Schriftonderzoek
No. 9. Gen. 1:2 ... “En duisternis was op de afgrond.” Wat is de afgrond? Laat de Schrift ons dat leren. We nemen weer de Concordantie en gaan het woord na. We vinden dan het volgende: In Gen. 7:11 en 8:2 is sprake van de fonteinen des groten afgronds. In 44:25 zegt Jakob, dat Jozef gezegend zal worden met zegeningen des hemels (Hebr. der hemelen) van boven, met zegeningen des afgronds; die daaronder n.l. onder de hemelen, ligt. Hieruit blijkt, dat de afgrond, datgene is, dat onder de aardoppervlakte ligt. De afgrond is de diepte, hetzij in de aarde, hetzij in de zee. In Ex. 15:5 is er sprake van, dat de afgronden de Egyptenaars overdekt hebben. Zie ook Ps. 77:17 en 106:9. Die afgronden waren eerst stijf geworden vs. 8, dichterlijke voorstelling van het opdrogen van de natte zeebodem. Zie ook Ps. 33:7. In Deut. 8:7 zegt Mozes: “Want de Heere uw God brengt u in een goed land, een land met waterbeken, fonteinen en diepten. Hier staat voor diepten hetzelfde woord, dat in de andere teksten door afgrond werd vertaald. Men ziet hier uit, dat hier diepten in de aarde, kloven of valleien bedoeld worden. Zie ook Psalm 78:15. De zeebodem heet het onderste des afgronds Job. 28:14, 38:16. De oppervlakte ervan is het vlak des afgronds 35:30 en ook Job. 41:23. In Ps. 36:7 is de afgrond het tegenovergestelde van de bergen, in 42:8 betekent het weer het diep, de diepte, zo ook Ps. 71:20. Zie voorts Ps. 107:26, 135:6, 148:7, Spreuken 3:20, 8:24, 27:28, Jes. 51:10, 63:13, Ez. 26:19, 31:4, 15, Amos 7:4, Jona 2:5, Hab. 3:10.
Dit Zijn al de plaatsen waar het woord voorkomt met uitzondering van Ps. 104:6. Daar staat, dat de aarde eenmaal met de afgrond, als met een kleed, bedekt is geweest. Dit kan slaan op Gen. 1:2. Maar ook op de zondvloed. Het hangt er maar van af wanneer de verschuiving van de aardlagen, die de bergruggen deed ontstaan, heeft plaats gehad. De oorspronkelijke aarde heeft verheffingen gehad, want er zijn ongetwijfeld beken en rivieren geweest. Het dooreenwerpen van de aardlagen, dat de bergen als breukranden deed oprijzen, heeft mogelijk plaats gehad bij het woest en ledig worden. Dus bij de geweldige catastrofe, die de Schrift “de nederwerping” noemt, waardoor tevens de afgrond ontstond, d.i. het diepe in tegenstelling met het hoge.
|