 18 De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden 19 om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren. 20 Daarna sloot Hij het boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten. 21 En de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld.

Wij hebben dus nota bene het woord van de Heer Zelf, dat Hij op dat moment van Zichzelf verklaarde dat Hij 'de Gezalfde' was, dat is 'de Messias'. Alle aanwezigen in de synagoge, die hun oog allemaal op Hem gericht hielden, (vers 21), hadden drommels goed door wat de Heiland verklaarde, toen Hij in vers 18 zei 'De Geest des Heren is op Mij', daarom, 'dat Hij Mij gezalfd heeft', om aan armen het evangelie te brengen'. Johannes de Doper was gezonden om 'te getuigen' van Christus, 'opdat allen door hem geloven zouden', (Joh 1:6-7). De dienst van Johannes, namelijk dat hij kwam dopen met water, had maar één doel: 'Het openbaren van Jezus van Nazareth als Messias (Christus) aan Israël'.

En zelf wist ik niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik dopen met water. (Joh. 1:31)

Deze speciale dienst van Johannes was voltooid op het moment van Christus' doop. Want op het moment dat de Here Jezus werd 'gezalfd' met de Heilige Geest en aan Israël geopenbaard werd door het getuigenis van Johannes de Doper, werden de woorden van de profetie 'tot op Messias, de Prins' volledig vervuld. Bij deze grote en wondervolle gebeurtenis werd Jezus van Nazareth gezalfd tot Messias, 'de Prins'. En vanaf dat moment ving Hij Zijn openbaar optreden aan als Gezalfde. Tot de dag van Zijn dood, wandelde Hij voortdurend onder het volk van Israël als Messias en wijdde Hij zich volkomen aan de vervulling van Zijn Messiaanse dienst; in het goed doen; in het bekendmaken van Zijn Vader's Naam; in het doen van de werken van de Vader; in het spreken van de woorden van de Vader; de zieken genezende; de blinden het gezicht gevende, de melaatsen reinigende, de doden opwekkende en om het aangename jaar des Heren te verkondigen. De tijd was vervuld. De 62 weken van Dan 9 waren om en Christus maakte Zich bekend aan Zijn volk.

en Hij zeide: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie. (Mark. 1:15)


3.2 De Gezalfde
Zelfs nog voordat Hij Zich bekendmaakte in de synagoge van Nazareth als 'God's Gezalfde', had Hij openlijk tegen de samaritaanse vrouw gezegd: 'Ik, die met u spreek, ben het'.

25 De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt, die Christus genoemd wordt; wanneer die komt, zal Hij ons alles verkondigen. 26 Jezus zeide tot haar: Ik, die met u spreek, ben het. (Joh. 4)

Als gevolg van het getuigenis van de vrouw in haar eigen stad, verzoeken de samaritanen de Heiland bij hen te blijven. Twee dagen bleef de Heiland daar, voordat Hij vertrok naar Galilea en nog veel meer werden gelovig om Zijn woord. En zij zeiden tot de vrouw:

En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben [Hem] gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus (de Gezalfde), de Zaligmaker der wereld. (Joh. 4:42)

Het doel, zowel als het gevolg, van de openbare dienst van Johannes de Doper om van Christus te getuigen en Hem door de doop bekend te maken aan Israël, wordt nog eens onderstreept, als wij luisteren naar het getuigenis van hen, die Christus na Zijn doop, na Zijn zalving, gingen volgen.

40 Andreas, de broeder van Simon Petrus, was één van de twee, die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren; 41 deze vond eerst zijn broeder Simon en zeide tot hem: Wij hebben gevonden de Messias, wat betekent: Christus. (Joh. 1)

In het Woord van God heeft de Heilige Geest als Auteur van de Schrift er nadrukkelijk voor gezorgd dat dit belangrijke feit, (dat Jezus van Nazareth 'de Gezalfde' was), zowel werd vastgelegd in het Hebreeuws (Messias), als in het grieks (Christos), zodat zijn betekenis nooit verloren zou gaan. De Geest van God stapelt dus bewijs op bewijs, dat de Here Jezus vanaf Zijn doop en bekendmaking aan Israël God's Gezalfde was, de Messias. In heel het aardse leven van de Heiland is er geen enkele andere gebeurtenis, die de woorden van Gabriël benadert 'tot op Messias, de Prins'. De Schrift wijst ons absoluut op de gebeurtenis, toen de Heiland gezalfd werd en als 'Gezalfde', als 'Messias', als 'Christos', bekendgemaakt werd aan Israël en Hij Zijn openbare Messiaanse dienst begon. Zijn doop markeert exact het einde van de 62 weken.

Weet dan, en versta: van den uitgang des woords, om te doen wederkeren, en om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias, den Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden. (Dan. 9:25 Statenvertaling)

Volgens de bijbelse chronologie onderzocht door Dr. M. Anstey komen wij dan in An. Hom. 4071 of te wel 26 n. Chr. Vanaf de uitgang des woords in het 1e jaar van Kores in An. Hom. 3589 of te wel 457 v. Chr. 'tot op Messias, de Prins', dat is tot op Zijn doop, Zijn zalving, verstrijken er 'zeven weken en twee en zestig weken' totaal 49 + 434 = 483 jaar. Dit brengt ons in het jaar 26 n. Chr., waar de Heer op 30-jarige leeftijd met Zijn openbare dienst als Gezalfde begon.

21 En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, 22 en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde, en dat er een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen. 23 En Hij, Jezus, was, toen Hij optrad, ongeveer dertig jaar, een zoon, naar men meende, van Jozef, de zoon van Eli, (Luk. 3)


3.3 De Prins
Men dient er acht op te slaan, dat de Heiland optrad als 'Messias, de Prins' en niet als 'Messias, de Koning' in zijn drie-jarige omwandeling op aarde. De statenvertaling heeft: 'tot op Messias, den Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken', (Dan. 9:25). Het woord 'Vorst' betekent '(kroon)prins'. Toen de Here Jezus in het openbaar begon op te treden, trad hij op als kroonprins. Een kroonprins heeft erfrecht op de troon. Zo had ook de Here Jezus als de zoon van David rechten op de troon van zijn vader David, (Luk. 1:30-33). Maar een kroonprins, net zoals onze kroonprins Willem Alexander, is nog geen koning. Daartoe moet hij eerst de troon bestijgen, het koningschap over het koninkrijk aanvaarden en uitgeroepen worden tot koning. In de bijbel zien wij bijvoorbeeld, dat Saul eerst door Samuel tot prins gezalfd wordt, (1 Sam. 10:1),

Toen nam Samuel de oliekruik, goot haar uit over zijn hoofd, kuste hem en zeide: Heeft de Here u niet tot vorst over zijn erfdeel gezalfd?

Dit is hetzelfde woord 'vorst' in de grondtekst als in Dan. 9:25, namelijk nahgeed 'prins'. Maar het is pas geruime tijd later, dat Saul tot koning uitgeroepen wordt, (1 Sam. 10:24). Hetzelfde zien wij bij David. Eerst zalft Samuel David te midden van zijn broeders (1 Sam. 16:13), maar het is pas jaren later, dat David daadwerkelijk koning wordt over Israël. Zo werd ook de Here Jezus bij Zijn doop gezalfd tot (kroon)prins en trad Hij ook op als de Gezalfde, de Prins. Hij was nog niet de Gezalfde, de Koning. Hij overlegde wel Zijn geloofsbrieven, maar het volk aanvaardde ze niet en aan het einde van Zijn openbare Messiaanse dienst verwierpen ze Hem. Wij zien hier in Dan 9:25 en 26, hoe exact Gabriël zich over Christus uitspreekt, door Hem niet de titel te geven, 'Messias, de Koning', maar 'Messias, de Prins'. Het is pas na de 70 weken, dat Christus als 'Messias de Koning' Zijn Koninkrijk zal openbaren en Zichzelf in heerlijkheid zal openbaren als de Koning der koningen en de Here der heren.



4. Na de 62 weken


De profetie van Dan. 9 over de 70 weken gaat na vers 25 over wat er na de 62 weken zal geschieden.

26 En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. 27 En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is (Dan. 9)


4.1 De uitroeiing van 'Messias, de Prins'
Het eerste wat ons medegedeeld wordt, wat er na de 62 weken zal gaan gebeuren, is dat Christus zal worden uitgeroeid. Dit woord voor 'uitroeien', in het Hebreeuws kahrath, wijst op een geweldadige dood. De eerste keer dat het in de bijbel voorkomt, is na de zondvloed, waar God belooft, 'dat voortaan niets dat leeft, meer door de wateren van de zondvloed zal worden uitgeroeid', (Gen. 9:11). Ook in Leviticus en Numeri komen wij het veelvuldig tegen, waar het gebruikt wordt, dat als iemand in sommige gevallen de wet overtreedt, hij de doodstraf ontvangt.

30 Maar wie iets met voorbedachten rade doet, hetzij geboren Israëliet, hetzij vreemdeling, die zal een lasteraar van de Here zijn, die zal uit zijn volk worden uitgeroeid, 31 want hij heeft het woord des Heren veracht en zijn gebod geschonden; die zal zeker uitgeroeid worden, zijn ongerechtigheid is op hem. (Num. 15)

Het woord kahrath wordt ook gebruikt voor het maken van een verbond. De eerste keer in die betekenis in de bijbel komt voor in Gen 15:18, waar wij lezen hoe God met Abram een verbond sluit. Maar zo'n verbondssluiting ging gepaard met bloedstorting en offerande. Abram nam diverse dieren, deelde ze middendoor en legde de stukken tegenover elkander, (vers 9-10), waarna God tussen de stukken doorging, (vers 17). Zo sloot God Zijn verbond met Abram. Zo sloot God ook met Israël het nieuwe verbond door het offer van Christus op het kruis. Kahrath wordt daarnaast nog gebruikt voor 'afsnijden', (1 Sam. 24:5). Dit precies gebeurde er. Het oude verbond werd afgesneden en het nieuwe verbond werd gemaakt in Zijn bloed (Luk. 22:20).

Dan 9:26 spreekt duidelijk ervan, dat dit na de 62 weken geschied-de, en niet dat het op of aan het eind van de 62 weken plaatsvond. Hoe lang dit na het jaar 26 n. Chr. heeft plaatsgevonden, staat niet aangegeven in de Schrift. Maar als wij afgaan op de tijdsaanduidingen in de Evangeliën, dan is daar uit op te maken, dat de omwandeling van Christus ongeveer drie jaar heeft geduurd en dat deze eindigde met Zijn kruisdood, vermoedelijk in 28 of 29 n. Chr.

'Terwijl er niets tegen hem is' zegt de NBG. De Statenvertaling heeft: 'En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem zelven zijn'. Letterlijk staat er: 'Doch er is niets voor Hem'. Dit betekent, dat het openbaar optreden de Here Jezus niets opleverde. Het bracht Hem niet het koninkrijk. Hij kon het koninkrijk niet oprichten, omdat de zijnen Hem niet aannamen, (Joh. 1:11).

Velen zijn gecharmeerd van de uitleg van Sir Robert Anderson, die uitgaande van profetische jaren van 360 dagen komt tot een periode van 173.880 dagen. Vanaf de uitgang des woord tot op 'Messias, de Prins' [7 weken + 62 weken = 483 jaar (x 360) = 173.880 dagen]. Anderson gaat ervan uit, dat de toestemming die Arthahsasta in zijn 20ste regeringsjaar gaf aan Nehemia om de muren van Jeruzalem te herstellen, het punt is, waarop het woord uitging. Ondanks dat er geen exacte tijdsaanduiding is, gaat Anderson uit van de eerste dag van de eerste maand Nisan, en stelt deze vast op 14 maart 445 v. Chr. Vanaf die datum gerekend, telt hij 173.880 dagen en komt dan uit op de 10e Nisan (6 april) in 32 n. Chr. Volgens Anderson vond toen de intocht in Jeruzalem plaats, gevolgd 5 dagen later door de kruisiging.

Wij zijn het niet met Anderson eens om de volgende redenen:


Het woord ging niet uit in Neh. 2, zoals wij uitgebreid hebben gezien in hoofdstuk 2. Koning Arthahsasta gaf alleen maar persoonlijke brieven mee aan Nehemia. En de herbouw van de muur onder Nehemia in 52 dagen betrof alleen maar een reparatie van een beschadiging, die zeer recent was aangebracht door de vijanden der Joden. Het Woord ging duidelijk van Kores uit, die in het gehele rijk zijn proclamatie liet omroepen aangaande de vrijlating der Joden en het bevel naar Juda weder te keren, (Ezra 1:1-4). Het was Kores, die tot Jeruzalem zei: Het worde herbouwd en tot de tempel: Het worde gegrondvest, (Jes. 44:28), niet Arthahsasta. Dit was reeds voorzegd door de profeet Jesaja, die nota bene al de naam van Kores had geprofeteerd!

Anderson rekent met profetische jaren i.p.v. met gewone jaren. Zoals wij zagen, kan men wel voor een korte periode met jaren van 360 dagen rekenen, maar beslist niet voor lange perioden. Binnen de kortste keren verschuiven de maanden en de seizoenen zo sterk, dat de Joden bijvoorbeeld het feest van de eerstelingsgarve zouden moeten vieren, terwijl er niets te oogsten is en er nergens een eerstelingsgarve van het veld is te halen.

Dan. 9:25 zegt dat Messias, de Prins, pas na de 62 weken uitgeroeid wordt. Niets laat ons toe deze gebeurtenis juist aan het einde van de 62 weken te plaatsen, zoals Anderson doet.

Het 20ste jaar van Arthahsasta is vanuit de bijbelse chronologie met geen mogelijkheid exact te traceren. Anderson neemt wel aan dat deze plaats vond in 445 v. Chr., maar vanuit de bijbel is dit niet vast te stellen. Het jaar van de proclamatie van Kores echter is vanuit de bijbelse chronologie wel degelijk te traceren, zoals Dr. M. Anstey in zijn boek laat zien, waarvan wij zijn bevindingen beknopt in een chronologisch overzicht hebben geplaatst.



4.2 Het begin van de 70 weken
De vergissing die men bij de uitleg van de 70 weken veel maakt, is dat men direct begint te tellen vanaf de uitgang des woords. Volgens bijna alle uitleggers beginnen daar de 70 weken te lopen. Het was C.H. Welch die inzag, dat de Schrift dit echter niet doet. De vergissing die men namelijk maakt, is dat men in Dan 9:25 'de 7 weken en de 62 weken' bij elkaar gaat optellen en dan in deze verzen gaat inlezen '69 weken'.

De Schrift echter telt niet op en begint dienovereenkomstig niet met het tellen van de 70 weken vanaf de uitgang des woords, want dan zou vers 26 moeten luiden: 'En na de 69 weken zal een gezalfde worden uitgeroeid'. Nee, de Schrift telt niet op, maar zegt: 'En na de 62 weken zal een gezalfde worden uitgeroeid', (vers 26). De Schrift maakt duidelijk onderscheid tussen de 7 weken en de 62 weken, (vers 25) en begint pas te tellen aan de 70 weken, als na 7 weken de wederkeer uit de ballingschap en de herbouw van de stad Jeruzalem met alles wat daarbij behoort, definitief zijn afgerond.

Pas na de herstelperiode van 49 jaar vangt de Schrift aan met tellen en telt dan exact 62 weken tot op Christus (Zijn bekendmaking aan Israël door Zijn doop, door Zijn zalving). Jezus begint dan met Zijn openbaar optreden als 'Gezalfde', (als Messias, als Christos). Vers 26 meldt dan hoe dit afloopt. Na de 62 weken zal Christus worden uitgeroeid. Dit geschiedde op het kruis van Golgotha.


4.3 De weken na Christus' zalving
De Schrift telt dus niet alleen tot op de 62 weken, maar ook erna, dus de 63ste week in. Als de 62 weken, eigenlijk 69 weken zouden zijn, (omdat men begint te tellen vanaf de uitgang des woords in plaats vanaf het moment dat de herbouw van Jeruzalem afgerond was), en er is (zoals men beweert) nog maar één week over, namelijk de 70ste in de toekomst, dan kan men onmogelijk na de 69ste week gaan tellen, zoals vers 26 doet, want dan telt men al in de 70ste week, terwijl die ligt nog in de toekomst ligt (zoals men zelf leert). Wij zien hieruit dat de Schrift het zelf niet toelaat om van de 62 weken, 69 weken te gaan maken. De Schrift telt 62 weken tot op de zalving van Christus bij Zijn doop en telt daarna gewoon door de 63ste week in.

Nadat Christus zich bekendgemaakt heeft aan Zijn volk en waarschijnlijk zo'n drie jaar rondgewandeld heeft, is Hij ergens in die 63ste week uitgeroeid, omdat Zijn volk Hem niet aannam, maar verwierp. Maar ook na het kruis telt de Schrift de weken gewoon door in de Handelingen. Voor Israël veranderde er niets in de relatie met God. Zij bleven Gods volk, (Ammi). Dat Israël de Leidsman ten leven had gedood, wordt Israël vergeven (Hand. 3:15-17) en opnieuw wordt het evangelie van het koninkrijk Israël gepredikt, nu door de 12 Apostelen.

Zoals elders in de brochures van Levend Water ruim is besproken, duurde het tot het einde van de Handelingen, voordat de aanbieding van het koninkrijk voor Israël teruggetrokken werd, en Israël in zijn huidige Lo-Ammi status kwam. Het is pas in Hand. 28 als Israël voor de tweede maal pertinent weigert Jezus als Christus, als Messias, als Gezalfde, te aanvaarden, (Hand. 28:23-24), dat God door de mond van Paulus heen het oordeel van Jesaja 6 over het volk laat uitspreken, (Hand. 28:25-29).

26 zeggende: Ga heen tot dit volk en zeg: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken; 27 want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen en met hun oren niet horen en met hun hart niet verstaan en zij zich bekeren, en Ik hen zou genezen. (Hand. 28)

Het is pas hier in Hand. 28, dat Israël ter zijde wordt gezet en Israël's hoop, zegeningen en beloften worden opgeschort. Dit geschiedde niet bij het kruis of op de pinksterdag. Hand. 28:28 is de grenslijn der bedelingen (zie LW , nr 1, Gods grenslijn - Hand. 28:28) en tot dat tijdstip hadden de 70 weken hun loop. Gerekend vanaf de doop van Christus (Zijn zalving en bekendmaking aan Israël) in 26 n. Chr. verlopen er 5 weken, of te wel 35 jaar tot op 61 n. Chr. waar Paulus het oordeel van Jes. 6 in Hand. 28 over het volk Israël uitspreekt. Daar stopt pas Gods tijdklok te tikken voor Israël, dus niet op het kruis, of op de pinksterdag, waar bijna iedereen bij de uitleg van Dan. 9 vanuit gaat. Er zijn dan 62 + 5 = 67 weken verlopen van de 70.

Totaal kreeg Israël 5 weken de tijd Christus te aanvaarden, eerst door het optreden van Hemzelf, daarna door het optreden van de 12 Apostelen der besnijdenis, (Hebr. 2:3-4). Twaalf getuigen die optraden voor de twaalf stammen van Israël. Het getal 5 is het getal van de genade. Ondanks dat Israël Christus verwierp en hun Messias nagelde aan het kruis, werd hen genade verleend en kregen zij uitgebreid de gelegenheid Hem alsnog te aanvaarden, 5 weken (35 jaar) lang.


4.4 De 3 laatste weken
Momenteel staan er dus nog 3 weken van de 70 weken, dat is 21 jaar, voor Israël op het programma. Totaal 21 jaar, waarin ze weer na hersteld te zijn, 21 jaar lang als Gods volk in de staat van Ammi (Mijn volk) mogen wandelen en werken in de dienst van God op aarde. Drie weken, waarin Israël weer zal functioneren als Gods kanaal van zegen voor deze wereld. Want het Heil is uit de Joden, (Joh. 4:22). In Hand. 28:28 week dit Heil Gods van hen en werd Hij gezonden aan de Heidenen. Nu treedt God in gemeenschap met de Heidenen buiten Israël om. Maar er komt een tijd, dat Israël na weer hersteld te zijn in de relatie met God, zal gaan functioneren als Gods kanaal van zegen voor de wereld.


4.5 De toekomstige herstelperiode
Dit komen in de relatie tot God als Ammi en dit optreden van Israël als een heilige natie, als een volk Gode ten eigendom, zal niet van de ene op de andere dag zomaar plaatsvinden. ....................... enz.




Bent u geïnteresseerd geraakt?

Bestel de brochure

    





© Levend Water