II. a. De Sulammitische en haar geliefde tezamen
Overzicht van dit deel.
De Herder heeft gehoord, hoe zij door Salomo is meegevoerd. Hij ziet gelegenheid tot de Sulammitische door te dringen en haar te ontmoeten. Zij is nog steeds buiten in de koninklijke tenten, nog niet in Jeruzalem. De Koning zit intussen aan tafel. Er volgt een ontmoeting en een uitwisseling van beloften en liefdesuitingen tussen hen. Aan het eind wendt de Sulammitische zich tot de hofdames of bijvrouwen om de liefde niet op te wekken totdat het haar behaagd. Hier wordt de band tussen de geliefden versterkt.
De Shoelamitische tot de Herder. De verleiding van de koning was afgestuit. Hij was heengegaan om de maaltijd te gebruiken. Alleen gelaten komt plotseling haar Geliefde binnen. Geen wonder dat zij ontroerd en verblijd is. Haar nardus geeft nu zijn geur. De nardus is een welriekende olie, bereid uit Indische valeriaan en zeer gewaardeerd. Bij deze olie vergelijkt de Sulammitische nu haar Geliefde. De Koning moge zijn gaan eten, haar nardus is haar veel beter. Hij is niet alleen haar nardus, hij is haar ook een bundeltje mirre, dat op de borst gedragen wordt. Aanzienlijke vrouwen deden dat, zij hadden vloeibare of gedroogde welriekende mirre op haar borst. Hij is ook een tros van cyprus (St. Vert.), (cypres NBG). De cypres is een hoge struik, die alleen in warme oorden groeit zoals in Engedi (bij de Dode zee). Deze struik brengt trossen van kleine, vierbladige bloemen voort, geel van kleur, en een geur als van reseda. Deze trossen werden door vrouwen om de hals of op de borst gedragen. Deze vergelijking komt dus met de vorige overeen.
De Herder tot de Shoelamitische.
Hier valt de Herder haar in de rede. Hij vindt haar schoon. Haar oog is oprecht en argeloos als dat der duif.
De Sulammitische tot de Herder. De Sulammitische neemt nu opnieuw het woord. Weer noemt zij haar liefste schoon. De “groenende bedstede” is vanzelf Oud-Nederlands. Beter is: “rustplaats of bed”. De Sulammitische bedoelt het woud. Dat vindt zij veel mooier dan Salomo's tenten. Onder het groene loofdak is het mooier dan hier, want daar woont haar Geliefde. Hun tehuis is het woud met cederen en cypressen. “Daar in dat door God gebouwde paleis is het haar beter dan hier.” Van Andel. - “Ook is ons bed een loofdak, de binten van ons huis zijn ceders, ons paneelwerk is van cypressen.” Leidsche Vertaling (L.V.).
De Herder tot de Sulammitische.
De Herder neemt de laatste vergelijking op. Hij vindt haar een lelie onder de doornen. Die behoort daar niet thuis; zo ook zij niet in deze sfeer te midden van de afgunstige bijvrouwen die haar wonden met haar stekende opmerkingen.
De Sulammitische tot de Herder. Weer neemt de Sulammitische het woord. Is zij slechts een veldbloem, hij is als een appelboom onder de bomen. Onze appelboom is in Palestina zeer zeldzaam, het klimaat is niet gunstig voor hem. We zullen hier dan ook niet te denken hebben aan onze appelboom maar aan de oranje- of citroenboom, die een ereplaats inneemt onder de bomen. Hij geeft een aangename schaduw. De Sulammitische begeert hem niet alleen om onder te rusten maar ook is zijn vrucht haar zoet. De Sulammitische zoekt beschutting bij haar Geliefde. Wat hij geeft is haar zoet, niet Salomo's vleierijen. Nu gaat ze over tot een andere beeldspraak. Zij ziet voor zich hoe haar Geliefde haar voert in het wijnhuis, het huis van de vreugde. Daar is het feest voor haar bereid. Salomo moge van zijn dis genieten, de wijn van haar Geliefde is haar strelender. Zijn liefde is haar een banier. Die beschermt haar. Zij raakt zo in vervoering dat zij gevaar loopt te bezwijmen. Zij kan de geneugte van de liefde niet dragen en roept de hulp in van de dochters van Jeruzalem. Ondersteunt mij met de flessen, versterkt mij met de appels, want ik ben ziek van liefde, zegt zij. Flessen zijn rozijn- of vruchtenkoeken, appelen zijn mogelijk oranje- of granaatappelen. Hier zal wel gedoeld worden op de geur er van, minder dan op de gegeten substantie. De jonkvrouwen laten haar aan haar lot over. Van haar Geliefde begeert zij dat hij haar in de armen neemt, de linkerhand om haar heen slaat, met de rechter haar omvat. Dat wekt de nieuwsgierigheid van de dochters op. Zij willen het sterke landmeisje dat tegenover Salomo zo trots en fier was, nu in haar de smachtende liefde zien. Zij komen toe. Nu spreekt de Sulammitische hen aan en bezweert hen niet weer te trachten haar liefde voor Salomo op te wekken. Het slot: “totdat het haar lust” (SV), “voordat het haar behaagt” (NBG), wil niet zeggen dat zij liefde voor Salomo voelt, maar die liefde komt niet totdat het haar lust, dat is: “totdat zij die schenken kan, aan wie zij begeert”. Uit dit vers blijkt dat we op het land zijn: de dochters van Jeruzalem zijn bij de reeën of bij de hinden des velds. Salomo is dus niet in Jeruzalem, maar buiten. - 't Is eigenaardig, dat het woord: U, betrekking hebbend op de dochters van Jeruzalem, in de mannelijke vorm staat. Dit komt, zegt de Companion Bible wel meer voor, maar als dit het geval is, vinden we dat het werkelijk vrouwelijke verloren gegaan is.
|