Hoofdstuk II | Inhoudsopgave | Hoofdstuk IV


III. De namen en eigenschappen
van de nieuwe natuur




Het is een groot en gezegend feit, dat er zowel iets Goddelijks is als iets menselijks; zowel iets dat verwekt is door God, als door de mens. Er is 'geest' zowel als 'vlees'. 'Wat uit de Geest geboren is, is geest' (Joh.3:6). Deze nieuwe natuur heeft, evenals de oude, verschillende namen. Deze vormen een tegenstelling met elkaar.

1. Hij heet "Geest".
Dit is het tegengestelde van 'vlees', de naam van de oude natuur; en hij wordt zo genoemd omdat hij geboren of verwekt is door de Heilige Geest (Joh. 3:6). Zoals 'vlees' deel heeft aan de natuur van Adam, daar het van hem afstamt, zo heeft de geest deel aan de natuur van de Heilige Geest, daar hij ek tou pneumatos geboren is.

2. De Goddelijke natuur
Vandaar dat deze nieuwe natuur, daar hij goddelijk van oorsprong is, theia phusis, Goddelijke natuur (2 Petrus 1:4) heet. Dat is de reden dat er van gezegd wordt dat deze 'volmaakt' is en niet in staat een zonde te begaan. 1 Joh. 3:9: 'een ieder die uit God (Gr. ek tou Theou) geboren is (gr. gegennemenos, voltooid deelwoord lijdende vorm), brengt geen zonde voort (als vrucht), want Zijn zaad (de nieuwe natuur) blijft in hem en hij (de nieuwe mens) kan niet zondigen, want hij is uit God geboren (gegenetai, voltooid tegenwoordige tijd lijdende vorm)'. 1 Joh. 5:18, 19: 'wij weten dat een ieder die uit God (Gr. ek tou Theou) geboren is (Gr. gegennemenos, voltooid deelwoord lijdende vorm), niet zondigt; want hij (d.w.z. de nieuwe mens) die uit God (Gr. ek tou Theou) geboren werd (Gr. gennetheis, aorist, lijdend deelwoord) bewaart hem en de boze heeft geen vat op hem.

Wij weten (als vaststaand feit) dat we uit God (ek tou Theou) zijn en de gehele wereld in (de macht van) de boze ligt'. De nieuwe natuur wordt verpersoonlijkt en er wordt in het mannelijk over gesproken. Dit kan niet doelen op de gelovige als geheel, want als we zeggen, dat 'wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en Zijn woord is in ons niet' (1 Joh. 1:10): en voor onze zonden is gezorgd in 1 Joh. 2:1 en 2. Maar de nieuwe natuur is uit God geboren en zondigt niet en ligt niet in (de macht van) de boze. De nieuwe natuur dan, die 'geest' is en in de gelovige verwekt of voortgebracht wordt door de inwerking van de Heilige Geest, is Goddelijk. Vandaar dat hij heet

3. De nieuwe mens (Ef. 4:24; Col. 3:10).
Dit is het tegengestelde van 'de oude mens', wat, zoals we gezien hebben, één van de namen van de oude natuur is. Omdat hij geheel nieuw is, heet hij ' een nieuwe schepping' (2 Cor. 5:17; Gal. 6:15). En we lezen dat hij ' naar het beeld van Zijn Schepper is' (Col. 3:10). Niets wat minder is, baat in Gods ogen. Hoewel de mens 'heel wat kan lijken in het vlees', 'doet het geen nut' (Joh. 6:63); 'want in Jezus Christus betekent noch de besnijdenis iets, noch de voorhuid, maar een nieuwe schepping' (Gal. 6:15; Col. 3:10,11). In dit verband wordt de nieuwe natuur genoemd

4. 'De inwendige mens' (Rom. 7:22, 2 Cor. 4:16, Ef. 3:16).
Deze staat in tegenstelling tot 'de uitwendige mens', die van dag tot dag aan verval onderhevig is, terwijl deze 'inwendige mens van dag tot dag vernieuwd wordt'. In 2 Cor. 4:16 gebruikt de N.Vert. 'de innerlijke', maar het Grieks en de betekenis zijn dezelfde. In plaats van aan verval onderhevig te zijn, wordt deze voortdurende vernieuwd en van dag tot dag door de Heilige Geest opnieuw gevuld met genade en kracht; zodat Christus op deze wijze door het geloof in het hart woont (Ef. 3.16); en wij iets van Zijn liefde leren kennen, die het verstand te boven gaat, en wordt gevuld met al de volheid Gods (vers 19). Dit verklaart Ef. 1:23 en toont hoe de gemeente die het lichaam van Christus is, 'de volheid is van Hem die alles (de noodzakelijke geestelijke genade en sterkte) in allen (alle leden van Zijn lichaam) vervult.' De inwendige mens verheugt zich in de wet van God (Rom. 7:22).

De andere 'onderwerpt zich niet aan de wet van God' (Rom. 7:22). Vandaar het conflict tussen deze twee, dat door zal gaan tot de dood een einde maakt aan de worsteling. Dit maakte dat de apostel Paulus (en allen die gelijk kostbaar geloof hebben) uitroept: 'Ik, ellendig mens, wie zal mij verlossen uit dit lichaam des doods.' De genitief 'des doods' is waarschijnlijk de genitief van betrekking, zoals in Rom. 8:36, waar het Grieks 'schapen van slachting' betekent en vertaaldis als 'schapen ter (d.w.z. bestemd voor) slachting'. Zo ook hier is 'het lichaam des doods' 'het lichaam bestemd voor de dood' (Rom. 5:12; Hebr. 9:27): en de kreet is: 'wie zal mij hiervan bevrijden?', maar het zegevierend antwoord is: 'Ik dank God (dat Hij mij bevrijdt) door Jezus Christus, onze Heer!' (Rom. 7:24). Het volgende vers verschaft ons de volgende benaming.

5. Het verstand (Rom. 7:23, 25)
Het woord dat hier voor 'het verstand' gebruikt wordt, is nous (1) en geeft de nieuwe natuur aan. Het wordt (zoals 'geest') gebruikt in tegenstelling tot vlees, omdat het aangeeft wat inwendig en onzichtbaar is. Dit 'verstand' dient, de wet Gods (7:25) en verheugt zich in die wet Gods (vers 22). Vandaar dat 'de wet van het verstand' in vers 23 gebruikt wordt voor 'de wet Gods'.

6. Pneuma-Christou
Een andere benaming is pneuma-Christou, geest van Christus of Christusgeest (Rom. 8:9). Er is geen lidwoord in het Grieks. Dit is niet een andere naam voor de Heilige Geest, want de 'geest van Christus', als mens, was psychologisch en werd als zodanig bij Zijn dood aan de Vader bevolen (Lukas 23:46). Er is geen andere geest van Christus (2). Maar deze pneuma-Christou is de nieuwe natuur, die ons tot 'zonen van God' maakt, zoals Hij 'de Zoon van God' is. In Galaten vinden we aanvulling op dit onderwijs uit Romeinen; en in Galaten 4:6 vinden we de uitleg van Romeinen 8: 'Er overmits gij zonen zijt, zo heeft God de pneuma van Zijn Zoon uitgezonden in uwe harten, die roept: Abba, Vader!' Pneuma-Christou is derhalve een andere naam voor de geest van het zoonschap, die we vinden in Rom. 8:15), pneuma huothesis.

De nieuwe schepping in ons binnenste wordt zodoende pneuma Christou genoemd, omdat 'de Heilige Geest Zelf getuigt met onze geest (of nieuwe natuur), dat wij zonen Gods zijn; 'en indien wij zonen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en mede-erfgenamen Christus' (Rom. 8:16, 17) Vandaar dat terecht gezegd kan worden: 'indien iemand geen pneuma-Christou (of: de nieuwe natuur) heeft, die behoort Hem niet toe' (Rom. 8:9). Want Christus is de Zoon, Gods en alle zonen Gods bezitten de kostbare gave van een 'geest van zoonschap'. Daarom word deze pneuma-Christou of Christusgeest genoemd. Indien we dan, met Christus, zonen Gods zijn, zijn wij ook erfgenamen; niet alleen erfgenamen Gods, maar ook mede-erfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden' (Rom. 8:17).

Dit is het belangrijke feit dat aangetoond wordt door deze naam die aan de nieuwe natuur gegeven wordt. Deze heet pneuma Christou, omdat deze het teken is dat deze Christusgeest is en dus zoonschapsgeest; omdat 'wie Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de eerstgeborene zij onder vele broederen' (Rom. 8:29). Welk een gezegend lot is het onze als 'zonen Gods'! Beseffen wij dat pneuma-Christou (of: de nieuwe natuur) ons het recht verschaft op deze verheven benaming? Dat wij niet slechts dienstknechten zijn, maar zonen? niet slechts volk van God, maar de Zonen van God'? En delen in alle zegeningen van Zijn geliefde Zoon? Ja, delen in Zijn zoonschap (Joh. 1:12; 1 Joh. 3:1-3); Zijn volmaakte rechtvaardigheid (Fil. 3:9); Zijn heiligheid (1 Kor. 1:30); Zijn vrede (Fil. 4:7); de verborgen wil van Zijn Vader (1 Joh. 3:1); Zijn heerlijk opstandingslichaam (Fil. 3:21), Zijn komende heerlijkheid (Rom. 8:17; Kol. 3:14; 1 Joh. 3:2); Hemzelf (l Thess. 1:17).

En dit alles onder God in ons een nieuwe natuur geschapen heeft, die Hij pneuma-Christou noemt. Maar ondertussen is het, hier op aarde, ons voorrecht in Zijn verwerping te delen. 'De wereld kent ons niet, omdat zij Hem niet kent' (1 Joh. 3:1). Laten we niet morren of terneergeslagen zijn. Laten we ons er liever over verheugen dat we een zo verheven lot waardig geacht worden. Juist in verband hiermee komt het rekenen van geloof en hoop en liefde in.

'Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden' (Rom. 8:18)

Deze volgorde van Griekse woorden toont ons waar de nadruk gelegd moet worden. In ditzelfde vers (Rom. 8:9) en in verband met deze nieuwe natuur wordt een andere naam gegeven.

7. Pneuma-Theou of Goddelijke geest (Rom. 8:9, 14).
Het Grieks is letterlijk 'geest van God'. Niet 'de Geest' (want er is geen lidwoord), 'Gods geest', of, zoals we ook mogen vertalen, Goddelijke geest. De tweemaal dat deze uitdrukking in dit hoofdstuk voorkomt, tonen ons alles wat we kunnen weten over dit aspect van de nieuwe natuur. Hij wordt zo genoemd omdat de gedachte die er zo aan verbonden wordt is, dat hij van God komt. God is schepper en gever van de nieuwe natuur.

Hij is nieuw in tegenstelling tot de oude. Hij is 'geest' omdat hij staat tegenover het 'vlees'. Hij is 'inwendig' in tegenstelling tot 'uitwendig'. Hij is 'verstand' in tegenstelling tot lichaam. Hij is pneuma-Christou of zoonschapsgeest omdat hij staat tegenover geest der slavernij. En hij is pneuma-Theou of Goddelijk geest omdat hij van boven, van God is; en is verwekt:

'niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren' (Joh. 1:13).

Zij die zo verwekt zijn, hebben het recht genoemd te worden 'zonen van God'. De twee verzen in Romeinen 8 waarin deze naam voor de nieuwe natuur gebruikt wordt (9 en 14), geeft ons alles wat we over dit aspect er van kunnen leren: Vers 9 'gij zult niet in vlees, maar in pneuma, althans, indien pneuma-Theou in U woont'. Vers 14 'Zovelen als er geleid worden door pneuma-Theou, zijn zonen Gods' (als in Joh. 1:12, 13). Dit voltooit de namen voor de nieuwe natuur en van die namen leren we de kostbare waarheden die er in geopenbaard worden. Iedere naam heeft zijn eigen aspect en toont een of ander bijzonder onderwijs dat er mee verbonden is. Zoals we eerst de namen en eigenschappen van de oude mens gaven en vervolgens zijn aard en einde, zo hebben we nu de namen en eigenschappen van de nieuwe natuur gegeven en bewaren onze opmerkingen over zijn aard en einde voor het volgende hoofdstuk.


Voetnoten:

(1) Het woord 'gedachten', gebruikt voor de oude natuur in Ef. 2:3, is niet nous, maar dianoia. In Rom. 8:6 is het woord 'gezindheid' de vertaling van phronema. Dit wordt in slechte zin gebruikt, tenzij anders bepaald, terwijl nous als enige gebruikt wordt voor de nieuwe natuur, en niet in slechte zin, tenzij anders bepaald. (klik hier om terug te gaan.)

(2) Er zijn soortgelijke uitdrukkingen, maar afzonderlijk bezien blijken ze niet identiek. Joh. 3:34 luidt: 'want de Geest geeft (de woorden) niet met mate. In 1 Petrus 1:11 is de constructie niet dezelfde als in Rom. 8:9. Hier wordt het bepalend lidwoord gebruikt bij pneuma (geest) dat de Heilige Geest aanduidt, die vooral getuigenis gaf betreffende Christus, nl. het lijden dat Hij zou ondergaan en de heerlijkheid na dit (lijden). In Fil. 1:19. is het de bijstand van de Geest, verstrekt door Jezus Christus (klik hier om terug te gaan).


Hoofdstuk II | Inhoudsopgave | Hoofdstuk IV



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden