De Heilige Schriften

X. Overzicht en Structuren van Paulus' Latere Brieven



OVERZICHT.
De laatste groep wordt gevormd door Paulus' latere Brieven, geschreven in de gevangenschap. Het zijn er 5, Efeze, Colosse, Filippensen, Filemon en 2 Timotheus. Na Israëls terzijde zetting en het uitstel van het Koninkrijk, bereidt God een hoger heil. Christus wordt gezien als Hoofd boven alle dingen. Niet in de hemelen, maar in het overhemelse, d.i. wat boven over de hemelen is, wordt nu binnengeleid. De St. V. laat dit niet uitkomen. De term “en tois epouraniois" d.i. onder, te midden van de overhemelsen, komt vijf maal voor, uitsluitend in Efeze n.l. 1:3,20; 2:6; 3:10 en 6:12 (lucht).

Met Efeze wordt een geheel nieuw verschiet geopend. In Colosse wordt dit nader toegelicht, Filippensen geeft de weg er heen aan, 2 Tim. zegt ons dat Paulus de hoogste roeping bereikt heeft en de kroon der rechtvaardigheid verkrijgt “in dien dag”, n.l. die der uitopstanding, in Fil. 3:11 (in de St. V. de wederopstanding genoemd), en geeft een kort overzicht van de gang van de nieuwe bedeling. Deze is niet rooskleurig.

Met deze laatste groep brengt Paulus het Woord tot zijn volheid. Hij vervult het, Col. 1:25. We wezen er reeds op. dat hij het 7e deel er aan toevoegt en daarmee het geheel voltooit. Evenals Christus de Voleinder des geloofs is, al is Abraham de vader der gelovigen, zo vinden we eerst bij Paulus de vervulling van het Woord, al is de openbaring van Oud en Nieuw Verbond reeds zeer rijk. In de Efezer groep vinden we de volheid des Woords die het vroeger gegevene, alhoewel dat later nog uitgroeien kon, (en kan: De Openbaring; Ps. 102:19) in een hoger standpunt doet overgaan. Het gaat hier niet om de omvang, maar om de inhoud.


HET GEBOUW VAN DE SCHRIFT.
Alles overziende, is de Schrift te vergelijken bij een groots bouwwerk met drie verdiepingen:

De eerste bevat Israëls beloften. De hoop is de ingang in het aardse koninkrijk, het in bezit verkrijgen van het land Kanaan, het heersen over de andere volken. Die beloften moet men zoeken in Wet, Profeten en Psalmen. De Evangeliën stellen ons Davids en Abrahams Zoon voor, gereed om ze te bevestigen. In de Handelingen zien we Hem andermaal daartoe bereid. In De Openbaring heeft de vervulling ervan plaats.

De tweede bevat de hogere beloften, die voor Abrahams geestelijk zaad. Deze worden uitgewerkt in Paulus' Oudste Brieven en in Hebreeën. De hoop is niet de ingang in een aards land, maar voor de geheiligden, de opname de Heere tegemoet in de lucht en het met Christus heersen over de Volken. Zij zijn erfgenamen der wereld.

De derde bevat de hoogste belofte, die voor het lichaam van Christus. Die vinden we vervat in de Efezergroep. De hoop is niet om het gezegend aardrijk te beërven, niet de opname, maar het met Christus gezet worden boven alle dingen, het met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. De weg daartoe is het Zijn dood gelijkvormig worden.

Uit een en ander volgt, dat de gehele Schrift nodig is. De bovenbouw heeft de onderbouw nodig, niet wat de hoop betreft, maar tot basis voor het hoger liggende. We moeten m.a.w. eerst Israëls lijn zien, zullen we in staat zijn de andere te zien. Van het nàspeurlijke in de Schriften, moeten we komen tot het onnaspeurlijke in Christus' rijkdom, d.i. Christus' Lichaam. De overige Schrift wordt niet verworpen maar bevestigd, wordt niet overbodig, maar wordt steeds meer nodig om uit de tegenstelling, luit de verschillen het rijke te zien, dat weggelegd is voor hen, die God tot het hogere roept. De Efezergroen eist al het andere op als opgangen zowel wat het inzicht als wat de geestelijke bekwaammaking betreft. De hele Schrift is nodig om in het Hoofd op te wassen. Waar het bijzonder in onze tijd nodig is ons van onze hoop rekenschap te geven, moeten de grondlijnen en de opbouw zorgvuldig nagegaan worden. Niet wij, God Zelf werkt deze hoop in. Paulus' latere Brieven geven de positie en hoop aan van het Lichaam van Christus, dat gevormd wordt in de bedeling der genade Gods. Deze vangt eerst aan, nadat Israël terzijde is gezet, d.i. geestelijk nadat Paulus in Rome is gekomen en loopt door tot op onze tijd. Het einde ervan is mogelijk naderende.


EFEZE.
Efeze is het begin van een nieuwe bedeling. De Brief zelf is niet gericht aan een gemeente, hoewel wij hem de Brief aan Efeze noemen. Het woord Efeze ontbreekt in de beste handschriften. Het kan van de kanttekening ingevoegd zijn. Men meent ook wel, dat deze Brief aan Laodicea gericht is (Col. 4:16). Efeze is “aan de heiligen en gelovigen (getrouwen)”, en een algemeen rondschrijven, een oproep om nog een trap hoger te stijgen dan de geestelijke hoogte, waarop God reeds geleid had in Abraham.

Efeze kan niet ten volle verstaan worden zonder de basis ervan: Romeinen. In Romeinen is sprake van het met Christus gestorven en opgewekt zijn, in Efeze is het met Christus gezet zijn in de overhemelse plaatsen of gewesten of onder de overhemelse overheden en machten.

Om Efeze te bereiken is de ganse Schrift nodig. De lijn gaat over Romeinen en om daar te komen, moet uit het O.T. geleerd worden, dat het Israëlietisch is. Uit de dingen, die verschillen, moet men het geestelijke inzicht verkrijgen en uit de naspeurlijke beloften komen tot de onnaspeurlijke rijkdom van Christus.

Efeze handelt over de verborgenheid, die in God verborgen is geweest. Kort samengevat is deze verborgenheid deze: Niet alleen Christus wordt gezet aan Gods rechterhand in het overhemelse, maar door Gods onuitsprekelijke genade wordt met Hem een Lichaam, een groep gelovigen uit alle Volken mede tot die heerlijkheid verheven, Efeze 3:6; 1:3. Dat was nimmer geopenbaard, noch in enig woord, profetie, type of schaduw. Het was een verborgenheid verborgen in God, Efeze 3:9. Het Hoofd-zijn-boven-alle-dingen wordt alleen verstaan wanneer men Hem ziet als God boven allen, het Mede lichaam zijn is alleen werk van Gods Geest.

Structuur:

A1 1:1,2 Zendbriefbegin, Groet.

B1 1:3 - 3:19 Leerstellig deel. Over onze staat.

C 3:20,21 Lofverheffing.

B2 4:1 - 6:20 Leerstellig deel, Over onze stand.

A2 6:21-24 Zendbriefslot. Zegening.


COLOSSE.
Colosse is commentaar en uitbreiding van Efeze. Wordt in Efeze bijzonder over het Lichaam gesproken, in Colosse wordt op het Hoofd gewezen, waaraan we moeten vasthouden. Alle inzettingen moeten terzijde gesteld worden 2:20, men moet zoeken de dingen die Boven zijn, waar Christus is om eenmaal met Hem in God verborgen en met Hem in heerlijkheid geopenbaard te worden.

Structuur:

A1 1:1,2 Zendbriefbegin en Groet.

B1 1:3-8 Verslag en zending van Epafras.

C1 1:9 - 2:7 Paulus' bezorgdheid voor de Colossers, zijn gebed, dat zij de verborgenheid mogen zien.

D1 2:8-23 Leerstellige verbetering wegens het feilen t.o.v. de Efezer waarheid. Gestorven met Christus.

D2 3:1 - 4:1 Leerstellige verbetering wegens het feilen t.o.v. de Efezer waarheid. Opgestaan met Christus.

C2 4:2-6 Paulus' bezorgdheid voor hen, hun gebeden gevraagd voor het prediken van de Verborgenheid.

B2 4:7-9 Verslag en zending van Tichikus en Onesimus.

A2 4:10-28 Zendbriefslot en Groet.


FILIPPENSEN.
Geven Efeze en Colosse onderricht aangaande de roeping Gods, die Boven is, Filippensen leert ons de wijze, waarop deze roeping verwezenlijkt wordt. Het is door Hem te leren kennen, en de kracht Zijner Opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig te worden om op enigerlei wijze te komen tot de wederopstanding der doden, Gr. de uitopstanding, die uit de doden. Dit is een hogere verwachting dan in 1 Thess. 4 geleerd wordt.

Vele gelovigen van onze dagen menen, dat 1 Thess. 4 de hoogste verwachting is, die de Schrift openbaart. De wederkomst van Christus en de opname de Heere tegemoet in de lucht worden allerwegen gepredikt. In zoverre hiermee een waarheid wordt verkondigd, die naar de achtergrond gedrongen was, achten wij deze fase in de historie van de Christenheid een gelukkig verschijnsel. Als men echter de wederkomst des Heren tot einddoel van deze bedeling stelt, geloven wij dat men beschaamd zal uitkomen.

1 Thess. 1:10 zegt volgens de grondtekst, dat men verlost wordt uit, niet van d.i. voor de toekomende toorn. Hoe kan men nu uit iets verlost worden als men daar niet in is? De Heere komt uit de hemelen, dus is er in, Hij verlost uit de toekomende toorn, dus die groep van gelovigen is er in, zoals eenmaal Israël in Egypte. De opname heeft daarom niet plaats vóór de toekomende toorn. De Heere thans uit de hemelen te verwachten, vóór de toekomende toorn, is een misopvatting.

In Filippensen wordt ons iets hogers geopenbaard. Niet de betere opstanding, die we parallel achten te lopen met de opwekking en verandering in een punt des tijds (Heb. 11:39,40, 1 Thess. 4:1 Cor. 15) maar de uitopstanding, die uit de doden is, een persoonlijke vooropstanding vóór de opname, de Heere tegemoet in de lucht. Paulus had reeds de opname, hij jaagt naar de uitopstanding, d.i. een opstanding kort na het sterven. Ziet men nu hoe Paulus' latere Brieven een hogere hoop aangeven?

Structuur:

A1 1:1, 2 Zendbriefbegin en Groet: Genade zij u.

B1 1:3-26 Paulus' bezorgdheid voor de Filippensen.

C1 1:27 - 2:18 Opwekking. Het voorbeeld van Christus.

D1 2:19-24 Het voorbeeld van Timotheus.

D2 2:25-30 Het voorbeeld van Epafroditus.

C2 3:1 - 4:9 Opwekking, Het voorbeeld van Paulus.

B2 4:10-20 Der Filippensen bezorgdheid voor Paulus.

A2 4:21-23 Zendbriefslot en Lofverheffing. Genade zij met u.


FILEMON.
Door Filemon krijgen we een blik in Paulus' hart. Filemon is een gelovige uit Colosse, wiens slaaf Onesimus naar Rome gevlucht is. Daar is hij bekeerd en Paulus' dienaar geworden. Onesimus betekent: Nuttig, Paulus zinspeelt op zijn naam in vers 11. Waar hij Filemon zijn slaaf niet wil onthouden, zendt hij die terug met het schrijven, dat wij als de brief van Filemon kennen. We hebben hier een schoon voorbeeld, hoe Paulus na te volgen. Dat Onesimus ten volle Paulus' bediening verstaat, bewijst Col. 4:9, waarin hij de getrouwe en geliefde broeder heet.

Structuur:





Men ziet, hoe kleine Schriften soms een ingewikkelde bouw hebben.


2 TIMOTHEUS.
2 Tim. is Paulus' laatste brief. Hij is evenals 1 Tim. geschreven aan Paulus' “geliefde zoon ", dat is trouwe volgeling van de geestelijke vader. 2 Timotheus is de geschiedenis van onze bedeling in vogelvlucht bezien. Het beeld dat Paulus ervan geeft is niet bemoedigend. Aan Timotheus de geliefde zoon, eenmaal geroepen om met Paulus' “Oprechte zoon” Titus, een geordend gemeenteleven te vestigen, en die met Paulus de dienstknecht was om aan de Filippensen de weg te wijzen om tot de prijs der roeping Gods te komen. (Fil. 1:1), wordt nu een geheel ander beeld getoond. Van gemeentestichting is nu geen sprake, van een gemeenschap, van een eensgezind zijn, waarop in Filippi aangedrongen wordt, nu geen bewijs meer. Timotheus zal alleen staan. Hij zal persoonlijk het werk moeten volbrengen. Het mèdestrijden en mèdearbeiden (Fil. 4:3) is voorbij. De Christenheid wordt gezien als een groot huis met allerlei vaten: Wie zichzelf van deze reinigt, zal een vat ter ere zijn, 2:20,21.

De taak aan Timotheus opgedragen, wordt onder drieërlei beeld getekend: die van de landman, van de krijgsknecht, van de strijder (worstelaar of wedloper) 2 Tim. 2. Wat de voortzetting van zijn werk betreft, moet hij, wat hij van Paulus geleerd heeft, toebetrouwen aan getrouwe mensen, die bekwaam zullen zijn ook andere te leren, 2:2.

In 2 Tim. wordt alles persoonlijk gezien. Er is wel gemeenschap 4:11,12, doch geen aardse gemeente. Er is organische opbouw (werk van de landman) geen organisatie, (doe het werk van een evangelist; evangelisatie sluit een gemeentelijke organisatie uit).

Er zijn onderwezenen (2:2), maar er is veel tegenstand 2:23,25, bewijs van de verdeeldheid. 2 Tim. sluit alle algemeen georganiseerde eenheid, één algemene openbare Chr. Kerk uit. De hogere onzichtbare eenheid is tussen hen die de verschijning des Heren hebben liefgehad 4:8.

2 Tim. geeft ons, zeiden we, een overzicht van bedeling. Wat deze ganse bedeling door, steeds duidelijker gezien wordt, is in Paulus' leven voorgetypeerd in korte termijn. Het enige lichtpunt in 2 Tim. is het heerlijke feit dat Paulus de prijs der roeping Gods, waar hij in Filippensen nog naar jaagde, behaalt. Hij heeft de loop voleindigd, de kroon is hem weggelegd, hij komt tot de ontbinding, de uitopstanding uit de doden en wordt met Christus verenigd.

Structuur:

A1 1:1,2 Groet en zegening.

B1 1:3-18 Zendbriefelijk deel. Afzonderlijk en persoonlijk.

C1 2:1-26 Opdracht met het oog op het evangelie.

C2 3:1 - 4:8 Opdracht met het oog op de afval.

B2 4:9-21 Zendbriefelijk deel. Afzonderlijk en persoonlijk.

A2 4:21-22 Groet, zegening.






Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden