|
Deel I |
No 5 |
28 Sept. 1929 |
De Heilige Schriften
No. 5.
De Psalmen (lofzangen).
Het woord Psalm betekent Lof of Lofzang. In het Hebr. is er geen uiterlijke indeling. Toch is die gemakkelijk aan te brengen en vallen de Lofzangen uiteen in 5 boeken, zoals de Wet. We hebben dan:
AI Het Genesis-boek, Ps. 1-41. Betreffende de mens. Gods raad over hem. Alle zegeningen besloten in gehoorzaamheid, 1:1, zie Gen. 1:28. Gehoorzaamheid is 's mensen boom des levens 1:3, Gen. 2:16. Ongehoorzaamheid brengt verstoring. Ps. 2 Gen. 3. Deze kan alleen hersteld worden door de Zoon des mensen in Zijn verzoenend werk als Zaad der Vrouw, Ps. 8, Gen. 3:15. Het boek eindigt met een zegening en een dubbel “Amen”.
BI Het Exodus-boek, Ps. 42-72. Betreffende Israël als volk. Gods raad over Israël, Israëls ondergang. Verlosser en verlossing Ex. 15:13, Ps. 68:4. Het begint met Israëls roepen om bevrijding en besluit met Israëls Koning, heersend over de bevrijde natie. Slot: een :zegening en een dubbel “Amen”.
C Leviticus-boek, Ps. 73-89. Betreffende het Heiligdom. Gods raad over het Heiligdom in zijn betrekking tot de mens en tot Jehovah. Het Heiligdom en de schaar der O.T. gelovigen komt bijna in elke psalm voor. Slot: een zegening en een dubbel “Amen”.
BII Het Numeri-boek, Ps. 90-106. Betreffende Israël en de Volken der aarde. Gods raad over de aarde. Geen hoop en rust buiten en zonder Jehovah. Figuren en vergelijkingen: deze wereld als een woestijn. Begin: Gebed van Mozes (de man der woestijn) Ps. 90. Eind: Overzicht van Israëls opstanden in de woestijn, Ps. 106.Rust alleen in de toekomst, 96-100. Slot: zegening en Amen, Hallelu-Jah !
AII Het Deuteronomium-boek, Ps. 107-150. Betreffende God en Zijn Woord. Gods raad over Zijn Woord. Alle zegeningen voor de mens (Boek I) en Israël (Boek II) en de aarde (Boek III) en de Volken (Boek IV) vervat in de woorden Gods. Deut. 8:3. Ongehoorzaamheid aan 's Heren woord was de oorzaak van 's mensen moeite en ellende, Israëls verstrooiing, 's Heiligdoms verwoesting, 's aardrijks ellende. De zegen komt door inschrijving van het Woord in het hart, Ps. 119. Begin: Ps. 107:20: Hij zendt Zijn Woord uit en heelde hen. Einde: 5 psalmen, voor elk Boek één, elk beginnend en eindigend met: Hallelu-Jah. !
1. Het Genesis-boek. De Mens.
AI A1 Ps. 1-8 De mens en de Zoon des mensen (8:4).
A2 Ps. 9-15 De mens van de aarde (de Antichristus) (10:18).
A3 Ps. 16-41 De mens Jezus Christus.
A1 Ps. 1-8 De mens en de Zoon des mensen.
A1 B1 D1 1 De mens gezegend. De Wet des Heren zijn vermaak.
E1 2 De opstandige mens. Vergeefse raadslag tegen Gods Zoon, door Wien alleen de universele heerschappij hersteld kan worden, vs. 12, Hebr. 1:5.
C1 Vijanden van buiten
F1 3 Gebed met het oog op deze opstand (Morgen) Jehovah mijn schild.
G1 4 Gebed met het oog op deze opstand (Nacht). Hoe lang, vs. 2.
C2 F2 5 Gebed met het oog op deze opstand. (Morgen) Jehovah mijn Koning.
G2 6 Gebed met het oog op deze opstand. (Nacht) Hoe lang, vs. 3.
B2 D2 7 De mens gezegend. Vertrouwen, in de Here zijn heil.
E2 8 De opstandige onderworpen. De Zoon des mensen verheven, heerschappij over de aarde.
A2 Ps. 9-15 De mens van de aarde.
A2 H1 9 (Ha) 10 (Hb) De mens van de aarde. De Antichristus. Zijn dagen, wijze van doen en einde. De tijden der benauwdheid, 9:9; 10:1. De grote verdrukking. Deze twee psalmen vormen één geheel.
I1 J1 11 Gebed met het oog op deze tijden van benauwdheid.
K1 12 De ijdelheid van de mens.
I2 J2 13 Gebed met het oog op deze tijden van benauwdheid.
K2 14 De ontaarding van de mens
H2 15 De volkomen mens. Zijn wijze van doen en blijvende zegening. Dit leidt tot A3.
A3 Ps. 16-41. De mens Jezus Christus.
A3 L1 O1 16 Zijn plaats van lijden innemend. Jehovah bepaalt zijn lot.
P1 17 Gebed en beroep op de Heere met het oog op Ps. 16. (O1).
Q1 18 Antwoord op het gebed van Ps. 17. Belofte van bevrijding en overwinning.
M1 R1 19 Zijn volk erkent Gods heerlijkheid in schepping en openbaring.
S1 20 Hun gebed, waar zij in Messias hun eigen redding zien.
T1 21 Hun verhoging door Messias' verhoging.
N1 U1 22 De goede Herder in de dood. (Joh. 10:11) Verzoening de basis van alle zegening.
V1 23 De grote Herder in de opstanding. Heb. 13:20. 0pstanding de basis van de tegenwoordige zegening.
W1 24 De grote Herder in de heerlijkheid, 1 Petr. 5:4. De Toekomst de basis van alle toekomstige zegening.
L2 O2 25 Gebed met verwijzing naar Ps. 16. Het “pad” en de “weg”. Zie vs. 4, 8-10, 12 Ps. 16:11 (O1).
P2 26 Gebed met verwijzing naar Ps. 17 (P1).
Q2 27 (Qa) 28 (Qb) Gebed met verwijzing naar Ps. 18 (Ql). Antwoord van Jehovah als zijn Rots en Bevrijder.
M2 R2 29 De lof van zijn volk voor Gods heerlijkheid in de schepping.
S2 30 (Sa) 31 (Sb) 32 (Sc) 33 (Sd) Hun lof, waar zij het antwoord zien op Ps. 20. Ps 33 is het eerste “nieuwe lied” in de psalmen.
T2 34 Hun verheffing in Messias' verheffing. Als in T1, Ps. 21.
N2 U2 35 (Ua) 36 (Ub) Gebed en lof met verwijzing naar de verzoening als basis van alle zegening. Zie Ps. 22.
V2 37 Onderwijzing t.o.v. de tegenwoordige zegening. Zie Ps. 23.
W2 38 (Wa) 39 (Wb) 40 (Wc) 41 (Wd) Gebed en lof met verwijzing naar de toekomstige zegening, 41:12. 't Goddelijk antwoord op Ps. 24:3.
2. Het Exodus-boek. Israël.
BI A1 Ps. 42-49 Israëls neergang.
A2 Ps. 50-60 Over Israëls Verlosser.
A3 Ps. 61-72 Over Israëls verlossing.
A1 Ps. 42-49. Over Israëls neergang.
A1 B1 42 (Ba) 43 (Bb) Neergang en verdrukking beseft, 42:9; 43:2 Geen hulp van de mens. Geroep en tranen, zoals in Exodus (2:23; 3:7-9; 6:9).
C1 D1 44 De roep om hulp, tot de Bevrijder en Losser, vs. 22-26.
E1 45 De Bevrijder geprezen.Antwoord op de roep.
C2 D2 46 De hulp van de Bevrijder. (Zie 48:8).
E2 47 (Ea) 48 (Eb) De Bevrijder geprezen. (48:8 en 44:1).
B2 49 Neergang en behoefte aan verlossing beseft. Geen hulp van de mens, alleen van God vs. 15.
A2 Ps. 50-60. Israëls Verlosser.
A2 F1 50 God spreekt tot Zijn volk. Hij verbreekt het zwijgen als in Ex. 3:4. Zie Hebr. 12:25, 26.
G1 51 Overtreding. Beleden en vergeven.
G2 52 (Ga) 53 (Gb) 54 (Gc) 55 (Gd) Overtreders Niet belijdend. Verdelgd.
F2 56 (Fa) 57 (Fb) 58 (Fe) 59 (Fd) 60 (Fe) Gods volk spreekt tot Hem van Israëls Verlosser en Zijn werk. Voorzegging van dood en opstanding.
A3 Ps. 61-72. Israëls verlossing.
A3 H1 J1 61 (Ja) 62 (Jb) 63 (Je) 64 (Jd) Israël wacht op verlossing “van de einde der aarde”, wat alleen het werk Gods is, 64:9.
K1 65 Sion wacht op zijn zegen.
L1 66 (La) 67 (Lb) Lof beloofd. De benauwdheid herdacht 66:10-12.
I1 68 Het antwoord op 61-67. God staat op. Geloofd zij God vs. 35.
H2 J2 69 De Koning wacht op verlossing, vs. 14 uit lijden, schande en leed. (Het schuldoffer).
K2 70 De Koning wacht op Zijn verlossing. Haast u.
L2 71 Lof beloofd, vs. 22-24. De benauwdheid herdacht, vs. 20.
I2 72 Het antwoord. De Koning regeert. “Geloofd zij de Heere God”, vs 18. Dit was Zijn begeerte, 2 Sam. 23:5. Het verloste volk gezegend en een zegen voor alle volken.
3. Het Levitzcus-boek. Het Heiligdom.
C A1 PS.73-83. Het Heiligdom in betr. tot de mens.
A2 Ps. 84-89. Het Heiligdom in betr. tot Jehovah.
A1 Ps. 73-83 Het Heiligdom in betr. tot de mens.
A1 B1 73 Het gevolg van buiten het Heiligdoms te zijn. Bezigheid van het hart met anderen. Daarop gevolgde verwarring.
C1 74 De vijand van het Heiligdom.
D1 75 Gods Gezalfde in het Heiligdom.
E1 76 Verdelging van de vijanden van het Heiligdom.
B2 77 (Ba) 78 (Bb) het gevolg van buiten het Heiligdom te zijn. Bezigheid van het hart met zichzelf. 78 is onderwijzing op 73 en 77 en leert, hoe Jehovah Silo verliet (vs. 60) en niet Jozef verkoor vs. 67, maar Sion vs. 68, 69 en David vs. 70-72.
C2 79 De vijand in het Heiligdom.
D2 80 (Da) 81 (Db) 82 (De) God in het Heiligdom.
E2 83 Verdelging van de vijanden van het Heiligdom.
A2 Ps. 84-89. Het Heiligdom in betr. tot Jehovah.
A2 F1 84 (Fa) 85 (Fb) De zegen van tot het Heiligdom te mogen naderen.
G1 86 Gebed voor God (in het Heiligdom).
F2 87 De zegen van de bewoners van Sion.
G2 88 Gebed voor God. Onderwijzing.
F3 89 De zegen van hen, “die het geklank kennen”, vs. 15. God in de vergadering Zijner heiligen, vs. 7. Onderwijzing over Gods weg in het Heiligdom en betreffende het gehele boek.
4. Het Numeri-boek. De aarde en de Volken.
Voor-psalm 90 De rust. Verloren en nodig.
BII A1 91-94 De rust voor de aarde verlangd. Geen hoop daarop tot de Boze ophoudt van verstoring.
A2 95-100 De rust voor de aarde vooruitgezien. Het centrale vers is Ps. 96:11. De reden, Ps. 96:11.
A3 101-105 De rust voor de aarde bezongen. Jehovah's troon in de hemelen. Zijn Koninkrijk over alles, Ps. 103:19.
Na-psalm 106 De rust. Hoe verloren en gewaardeerd.
A1 PS. 91-94 De rust voor de aarde verlangd.
A1 B1 91 Rust alleen in Jehovah in een omkomende wereld. De verborgen plaats des Allerhoogsten de enige plaats van veiligheid.
C1 92 Gebed voor de Sabbat (die komen zal, Heb. 4:9), wanneer alle werkers der ongerechtigheid uitgeweid zullen worden, vs. 7, 9, en de rechtvaardige zal bloeien, vs. 12. Jehovah hun Rots en Toevlucht, vs. 15.
B2 93 Rust alleen in Jehovah. Zijn troon zal, wanneer eenmaal gevestigd, de plaats der veiligheid zijn.
C2 94 Gebed om rust tot Jehovah, de Rechter der aarde, om alle werkers der ongerechtigheid te verdelgen, vs. 4, 16, 23, en de rechtvaardigen rust te geven, vs. 13-15, in Jehovah, hun Rots en Toevlucht, vs. 22.
A2 Ps. 95-100 De rust voor de aarde vooruitgezien
A2 D1 95 Lof met het oog op de vooruitgeziene rust. Zijn volk en de schapen Zijner weide vs. 7. “Laat ons Zijn aangezicht tegemoet gaan met lof”, vs. 2. Reden: “Jehovah is een groot God”, vs. 3.
E1 F1 96 Opwekking om een “nieuw gezang” te zingen, want Hij komt. Oordeel.
G1 97 Het nieuwe gezang: “De Heere regeert”,
E2 F2 98 Opwekking om een “nieuw gezang” te zingen, want Hij komt.
G3 99 Het nieuwe gezang: “De Heere regeert.”
D2 100 Lof met het oog op de vooruitgeziene rust. Zijn volk en de schapen Zijner weide, vs. 2. “Komt voor Zijn aangezicht met vrolijk gezang”, vs. 2. R.eden: “De Heere is God”, vs. 3.
A3 Ps. 101-105 De rust voor de aarde bezongen.
A3 H1 101 Het komende Koninkrijk. De beginselen: Goedertierenheid en recht, vs. 1. De goddeloze verdelgd, vs. 5, 8,
J1 102 De Koning in Zijn vernedering en toekomende heerlijkheid als onvergankelijk Schepper, vs. 12, 24-27, Al het andere vergaat, vs. 27.
H2 1103 Het komende Koninkrijk. De goedertierenheden en oordelen, vs. 4, 6, 17, 19.
J2 104 De Koning in Zijn toekomende heerlijkheid als onvergankelijk Schepper vs. 23. Al het andere vergaat, vs. 27-29.
H3 105 Het komende Koninkrijk. Rustend op het verbond, vs. 8-12, 42-45, van goedertierenheid en oordeel, vs. 5-7.
5. Het Deuteronomium-boek. Gods Woord het enige goed.
AII A1 107 Bevrijding door het genezende woord.
B1 C1 E1 108 (Ea) 109 (Eb) 110 (Ee), De vernedering, bevrijding en verheffing van de ware David, 108:6.
F1 111 (Fa) 112 (Fb) 113 (Fe) Lofprijzingen. Drie Hallelu-Jah psalmen. De eerste twee beginnend en de derde eindigend met: Hallelu-Jah. 111: Lof voor Jehovah's werken, 112 voor Zijn wegen, 113 voor Hemzelf.
D1 G1 114 (Ga) 115 (Gb) Bevrijding van Egypte en Egypte's afgoden.
H1 116 (Ha1), 117 (Ha2), 118 (Ha3) Lofprijzingen
Drie psalmen, de eerste twee eindigend met Hallelu-Jah, en de derde zowel beginnend als eindigend met Hallelu-Jah, althans in het Hebreeuws, (in onze Vertaling met: Looft den Heere).
A2 119 Levendmaking en onderhouding door het openbarende Woord.
B2 D2 G2 120 (Ga1) - 134 (Ga15) Bevrijding van Sanherib, type van Israëls toekomstige verlossing. (15 psalmen, gerangschikt in 5 drietallen).
H2 135 (Ha1) 136 (Ha2). Lofprijzing. Twee psalmen aan elkaar verbonden door een gecombineerde structuur.
G3 137 Bevrijding van de gevangenen van Saherib.
H3 138 Lofprijzing.
G4 139 Bevrijding van een boos hart, Ez. 36:26; Jer.31:33.
H4 140 (Ha1) - 144 (Ha5) Gebed en Lofprijzing.
C2 E2 145 De ware David, Die de lofprijzingen van Zijn Volk leidt, 144:9.
F2 146 (Fa1) - 150 (Fa5) Lofprijzing. Vijf Hallelu-Jah psalmen, elk beginnend en eindigend met: “Hallelu-Jah”.
Home | Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door ©
Levend Water Alle rechten voorbehouden
|