| Inhoudsopgave |


Het Voornemen der Eeuwen, (Ef. 3:11)

In de Statenvertaling staat: "het eeuwig voornemen",
in het Grieks "het voornemen der aioonen".
Dit zijn grote wereldtijdperken.

De kaarten geven een algemeen overzicht van de tijden der eeuwen.
Kaart 1: exclusief de gemeente der verborgenheid
Kaart 2: inclusief de gemeente der verborgenheid

15. In Afwachting van de Messias

Men heeft uit het vorige kunnen nagaan hoe uitvoerig Gods plan beschreven is en hoe alles bereid was voor het koninkrijk op aarde. Het hoogtepunt van de openbaringen werd misschien bereikt in Jesaja. Doch het betrof steeds de aarde, de troon van David, Zion, de volken, de rijken van de aarde, de koninkrijken ONDER de ganse hemel. Wel zouden er dan hemelse toestanden zijn, doch alles zou OP AARDE plaatsgrijpen.

En deze hemelse toestanden op aarde zouden alleen komen door Gods macht. Verre van mensenwerk te zijn, zou juist, niettegenstaande het verzet van Satan en de onwil van de mensen, Gods koninkrijk opgericht worden. Het zou waarlijk een koninkrijk van de hemelen zijn. Als instrument, als kanaal van Zijn zegeningen zou God Israël gebruiken en door hen de andere volken bereiken. Telkens weer wordt er van die zegeningen van de volken gesproken, doch altijd worden dezen laatsten na Israël geplaatst, als van Israël afhankelijk voorgesteld. Het is van het grootste belang zich deze toestand in te denken en hem bij het verder onderzoek steeds voor ogen te hebben.

Twee dingen waren nu nog nodig om tot het Messiaans rijk te komen:

1. de Messias zelf,

2. de bekering van Israël, als volk, van Satan (en de afgoden) tot God.

Wat was intussen de toestand van Gods volk en van de andere volken? Bij het begin van onze jaartelling konden de Israëlieten verdeeld worden in Farizeeën, Sadduceeën, en Esseers.

De sekte van de Farizeeën was één van de oudste en voornaamste; zij vormde zich na de Babylonische gevangenschap, een tweehonderdtal jaar vóór Christus. Het woord Farizeeër wil zeggen "afgezonderde". Zij namen met de uiterste zorg alle uiterlijke voorschriften van de wet waar en voegden er nog heel wat bij. Dit ging gepaard met een grote hoogmoed; zij stelden zich zeer boven het volk en werden zeer geëerbiedigd. De Talmud verdeelt ze overigens in 7 klassen. Volgens de Farizeeën was de mondelinge overlevering nodig om de Schrift aan te vullen. Zij legden zich ook zeer vlijtig toe op de studie van de "vaderen" en legden er meer nadruk op dan op Gods Woord. Behalve de onsterfelijkheid van de ziel en het bestaan van engelen en demonen, geloofden zij ook, volgens Josefus, aan een soort overgaan van de ziel van het ene lichaam in het andere. Om de overlevering te behouden werd een paar eeuwen na de geboorte van Christus, de Mischna en de Gemara geschreven, die tezamen de Talmud vormen. Het is de basis van het "Jodendom". Op een dergelijke wijze zien wij gedurende die tijd hoe de overlevering ook leidt tot de vorming van het "Christendom". Geen van beiden steunt op Gods Woord.

De Esseers gingen nog verder in hun uiterlijke vormen dan de Farizeeën, zij onthielden zich van allerlei voedsel enz. en men kan ze aanzien als een soort joodse gnostieken of joodse theosofen.

De Sadduceeën (genoemd, meent men, naar de stichter Sadok), waren de aristocraten en op politiek gebied de behoudsgezinde partij. Zij loochenden de onsterfelijkheid van de ziel, het bestaan van de engelen, de opstanding. Zij waren streng in het onderhouden van de wet en hielden zich weinig bezig met overlevering.

Geen van deze sekten geloofde AL wat de profeten gesproken en geschreven hadden. Het schijnt ons hier ook gepast een woord te zeggen over de namen "Joden", "Hebreeën" (Hand. 6: 1 enz.) , "Grieks sprekenden" (Hand. 6: 1; 9: 29 enz.), "Jodengenoten" (proselieten, Hand. 2: 10 enz.), "Heidenen", "Grieken", "Barbaren".

  • De Heidenen (volken) staan tegenover het uitverkoren volk Israël.
    De "Grieken" waren de beschaafde volken en de "Barbaren" de minder beschaafde volken.
  • "Joden" waren Israëlieten van de stam van Juda. Daar deze in meerderheid in het land waren, werden alle Israëlieten ook wel Joden genoemd.
  • De Hebreeën waren in het bijzonder de Israëlieten, die in het land leefden en heel "orthodox" waren. Zij behielden het Hebreeuws als voertaal in de Synagogen en lazen in elk geval de Schriften in het Hebreeuws. Alle Hebreeën waren echter geen Israëlieten. Ook de besnedenen uit de volken werden er bij gerekend. Abram was een Hebreeuw (Gen. 14: 13).
  • De Grieks sprekenden waren Israëlieten, die meestal buiten het land woonden en minder zorgvuldig de "Joodse godsdienst" beoefenden. Zij lazen ook de Schriften in het Grieks (de vertaling van de 70).
  • De Jodengenoten waren besneden of niet. De eersten waren meestal gevoegd bij de groep van de Hebreeën. De anderen waren niet besneden, doch deelden in het geloof in Jehovah. Zij bleven gescheiden van de Israëlieten in de tempel, en zelfs in de Synagogen.

Onder al die groepen zouden er weldra zijn, die in Christus zouden geloven. Joodse gelovigen bleven echter Jood, al noemde men ze Christenen. Tussen Joden en volken bleef op nationaal en godsdienstig gebied een scheiding. De gelovigen uit de volken werden niet tot Israël gevoegd, of omgekeerd.

Onderstaande tabel geeft een overzicht over die groepen.

Geloof in Jehovah

Geloof in Christus (Christenen)

Ongelovigen

Joden

Grieks sprekenden

Grieks sprekenden

Grieks sprekenden

Hebreeën (uit Israël)

Hebreeën (uit Israël)

-

Hebreeën (uit de volken)

Hebreeën (uit de volken)

-

Volken

Jodengenoten

Jodengenoten

-

-

Grieken

Grieken

-

Barbaren

Barbaren


Nadat een 400-tal jaar verlopen was sinds het herbouwen van de Tempel, begon de gehele wereld de komst van de Messias te verwachten. Vooral uit de woorden van Daniel wisten de Israëlieten, dat de tijd nabij was en die profetieën waren zowat overal in het Oosten bekend. In China vindt men er sporen van bij Confucius, die in verbinding met Gods volk geweest was. Zoroaster, die ten tijde van Daniel leefde, schreef er van in de Zend Avesta. Men vindt die verwachting bij de Siamezen en de Hindoes. In de "Puranas" van deze laatste leest men dat Vishnoe een verlosser aan de aarde belooft; hij zou in het huis van een herder geboren worden. De Romeinse schrijvers Tacitus, Suetone, Virgilius spreken in hun werken over deze verwachting, die overal verspreid was. De tijd van de vervulling van Gods raad was aangebroken.

Nu moest eerst de "boodschappen komen om de weg van de Messias gereed te maken. Zij die bereid waren ALLES te geloven wat de profeten geschreven hadden, konden weten dat Hij in vernedering zou komen en veracht zou worden; dat Hij zou komen om de zonde van de mensen op zich te nemen. En dan zou het oordeel, de dag des Heren komen, gevolgd door het Koninkrijk op aarde, van de hemel gegeven, hemels, niet door mensen ingesteld. Niets kon hen doen verwachten dat er veel tijd zou verlopen tussen de komst van de Messias in vernedering en Zijn komst op de Olijfberg ten oordeel en tot heerlijkheid. Zij wisten of konden weten, dat ook de volken zouden gezegend worden, doch slechts na Israël en door Israël, in de tweede plaats; alhoewel die zegeningen ook ten dele konden dienen om de kinderen Israëls tot ijver te verwekken. De inzettingen, offeranden, feestdagen, Sabbatten zouden natuurlijk steeds doorgaan, van een afschaffing was geen spraken; doch dit alles zou slechts een uiting zijn van het ware, het geestelijke. En ook gedurende het Koninkrijk zouden die inzettingen, alhoewel enigszins gewijzigd, nog bestaan. De Wet zou dus steeds van Kracht blijven, doch het oude verbond, volgens hetwelk Israël op zich genomen had uit eigen macht alles te doen wat de Here gezegd had, zou vervangen worden door een nieuw verbond. Israël zou van de gelofte vrijgemaakt worden en een nieuw hart krijgen.

Wij kunnen ons dus min of meer in de toestand van de ernstige Israëlieten verplaatsen, tot die tijd terug gaan en voor een ogenblik de LATERE openbaringen vergeten.

Men verliest niet uit het oog, dat de profeten niets van onze tijd zeggen, dat allen spreken van een reeks doorlopende gebeurtenissen, die nooit de Gemeente van de verborgenheid betreffen. Zie: Ps. 118: 22; Jes. 9: 5, 6; 53: 10; 61: 2; Dan. 9: 26, 27; Hos. 2: 13, 14; 3: 4, 5; Amos 9: 10, 11; Micha 5: 2, 3; Hab. 2:13,14; Zef. 3:7,8; Zach. 9:9, 10. Overal wordt de tijd van de Gemeente weggelaten.

Wij zullen nu verder de teksten meer uitvoerig onderzoeken, want wij komen nu tot de kern van deze studie. Men denke er steeds aan dat ons doel is Gods Woord te onderzoeken zonder vooropgezette mening en zonder ons te bekommeren over de conclusies die uit dit onderzoek zullen volgen. Wij vertrouwen, dat hij, die de waarheid lief heeft, zich veilig aan Gods Woord kan overgeven en in niets moet terugschrikken, als, bij een dergelijk onderzoek, mocht blijken dat hij vroegere meningen moet terzijde stellen en in conflict komen met medegelovigen. Wij willen ons dan benaarstigen om onszelf Gode beproefd voor te stellen, een arbeider, die niet beschaamd wordt, die het woord van de waarheid recht snijdt (2 Tim. 2: 15).

 

| Inhoudsopgave |



Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden