Besluit Gezien de allegorische en profetisch typische betekenis, leert ons het Hooglied dat de Bruid uit Israël is. Niet geheel Israël. De mening dat de Bruid de Kerk zou zijn, vervalt geheel als men Israëls herstel ziet. De Bruid is noch de “Kerk”, die een verborgenheid is, noch “geheel Israël”, daar er ook andere groepen zijn. Hoewel niet dan terloops, willen we opmerken, dat er bij een gewone bruiloft niet twee partijen zijn, bruidegom en bruid, maar nog meer andere. Daar kunnen zijn de ouders van bruidegom en bruid, hun broers en zusters, hun verwanten, hun vrienden, de genodigden, de dienaars, toeschouwers, enz. De Bruiloft des Lams zal niet minder rijk gevarieerd zijn. Om de “Kerk”, zelfs al ware zij de Bruid (doch dat zij verre) alleen in het oog te houden en ook niet te letten op de andere groepen, is zeer eenzijdig. Men zie alles breder, doch men dient de Bruid te beperken tot Israël. Aan Israël is het Hooglied gegeven en al moge onze ziel toestanden doorleven die beantwoorden aan wat het Hooglied geeft, daarmee is dit voor ons nog niet het eindpunt van Gods geestelijk onderricht. Er is meer. De Bruid is uit Israël. Niet uit de Heidenen. Groepen daaruit kunnen de broers van de Bruidegom zijn of zelfs de maagden van de Bruid, zijzelf is uit Israël. Ook weer niet “geheel Israël”, maar een deel van Israël, zij die gelovig hoopvol uitzien naar de in Christus gegeven beloften van bezitter te zijn van de Davids troon en de bevestiger van de aan de vaderen gedane beloften. Het Hooglied leert ons duidelijk wie de Bruid is. Het zijn zij uit Israël, die geleid worden door de Goede Herder, die Zijn stem horen, die Hem liefhebben met een rein hart, die met Nathanaël Israëlieten zijn waarin geen bedrog is, die alles in Hem begeerlijk vinden, die zeggen: “Kom, Here Jezus, ja, kom haastelijk”. Nogmaals: Die uit Israël zijn. Geen anderen. Die staan tot Hem in een andere verhouding. Alle bewering alsof de gelovigen van onze bedeling de Bruid van Christus zijn, is een dwaling, die voortkomt uit:
De gelovigen van deze bedeling hebben meer dan de Bruid uit het Hooglied. De Bruid ontvangt aardse zegeningen. Ze is een hof, die allerlei aardse vrucht geeft. De Gemeente die Zijn Lichaam is, wordt met hogere zegeningen gezegend; deze overtreffen die van de Bruid verre. Zo dient het Hooglied mede om het verschil aan te geven tussen die groepen en de onze. Deze waren geen verborgenheid tot op Paulus, het Lichaam is dat wel. Het is de vervulling, d.i. de aanvulling Desgenen Die alles in allen vervult (Ef. 1:22,23). Het vormt met het Hoofd de Bruidegom.
Dat is de hoop van de Bruid. De dag is de toekomende eeuw. Het Lichaam wacht daar niet op. Lang voor deze dag aanbreekt is het reeds bij Christus en wordt met Hem geopenbaard in heerlijkheid, Col. 3:3,4. Is de liefde van de Bruid tot de Bruidegom groot, groter is die van Christus tot het Lichaam. Deze gaat de kennis te boven, vervult tot al de volheid Gods, Ef 3:19. De Bruidsopenbaring is naspeurlijk, het “Samenlichaam zijn” behoort tot de onnaspeurlijke rijkdom. Gene is voor Israël, deze is voor de Heidenen, Ef 3:8. Gode zij gedankt voor Zijn onuitsprekelijke gave in de alles te bovengaande bedeling der verborgenheid gegeven en toebereid.
|