en de Prijs der Roeping Gods
3. Paulus verlangen en keuze
3.1 Sterven is gewin Daarom spreekt Paulus erover, dat hij hoopt, dat hij in geen enkel opzicht beschaamd zal staan als zijn zaak voor de keizer dient. Maar dat hij met alle vrijmoedigheid over Christus mag spreken, zoals hij steeds gedaan heeft, tegenover de keizerlijke garde, de praetoriani, (Filp. 1:13 'het gehele hof') en het huis van de keizer (Filp. 4:22). Zijn vurig verlangen is dat ook nu Christus zal worden grootgemaakt in zijn lichaam, hetzij door zijn leven, hetzij door zijn dood, (Filp. 1:20). Daarom vervolgt Paulus in vers 21:
Vaak kunnen mensen Paulus hier niet volgen als hij zegt dat voor hem het sterven gewin is. Bijvoorbeeld G.J. Pauptit zegt:
Als Paulus nog leefde in de Handelingentijd, ja dan was sterven absoluut geen gewin. Dat betekende dan inderdaad een gaan in het graf, het ontkleed worden en wachten op het moment van de opstanding bij de komst des Heren waarbij de opgestane samen met de levenden de Here zouden tegemoet gaan in de lucht, (1 Thess. 4:13-18). Dit verlangde Paulus in de Handelingenperiode niet, (2 Cor. 5:4). Hij wilde toen niet ontkleed worden, het graf in gaan en zo wachten op Zijn komst en de vereniging met Hem, maar hij wilde overkleed worden. D.w.z. als levende meemaken dat hij in een ondeelbaar ogenblik veranderd zou worden (1 Cor. 15:51-52) en dat hij overkleed zou worden met een verheerlijkt lichaam om zo de Here tegemoet te gaan in de lucht. Zo haakte Paulus ernaar in de Handelingenperiode om als levende de komst des Heren mee te maken en zo met de woonstede uit de hemelen als levende overkleed te worden, een eeuwig huis, een gebouw van God in de hemelen niet met handen gemaakt, (2 Cor. 5:1-3). Deze vergissing maakt Pauptit ook op pagina 255, waar hij spreekt over het 'ontbonden worden' van vers 23:
Het antwoord is heel simpel. In 2 Cor. 5, in de Handelingenperiode leidt ontkleding, het sterven, tot het gaan in het graf, het vallen als een (graan)korrel in de aarde, het slapen in het stof der aarde (Dan. 12:2), totdat bij de opstanding bij Zijn komst (1 Cor. 15:52-54; 1 Thess. 4:16) zij die in Christus zijn ontslapen, zullen ontwaken en onvergankelijk opgewekt worden. Maar nu in de bedeling van de verborgenheid leidt ontkleding, het sterven, tot de uitopstanding uit de doden. De directe openbaring en onthulling van wie wij nu al reeds zijn, namelijk dat wij met Christus zijn levend gemaakt, met Christus zijn opgewekt en met Christus een plaats zijn gegeven in de hemelse gewesten, (Ef. 2:5-6). Daar is sprake van een directe opstanding in een geestelijk verheerlijkt lichaam. Dit is geen leer van de onsterfelijke ziel, die ontlichaamd ten hemel zou gaan! Dit leert de bijbel nergens. Maar dit is een totale verandering van de gelovige mens zodra het aardse kleed van hem afvalt en de nieuwe mens zich openbaart in al zijn glorie en heerlijkheid door de uitopstanding uit de doden, (zie L.W. nr. 8. Onze Hoop (2), Hem kennen en de kracht Zijner opstanding). Daarom is voor Paulus in Filp. 1:21 het sterven gewin. Zijn leven is Christus, maar ook zijn sterven is Christus. Ja, en bij dat laatste wordt Christus dan nog alleen maar groter voor hem, want dan zal hij Hem in heerlijkheid zien, bij Hem zijn en gaan aan Zijn zij. Dan zal hij een verheerlijkt geestelijk lichaam hebben gelijkvormig aan het Zijne. Ja, sterven zou voor Paulus betekenen, promoveren. Hij wiens leven al Christus was, voor wie hij alles had prijsgegeven, hij zou Christus moge winnen, (Filp. 3:8). Ja, het leven was voor Hem Christus, maar het sterven was nu voor hem in de bedeling der verborgenheid zonder meer gewin. Wij moeten zowel 1 Cor. als 2 Cor. lezen vanuit de periode waarin zij geschreven zijn. Deze periode stond nog in het teken van Christus (weder)komst. In die tijd kon men nog verwachten levend over te blijven om dan zonder te sterven verheerlijkt te worden. In 2 Cor. 5 moet men daarom beslist niet aan het sterven denken. Het betreft juist het tegenovergestelde, namelijk het levend overblijven. Dan zou de aardse tent niet afgebroken worden en de gehele mens als een sterfelijke ziel in de aarde vallen om daar in de aarde als een korrel (1 Cor. 15:37) te wachten tot de ontkieming op de dag der opstanding! Maar dan zou de mens veranderd worden in een ondeelbaar ogenblik met een overkleed van boven af uit de hemelen; een gebouw van God niet met handen gemaakt. Men zou dit verheerlijkte lichaam als een opperkleed van boven af over het hoofd aangetrokken krijgen en zo plotseling veranderen in hoedanigheid. Daar verlangde Paulus naar in de Handelingentijd.
Paulus haakt ernaar met die woonstede uit de hemel overkleed te worden; een eeuwig huis. Dit is geen tent meer, een tijdelijk onderkomen, maar een huis! Paulus verlangt hier niet te sterven. Sterven betekent ontkleed worden, naakt worden en zo als zaad gezaaid worden in de aarde, als een bloot graan, als een naakte korrel.
Paulus vestigt hier de aandacht op het feit, dat men bij een begrafenis eigenlijk niet een lichaam begraaft in de aarde, maar dat men een bloot graan, een naakte (graan)korrel in de aarde zaait. En dat die (graan)korrel geen leven voortbrengt, of het moet gestorven zijn.
Misschien heeft u wel eens gezien op een film die men versneld liet afdraaien, hoe in de aarde een (zaad)korrel ontkiemd en hoe vanuit de aarde snel een stengel opschiet, waar bladeren aan uitspruiten. Dit voorbeeld van het sterven van een zaadkorrel in de aarde en het daarna ontkiemen en uitspruiten, gebruikt Paulus in 1 Cor 15 om de opstanding mee te vergelijken. Ieder mens is eens als zaad in de moederschoot ontkiemd en na de geboorte uitgegroeid tot een volwassen mens. Deze volwassen uitgesproten mens verricht vele werken, hetzij goed, hetzij kwaad. Aan het eind van zijn leven is hij een beschreven boek, waar heel zijn levensloop in staat opgeschreven. Bij het sterven wordt hij als een boekrol opgerold en toegesloten in een kiem. En zo wordt hij als een kiem geworpen in de aarde, als zaad gezaaid in de aarde, waar hij nederligt in de staat des doods. En hij ligt daar neder, totdat daar het moment is dat hij van Godswege levend gemaakt wordt, gewekt wordt, ontkiemd.
Door dit ontkiemen als zaad in de aarde, rolt de mens zich uit als een boekrol. Hij spruit uit op de dag van de opstanding en verrijst uit het graf op dezelfde plaats, waar hij in de aarde gevallen was en staat hij daar, zoals hij was, met alles wat hij in het lichaam verricht had, hetzij goed, hetzij kwaad. Hij staat daar met heel zijn leven. Er valt niets te verbergen. Hij is een beschreven boekrol, wat voor Gods oog open en bloot geheel uitgerold is. Dit is de gang van ieder mens.
Zo is het de mens gezet. Daaraan is geen ontkomen. Maar in de Handelingen was daar de hoop dit sterven niet te hoeven meemaken, want Christus zou spoedig komen. Die komst des Heren stond voor de deur en Paulus evenals alle Apostelen waren ervan overtuigd, dat zij deze wederkomst des Heren zouden meemaken. En het was Paulus die t.a.v. deze komst een geheimenis geopenbaard had gekregen, namelijk dat de levenden veranderd zouden worden in een ondeelbaar ogenblik.
Dit feit wat er met de levenden zou gebeuren, als de bazuin zou klinken, was nog niet eerder geopenbaard. Paulus verlangen in de Handelingen is dat hij dit mag meemaken, namelijk dat hij levend veranderd mag worden en met een verheerlijkt lichaam overkleed mag worden. Paulus begeert in de Handelingen niet te sterven, want sterven was toen geen gewin. Sterven betekende ontkleed worden, als een naakte (graan)korrel in de aarde vallen. Dit naakt zijn, begeert Paulus in de Handelingen niet. Als wij maar bekleed, en niet naakt, zullen bevonden worden, (2 Cor. 5:3). Hij wil niet ontkleed, maar overkleed worden. Paulus hoopt mee te maken, dat het sterfelijke door het leven verslonden wordt, (2 Cor. 5:4). En dat zal gebeuren in dat ondeelbare ogenblik (1 Cor. 15:51-52) als de bazuin klinkt. Dan zullen de levenden veranderd worden, overkleed worden, en zullen zij gezamenlijk met de opgestanen uit het graf de Here tegemoetgaan. Paulus begeert om uit het lichaam uit te wonen, en bij den Heere in te wonen, (2 Cor. 5:8 Statenvertaling). Paulus verlangt ernaar om van woning te veranderen. Om zijn verblijf in zijn aardse tent te verlaten en zijn intrek te nemen bij de Here in de woonstede uit de hemelen, waarmee hij overkleed zal worden. Maar van die woningruil is niet eerder sprake, dan bij Zijn komst in die punt des tijds, als de bazuin klinkt. Dan zou Paulus in een oogwenk overkleed te worden met die woonstede uit de hemelen en om zo voor altijd met de Here te wezen. Daarom wil hij levend overblijven tot de komst des Heren (1 Thess. 4:15), en verlangt hij niet te sterven om als een naakte korrel, ontkleed van zijn aardse tent, in de aarde te vallen. Filp. 1 staat lijnrecht tegenover 2 Cor. 5. In 2 Cor. 5 (in de Handelingen)
begeert Paulus niet ontkleed te worden, want sterven is daar geen gewin.
In Filp. 1 echter is sterven wel gewin. Dit komt omdat God hem iets nieuws
heeft geopenbaard, iets dat uitgaat ver boven de (uitgestelde) wederkomst
des Heren, namelijk een nieuwe bedeling met een nieuwe hoop en een nieuwe
prijs. Met het oog daarop schreef hij over het ontbonden worden en bij
Christus zijn. Dit is verreweg het beste en dit gaat 2 Cor 5 verre te
boven.
3.2 Paulus dilemma
Paulus staat voor een enorm dilemma.
Hij wil namelijk niemand met zijn keus verdriet bezorgen en daarom maakt hij hem niet bekend! Want hij zou ongetwijfeld de Filippenzen kwetsen, als hij zou schrijven: 'Ik verkies niet om vrijgelaten te worden en jullie weer te zien; ik verkies te sterven'. Het zou ons ook pijn doen, als een dierbare van ons in de gevangenis zou zitten en dat (terwijl wij hopen dat hij vrijgesproken zal worden van de doodstraf) wij een brief van hem zouden ontvangen met de strekking; 'Ik verkies niet om vrijgelaten te worden en jullie weer te zien; ik verkies te sterven'. Ook al betekent het sterven op zich voor Paulus gewin! Hij kan het niet over zijn hart verkrijgen zijn persoonlijke keus bekend te maken. Het zou een egoïstische keuze zijn. Aan de andere kant kan hij ook niet voor het sterven kiezen, want met zijn hele hart is hij bij de Filippenzen. Zij zijn de vrucht van zijn arbeid en zij ondersteunen hem. Hij heeft ze lief en zij staan hem zeer na aan het hart. Paulus staat hierdoor voor een verschrikkelijk dilemma.
Het werkwoord voor gedrongen is 'sunecho'. Wij vinden het 12 maal in het N.T. Het wordt vertaald door: persen, dringen, drukken, benauwen, (de oren) stoppen, gevangenhouden, enz. Paulus bevindt zich hier in een enorm dilemma. Er wordt aan twee kanten aan hem getrokken, of anders gezegd: er wordt door twee kanten druk op hem uitgeoefend. Hij wordt door twee zijden gedrukt en geperst. Beide zijden houden zijn aandacht gevangen en laten hem niet los. Aan de ene kant is dat: 'Bij Christus zijn in heerlijkheid'. Aan de andere kant is dat: 'Bij de Filippenzen zijn en werken met vrucht'. Beiden doen een aanslag op Paulus' hart. Wat zal Paulus kiezen? 3.3 Paulus' keuze niet bekend gemaakt 3.4 Paulus' verlangen wel bekend gemaakt
De NBG-vertaling van vers 23 luidt zodanig, alsof Paulus toch zijn keus bekend maakt ('ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn'), ondanks dat hij in het voorafgaande vers (vers 22) zei, dat hij zijn keus niet bekend ging maken. Laten wij eens kijken naar de Statenvertaling.
De statenvertaling vertaalt vers 23 niet met 'ik verlang heen te gaan', maar met 'hebbende begeerte, om ontbonden te worden'. Dit woord 'ontbinden' is in het grieks 'analuô', een samenstelling van ana en luô. Luô wordt gebruikt in de zin van:
Hoe waar is dit niet voor allen die Christus hebben leren kennen. Ons sterven is gewin, want ons sterven evenals ons leven is Christus. Wij mogen Christus winnen en met Hem zijn. Maar hoeveel moeten wij soms ook niet achterlaten. Dat laatste is geen gewin, maar verlies. Hoe ongaarne scheiden wij van ons werk, ons gezin, onze familie, van onze vrienden en bekenden. Met verdriet ontdekken wij dat wij de arbeid moeten neerleggen, die ons zo lief is geworden. Met droefheid in ons hart zien wij onze geliefden aan, van wie wij moeten scheiden. Zij, die achterblijven gevoelen dit zeer. Zij blijven alleen; missen opeens een persoon, die hen zo dierbaar was, waarmee zij zo'n innerlijke liefdeband hadden. Maar toch blijft het voor ons allen, die Christus hebben leren kennen, een feit dat sterven gewin is. Voor zij die heengaan, omdat het zeer verre het beste is met Christus te zijn. Voor hen die achterblijven, omdat degenen die heengegaan zijn, nu met Christus zijn in heerlijkheid, waar zij zich onuitsprekelijk verheugen. Zij zouden niet terug willen. En ook wij misgunnen hen die hemelse vreugde niet. Maar wat moet er vaak niet enorm veel gebeuren, enorm veel worden losgemaakt aan aardse banden, voordat wij zelf gereed zijn om heen te gaan, waar het zeer verre weg het beste is, en voordat wij hen, die wij lief hebben, kunnen laten gaan tot Jezus. Ook al is het sterven gewin, dat wil nog niet zeggen, dat sterven iets gemakkelijks is. Er is van alles los te maken. Vele banden moeten ontbonden worden. Gelukkig wordt dit meestal voor ons gedaan. Vaak heel geleidelijk, de ene band na de andere, totdat wij ontbonden, ook die laatste band los kunnen laten. Het is genade dat God ons op Zijn tijd losmaakt van alle banden en ons daar brengt waar het verreweg het beste is; in de tegenwoordigheid van Christus aan de rechterhand van God in de hemelse gewesten. Wij zijn van de aarde en hechten nog zo in ons leven aan onze familie, onze vrienden en aan onze broeders en zusters. Wij hechten aan het leven hier beneden en zien soms nog zoveel, waar wij met vrucht kunnen werken. Wij willen niet graag sterven, ook al zijn wij gelovigen. Maar als wij ontbonden worden, losgemaakt worden van al onze aardse banden, stervensgenade krijgen, dan is het moment daar om heen te gaan en met Christus te zijn. Dan is alles goed. Zo schildert Paulus ons en de Filippenzen het dilemma van zijn hart. Hij is nog niet klaar om heen te gaan. Hij moet eerst nog losgemaakt worden van al zijn aardse banden met o.a. de Filippenzen. Paulus telde zijn leven niet en achtte het niet kostbaar voor hemzelf, maar innerlijk woog voor Paulus zwaar de verantwoordelijkheid ten aanzien van de opdracht die hij van de Here gekregen had, namelijk om het evangelie der genade Gods te betuigen.
Paulus wilde zijn bediening der genade (Ef. 3:1-2), zijn bediening der verborgenheid om onder de heidenen in het licht te stellen wat die bedeling inhield (Ef. 3:8-9), tot een goed einde brengen. Het losmaken hiervan begeert hij. Naar die ontbinding van zijn verantwoordelijkheid over de bediening van de verborgenheid t.a.v. de gelovigen gaat zijn verlangen uit. Maar dat kan alleen als hij die bediening in genade voltooit, zodat hij kan uitroepen: 'Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden', (2 Tim. 4:7). Maar zo ver was het echter nog niet. Hij had nog een weg te gaan. Daarom vervolgt Paulus:
Paulus is ervan overtuigd, dat hij in het vlees zal blijven leven, en dat hij weder bij de Filippenzen zal komen om hen verder op te bouwen in het geloof. Zijn loop is nog niet ten einde. Intuïtief weet hij dat. Hij kan wel kiezen om niet langer in het vlees te blijven leven en hij zou dat wel bekend kunnen gaan maken, maar wat heeft dat voor zin, als hij toch intuïtief weet (oida, intuïtief weten, vers 25) en ervan overtuigd is, dat hij weer de Filippenzen zal zien en nog met vrucht onder hen moet arbeiden. Paulus maakt in dit gedeelte van Filp. 1:20-26 dus wel zijn verlangen bekend (naar boven losgemaakt worden van zijn aardse banden en verantwoordelijkheden om zo met Christus te zijn), maar niet zijn keus (in het vlees blijven leven of sterven). Hij weet dat sterven voor hem gewin is, maar nog in het vlees te blijven was nodiger voor de Filippenzen. Teveel wordt aangenomen dat wat Paulus verlangde hij ook koos. Als hij een zelfzuchtig persoon zou zijn geweest met egoïstische motieven, dan zou dit opgaan. Maar Paulus zoekt zichzelf niet. Hij is niet uit op eigen belang, maar let op het belang van de ander. Daarom maakt hij zijn keus niet openbaar en is hij ervan overtuigd, dat Christus ervoor zal zorgen, dat hij zal blijven leven en dat hij weer spoedig bij de Filippenzen zal zijn om zijn bediening te voltooien. 3.5 Diverse verklaringen Daarnaast zijn er sommigen zoals G.J. Pauptit die menen dat 'het ontbonden worden' slaat op een losgemaakt worden, een bevrijd worden, uit het graf. Maar dat is m.i. een te gekunstelde verklaring. Anderen geven vaak ten onrechte aan de 'ontbinding' van vers 23 de betekenis van een losmaking van de ziel uit het lichaam. Men komt dan terecht bij de ideeën van het spiritisme, het animisme en de griekse wijsbegeerte. Volgens de Schrift kan onmogelijk de mens die als zaad in de aarde wordt gezaaid, zonder lichaam opstaan en ten hemel gaan. Dat zijn allemaal onschriftuurlijke leringen en gedachten. Wie hierover nader wil studeren, wil ik verwijzen naar 'Van dood en opstanding' G.J. Pauptit, blz. 3 - 68. Paulus' verlangen: het ontbonden worden en met Christus zijn, is het proces van het van boven en naar boven toe losgemaakt worden van de aardse banden en verantwoordelijkheden door Christus, zodat men vrij van alle banden tot Christus kan heengaan. Vaak kunnen mensen niet sterven omdat zij nog vastzitten aan allerlei aardse banden en verantwoordelijkheden. Dit was voor Paulus ook het geval in Filp. 1. Hierdoor kon hij er wel van getuigen dat het sterven voor hem gewin was, maar had het geen zin die keus bekendmaken en hierover te spreken. Zijn loop was nog niet ten einde. De strijd was nog niet geheel gestreden. Hij moest nog werken met vrucht. ....................... enz.
|