Deel I
No 3
30 Aug. 1929

De Heilige Schriften

No. 3.

III. Overzicht van de structuren van "De Profeten ".


De tweede grote groep van de Hebr. Schriften is die van de Profeten. Onder Profeten versta men niet uitsluitend of allereerst voorzeggers van de toekomst. Het zijn veeleer mannen, die inleven in Gods raad, daarvan spreken en getuigen. Het zijn sprekers voor God. In zoverre Gods raad ook de toekomst betreft, was het hun vergund op enger of wijder gezichtsveld daar een blik in te mogen slaan.

Heel Israëls geschiedenis in het Land wordt beheerst door de opeenvolgende profeten, die de Here moest zenden, wijl het volk zijn roeping onder de priesters en koningen miste. In dat opzicht verschilt Israëls historie geheel van die van andere volken. Geen enkel ander volk heeft geschriften, welker inhoud de toekomst beheerst.

Van Israëls profetie is slechts een klein deel vervuld. Het meeste moet nog vervuld worden. Van een "geestelijke" vervulling weet de Schrift zonder de letterlijke, niets. Alles is reëel.

De "Profeten" omvatten 8 boeken. Ze worden in tweeën gedeeld, de Vorige en de Latere Profeten. De Vorige zijn" Jozua, Richteren, Samuel en Koningen, de Latere: Jesaja, Jeremia, Ezechiël en de 12 Kleine Profeten. De eerste 4 laten vooral Israëls feilen en falen zien, de latere staan, wat hun heden betreft, ook in net falen, maar voorzeggen een schone toekomst voor Israël.

Dat de canonieke volgorde, d.i. de volgorde, die in onze Bijbels staat en ook die van de Hebr. Bijbels, niet de chronologische, d.i. tijdrekenkundige is, mogen we bekend veronderstellen.

Niet alle Profeten zijn gedateerd, niet alle even gemakkelijk tijdrekenkundig thuis te brengen. De gedateerde profeten zijn: Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Daniël, Hosea, Amos, Micha, Zefanja, Haggaï, Zacharia. De niet gedateerde zijn: Joël, Obadja, Jona, Nahum, Habakkuk en Maleachi. Tien zijn er dus gedateerd. zes ongedateerd. Van deze laatste kan uit de inhoud de datum opgemaakt of benaderd worden. Later meer over de tijd, waarin zij optraden. (Zie Reeks II).

Nu de structuur.

A1 Jozua. "De Here der ganse aarde". Het falen om het Land in bezit te nemen, 18:3. De Kanaänieten nog in het Land, 15:63.

B1 Richteren. Algeheel falen. 13 Richters. Israël God verlatend en uit nood weer zoekend. "Geen koning", 21:25.

C1 Samuël: Saul type van de Antichristus. David type van Christus, Israël wil als de andere volken zijn.

D1 Koningen: Neergang en falen onder de Koningen. Uit het Land.

D2 Jesaja. Israëls enige hoop, uiteindelijke zegening en herstel. De Messias Gods Koning. In het Land.

C2 Jeremia, Nebukadnezar type van de Antichristus. Davids rechtvaardige Spruit verwekt. De Bevrijder. Israël in ballingschap onder de Volken.

B2 Ezechiël. De heerlijkheid Gods verlaat Land en Volk en keert terug. "Heere is aldaar". Ez. 48:35.

A2 De Kleine Profeten. "De Heere der ganse aarde" herstelt Israël in het Land. Geen Kanaäniet meer in het Huis van de Here der heerscharen; Zach. 14:21.


Structuur van de Vorige Profeten:

A1 Jozua. Israël ingaande in het Land. Jozua en de Priesters.

B1 Richteren. Israëls falen onder de Priesters.

A2 Samuël. Israël in het Land. Samuël en de Koningen.

B2 Koningen. Israëls falen onder de Koningen.


Structuur van de Latere Profeten.

C1 Jesaja. Herstel van Davids troon door het priesterlijk werk van Messias. De twee stammen.

D1 Jeremia. Politieke neerwerping en verheidensing. Eindelijk herstel van Juda en Efraïm in het Nieuwe Verbond.

D2 Ezechiël. Godsdienstige neerwerping. De heerlijkheid vertrekt. Eindelijk herstel van het Ruis Juda en het Huis Israël.

C2 De 12 Kleine Profeten. Herstel van Davids troon door het priesterlijk werk van Messias.De 10 stammen.


De korte samenvatting is: "Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbijgaat? Hij houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid, want Hij heeft lust aan goedertierenheid". Micha 7:18. Zie ook vs. 19 en 20.



1. De Vorige Profeten.

JOZUA.
Jozua is een van de verspieders, die het volk vermaande in 's Heren kracht op te trekken. Zijn naam Hosea werd veranderd in Joshua, d.i. Redding van Jehovah. De Griekse vorm is Jezus, d.i. Johavah de Redder.

Onder Jozua ging Israël het land binnen. De eerste intrede wordt evenwel een falen. Israël verovert het Land niet ten volle. De Meerdere dan Jozua zal eenmaal Israël het gehele land Kanaän geven. Dat zal van uit de hemel geschieden, daarom heet het 't hemelse vaderland. Dat is dus niet de hemel, maar het land vanuit de hemel bereid en gegeven.

In het eerste boek van deze reeks is sprake van een Jozua als leider en krijgsman, in het laatste (de 12 Kleine Profeten gelden voor één Boek) is sprake van een Jozua de hogepriester (Zach. 6:13. Zie ook Op. 3:21).

Struktuur.

A1 1:1-18 Jozua, zijn werk beginnend.

B1 2:1-7:26 De Jordaan. Daarmee verbonden gebeurtenissen.

C1 8:1-12:24 Het Land. Verovering.

C2 13:1-21:45 Het Land. Verovering.

B2 22:1-3'1 De Jordaan. Daarmee verbonden gebeurtenissen.

A2 23:1-24:28 Jozua, zijn werk beëindigend.


RICHTEREN.
Als Israël faalt onder de Priesters, verwekt God mannen om de zaken weer recht te zetten. Deze regeren het Volk bij ontstentenis van een koning. Zij leiden het onderworpen volksdeel terug tot gehoorzaamheid aan de ware Koning en brengen verlossing teweeg van de vijanden. Inmiddels wordt het gemis aan een zichtbaar vorst openbaar. "Er was geen koning in Israël en ieder deed, wat recht was in zijn ogen ".

Structuur.

A1 C1 1:1-2:5 Israël en de andere volken. Aanvallen.

   D1 2:6-8:35 Bestuur. Richters.

B1 9:1-57 Innerlijke wantoestanden.

A2        D2 10:1-16:31 Bestuur. Richters.

      C2 17:1-18:31 Israël en de anderé volken. Aanvallen.

B2 19:1-21:25 Innerlijke wantoestanden.


SAMUEL.
In onze bijbels is Samuel in tweeën gedeeld. Dat was eenmaal niet zo. Het is geschied door de vertalers van de Septuagint, d.i. de Griekse vertaling van het O.T., waarschijnlijk om de lange rol, die men anders nodig had, te vermijden. Samuel is één boek. In de Hebr. Bijbel was het waarschijnlijk onverdeeld tot 1516-17.

Samuel betekent: "Van God gevraagd". Het boek beschrijft de verwerping van Jehovah als Koning door Israël en Israëls begeerte een volk te zijn als andere volken. In Saul krijgt het een koning, maar niet in Gods gunst. Dan komt de man, naar Gods hart, David, type van Christus, Die regeren zal over Israël, nadat de Antichristus door het volk begeerd is, maar door God verworpen. (Joh. 5:43).

Structuur.

A1 1 Sam. 1:1-7:17 Israël onder de Richters.

A2 1 Sam. 8:1-2 Sam 24:25 Israël onder de koningen.

A2 nader ontleed:

A2 B1 1 Sam. 8:1-2 Sam. 1:27 Koning Saul.

      B2 2 Sam. 2:1-24:25 Koning David.

B2 nader ontleed:

B2 C1 2 Sam. 2:1.4:12 Het Koninkrijk gedeeld.

      C2 2 Sam. 5:1-24:25 Het Koninkrijk verenigd.


KONINGEN.
Ook Koningen was eenmaal één boek. De vertalers van de Septuagint deelden het evenals Samuel in tweeën. De rallen werden anders te lang, daar het Grieks meer ruimte vraagt dan het Hebreeuws.

In Koningen zien we Israël falen onder zijn koningen, evenals in Richteren onder zijn priesters. Indien daarom de vorige Profeten geen tegenhanger hadden in de Latere Profeten, zou Israël en de aarde zander hoop zijn. De zegen der aarde komt immers door middel van Israël. Zolang dit feilt is er wanorde. Zolang Israël niet op zijn plaats is, kan er van de volle zegening der Volken geen sprake zijn.

In Koningen zien we Israël ondergaan. De tijden der Heidenen vangen aan.

Structuur.

A1 1 K 1:1-12:15 Het verenigde Koninkrijk.

A2 1 K 12:16-2 K 25:30. Het gedeelde Koninkrijk.

A1 nader ontleed:

A1 B1 1 K 1:1-2:11 David.

      B2 1 K 2:12.11:43 Salomo.

      B3 1 K 12:1-15 Rehabeam.

A3 nader ontleed, laat 2 maal 8 groepen zien, 8 met Israëls historie, 8 met die van Juda. Kort overzicht:


Israël
Juda
1. 1 K. 12:20 - 14:20 1 K. 14:21 - 15:24
2. 1 K. 15:25 - 22:40 1 K. 22:41 - 50
3. 1 K. 22:51 - 2 K 8:15 2 K. 8:16 - 9:29
4. 2 K. 9:30 - 10:36 2 K. 11:1 - 12:21
5. 2 K. 13:1 - 25 2 K. 14:1 - 22
6. 2 K. 14:23 - 29 2 K. 15:1 - 7
7. 2 K. 15:8 - 31 2 K. 15:32 - 16:20
8. 2 K. 17:1 - 41 2 K. 18:1 - 24:20




2. De Latere Profeten.

De latere Profeten verschillen veelszins van de Vorige. Allermeest hierin, dat zij Gods trouw openbaren, Gods roeping en verkiezing zijn onberouwelijk. Israël mag feilen en falen, de Here blijft Dezelfde. In de Vorige Profeten, zien we Israël voortdurend falen. Ontaarding heerst allerwegen. Had het Rijk onder koning Salomo een korte glansperiode en was er enige tijd uitwendige rust, deze was niet duurzaam en slechts schaduw van de toekomende heerlijkheid. De ware rust is niet gekomen. In de Latere Profeten is Israëls toestand wel donker, maar toch gloort telkens weer Israëls nieuwe dageraad door. Echter onder een nieuw verbond.

Wie eenmaal mede door de structuur gezien heeft, dat de Vorige en Latere Profeten beide over Israël handelen, over het verkoren aardse Volk, het Land Kanaän - het sieraad van alle landen - over het letterlijke politieke koninkrijk op aarde, kan de beloften verstaan, die de Here aan Israël, het nationale volk, doet. De heerlijk lichtende profetieën zijn niet voor de "Kerk", maar voor hetzelfde volk, dat ons geschetst werd in de Vorige Profeten.


JESAJA.
Jesaja betekent: Redding van Jah, d.i. de afgekorte naam van Jehovah. Jesaja profeteert over Juda en Jeruzalem. Men neme dit steeds letterlijk op. Als de Geest deze namen noemt, waarom maken wij er dan wat anders van? Waarom de zegeningen voor de "Kerk" genomen, de vloeken aan de Jood gelaten? We kunnen daar thans niet dieper op ingaan, maar moeten er toch terloops op wijzen, dat deze wijze van Schriftverklaring niet alleen onlogisch is, maar ook de Schrift van z'n kracht berooft. Wij nemen Juda en Jeruzalem steeds letterlijk en zien, wat het geestelijke betreft, in Israëls geschiedenis voorbeelden ter lering, overeenkomstig l Cor.10.

Jesaja's profetie omvat niet alleen Israël, maar ook de Volken en steden buiten Juda en Jeruzalem (Babel, Moab, Damaskus, Egypte). Wie Juda en Jeruzalem vergeestelijkt, moet het, wil hij consequent zijn, het deze namen ook doen. En als daarmee dan de "Wereld" aangeduid is, maakt hij 'Gods Woord geestelijk saai. Babel, Moab, Egypte, enz. betekent dan steeds de wereld. Dan deed de Geest overbodig werk en had veel beter één woord kunnen gebruiken. Ziet men, dat het vergeestelijken leidt tot vervlakken der Schrift, ja het zich boven de Schrift stellen en het beter willen weten?

Jesaja's boek zelf is een eenheid. Er zijn geen twee "Jesaja's". Dit bewijst de structuur. Op de tijd van zijn optreden kunnen we hier niet ingaan.

Structuur.

1:1 Titel.

A1 1:2-5:30 Vermaningen, berispingen, profetie.

B1 6:1-13 Historie. De stem uit de tempel. De verstrooiing.

C1 7:1-12:6 Historie. Feiten en Profetieën: (Achas).

D1 13:1-27:13 Lasten. Afgewisseld met Israëls zegeningen.

D2 28:1-35:10 Wee's. Afgewisseld met Jehovah's heerlijkheid.

C2 36:1-39:8 Historie. Feiten en profetieën (Hiskia).

B2 40:1-11 De stem uit de woestijn. De herzameling.

A2 40:12-66:24 Vermaningen, beloften, profetie.


JEREMIA.
Jeremia betekent: die Jehovah verheft. Hij was geplaatst over de volken en koninkrijken om uit te rukken en af te breken en te verderven en te verstoren, ook om te bouwen en te planten. 1:10 .Evenals Jesaja profeteert hij ook over Israëls vijanden. De rechtvaardige Spruit zal eenmaal in gerechtigheid regeeren en blijken Jehovah Zelf te zijn, 23:5,6.

Structuur.

A1 1:1-3. Inleiding.

B1 1:4.19. Jeremia's opdracht gegeven.

C1 2:1-20:18. Profetieën over de Joden.

D1 21:1-35:19. Historie. Jojakim. (Niet chronologisch).

E 36:1-32. Baruchs zending tot Jojakim.

D2 37:1-45:5 Historie. Zedekia. (Niet chronologisch).

C2 46:1-51:64. Profetieën over de Heidenen.

B2 51:64. Jeremia's opdracht geëindigd.

A2 52:1-34. Slot.

Op de chronologische (tijdrekenkundige) volgorde van Jeremia's profetieën kunnen we hier niet ingaan. Evenals gewone schrijvers de stof mogen groeperen, naar hun inzicht, mogen dat de gewijde schrijvers. De niet-chronologische orde typeert de verwarring van die tijden en het versnijden van 's Heeren Woord (36:23).


EZECHIEL.
Ezechiël betekent. "God is sterk" of "God sterkt". Hij is een profeet in de ballingschap. Zijn naam bevat niet de Verbondsnaam zoals Jesajah, Jeremia maar de naam El, de God van alle andere Volken. Vandaar ook heet Ezechiël "Mensenkind", Hebr. Zoon van Adam of Zoon des mensen, bewijs, dat Israël ver van zijn Land en zijn God af was. Toch wordt het herstel voorzegd.

Structuur:

A1 1:1-12:28 De verwoesting.

      B1 13:1-23 Profeten en profetessen.

C1 D1 14:11 Oudsten.

E1 14:12-15:8 Het Land en de Stad (Oordelen).

      F1 16:1-63 Jeruzalem. Verlaten kind.

G1 17:1-25 Babylonische oorlog Gelijkenis.

      H1 118:1-32 Het Volk. Spreekwoord. Zure druiven.

J1 19:1-14 De Vorsten van Israël.

C2 D2 20:1-44 Oudsten.

E2 20:45-22:31 Het Land en de Stad. (Oordelen).

      F2 23:1-49 Jeruzalem. Twee zusters.

G2 24:1-32:32 Babylonische oorlog. Gelijkenis.

     H2 33:1-22 Het Volk. Teken. (Wachter).

J2 33:23-33 De bewoner van de woeste plaatsen.

      B2 34:1-31 Herders en kudde.

A2 35:1-48:35 Het herstel.




Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden