Verstaat Gij wat Gij Leest ?




................ Vrijgegeven gedeelte van de brochure

............ In Luk. 10 komt een wetgeleerde tot de Here Jezus met een strikvraag om te Here Jezus te verzoeken.

25 En zie, een wetgeleerde stond op om Hem te verzoeken en zeide: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? 26 En Hij zeide tot hem: Wat staat in de wet geschreven? Hoe leest gij? (Lukas 10)

De Here Jezus doorziet de verzoeking en Hij wijst de wetgeleerde op de toetssteen, het gezaghebbende Woord van God. En Hij zeide tot hem: "Wat staat in de wet geschreven?" De Heer verwijst de wetgeleerde terug naar het Woord van God. Maar dat is niet het enige wat Hij doet. Hij vraagt de wetgeleerde ook: "Hoe leest gij?" Met andere woorden: "Wat is uw lezing?", "Wat is uw interpretatie?". De Heiland wilde niet alleen weten of deze man de Wet kende, maar Hij was ook geïnteresseerd, of deze man het Woord verstond. Hoe hij het las. Hoe hij het interpreteerde. Hoe hij het leerde.


1.4 Hoe Leest Gij?

Het is niet alleen van belang dat wij het Woord kennen en kunnen gebruiken als toetssteen. Ook van belang is, hoe wij het lezen. In het algemeen kan men drie manieren van Bijbellezen onderscheiden.

Sommigen mensen lezen de Bijbel op een wijze, dat zij alles betrekken op zichzelf en toe willen passen op alle gelovigen van alle volken en alle tijden, waardoor de Bijbel op veel punten met zichzelf in tegenspraak komt.
Anderen proberen bij het lezen alles te vergeestelijken, waardoor niets meer letterlijk betekent, wat er staat.
De moderne Bijbelkritiek wijst ons de weg de Bijbel te lezen met het idee toch vooral niet alles te geloven wat er staat, want volgens hen is later veel aan Gods Woord toegevoegd en is de Bijbel niet authentiek.


Al deze drie manieren van Bijbellezen brengen op hun eigen wijze de Bijbel in diskrediet. Zij nemen de Bijbel niet volledig op zijn woord. De Schrift echter is absoluut betrouwbaar en zeer accuraat.

Als het Woord van God door ons lezen, waarbij wij alles maar willen toepassen op alle gelovigen van alle tijden, met zichzelf in tegenspraak komt, dan is ons lezen een kromme en onjuiste manier van lezen!
Als wij met ons lezen het Woord van God gaan vergeestelijken en gaan herinterpreteren, zodat de verzen niet meer bedoelen wat zij zeggen, dan is ons lezen onjuist en verkeerd!
Als wij met ons lezen het Woord van God gaan bekritiseren, zodat wij haast geen Bijbel meer overhouden, dan mankeert er ernstig iets aan ons lezen!

De Heiland vroeg: "Hoe leest gij?". Onze manier van lezen is enorm belangrijk. Het beïnvloedt onze interpretatie. Onze manier van lezen kan ertoe leiden, dat onze uitleg van Gods Woord onjuist is en dat wij met onze verklaring ver naast de waarheid zitten, 2 Tim. 4:3-4.



1.5 De correcte Lezing

Wij moeten leren Gods Woord te lezen en te verstaan op de wijze zoals de originele geadresseerden (hoorders of lezers) het begrepen zouden hebben. Beloften, zegeningen, enz moeten wij laten in hun historische context. Laten wij dit eens illustreren aan de Hand. van een voorbeeld.

25 Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of drinken, of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding? ......... 31 Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? 32 Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. 33 Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden. 34 Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. (Mattheus 6)

De leeswijze die wij ons eigen moeten maken, houdt in dat deze woorden bedoeld zijn voor diegenen, tegen wie zij gesproken zijn, hier de discipelen. In Matth. 5:1,2 staat dat Zijn discipelen tot Hem kwamen en dat de Here Jezus hen begon te onderwijzen. De woorden van Matth. 6:33 waren geadresseerd aan de discipelen en zij zijn de enige mensen, aan wie Christus beloofd heeft, dat zij zouden worden voorzien van eten, drinken en kleding, als zij Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid het eerst zouden zoeken.

Wij mogen dit gedeelte niet zomaar gaan toepassen op de gelovigen van vandaag en claimen dat God gelovigen door de eeuwen heen voorziet van voedsel en kleding. God is wel in staat dit te doen, maar dit gedeelte mag niet gebruikt worden om dat te rechtvaardigen. Het vraagt weinig kennis van de kerkgeschiedenis en van de wereldgeschiedenis om te weten, dat vele broeders en zusters deze basisbehoeften voor het leven missen. Tot op de dag van vandaag zijn velen terwille van hun getuigenis vervolgd, in de gevangenis geworpen, hebben ontberingen en honger geleden. Zij zochten wel degelijk Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid. Toch kwam de belofte van Matth. 6:33 niet tot hen. Waarom niet? Omdat die belofte niet aan hen gericht werd, maar geadresseerd was aan de discipelen in de dagen van de omwandeling van de Here Jezus op aarde.

Ook mogen wij dit gedeelte niet gaan vergeestelijken en daarmee de Bijbel gaan herinterpreteren. Dit gedeelte bedoelt wat het zegt. Eten betekent eten. Drinken betekent drinken en niets anders. Kleding is kleding. Dit is geen gelijkenis. Als wij gaan vergeestelijken, dan is het einde zoek. Waarom zouden wij dan naast eten, drinken en kleding, ook niet Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid gaan vergeestelijken. Als wij gaan vergeestelijken, dan is er geen enkele maat meer. En wie zegt mij trouwens dan, dat hetgeen er vergeestelijkt wordt ingelegd, juist is. Zo'n uitleg, of liever gezegd zo'n inleg, kan niet op zijn correctheid worden geverifieerd. Zo'n verklaring is onberekenbaar en onbetrouwbaar. En het wordt wel heel verdacht, als wij gaan suggereren, dat de Here Jezus niet werkelijk zei wat Hij bedoelde.

Nee, de leeswijze die wij ons eigen dienen te maken, neemt de Bijbel volledig op zijn Woord. Het herinterpreteert Gods Woord niet. De verzen bedoelen wat zij zeggen en zij moeten verstaan worden op de wijze zoals ze door de originele geadresseerden (hoorders of lezers) begrepen zijn. Het vestigt de aandacht erop dat een belofte gericht kan zijn aan een speciale groep mensen op een bepaald tijdstip. Maar dat men niet mag aannemen, dat noodzakelijkerwijs dit ook geldt voor elke andere groep verlosten. Men mag er zelfs niet vanuit gaan dat deze belofte voor de discipelen gold voor de rest van hun leven. Voor de discipelen gold deze belofte maar voor een gelimiteerde periode. In luk. 9 zien wij de belofte in werking treden toen de Here Jezus Zijn discipelen uitzond.

2 En Hij zond hen uit om het Koninkrijk Gods te verkondigen en genezingen te doen, 3 en Hij zeide tot hen: Neemt niets mede voor onderweg, geen staf of reiszak, geen brood of zilvergeld, en hebt ook niet twee hemden bij u. (Lukas 9)

De discipelen hoefden voor de reis niets mee te nemen, geen brood, geen geld, geen extra kleren. Zij hoefden nergens bezorgd over te zijn. De Heer zou in alles voorzien. Zo was het voor de discipelen gedurende de gehele drie-jarige omwandeling van de Heer op aarde. Als de Here Jezus vlak voor het kruis vraagt: "Toen Ik u uitzond zonder beurs of reiszak of sandalen, hebt gij toen aan iets gebrek gehad?" Toen antwoorden zij Hem: "Aan niets"", (Lukas 22:35). Toch luidde deze vraag een verandering in. Want in het volgende vers wordt hen verteld, dat zij voortaan hun beurs moeten meenemen, ja zelfs een zwaard.

Hij zeide tot hen: Maar nu, wie een beurs heeft, hij neme die, zo ook een reiszak; en wie er geen heeft, hij verkope zijn mantel en kope een zwaard. (Lukas 22:36)

De tijd van de bijzondere Goddelijke voorziening en bescherming was ten einde. Wij zien dus dat de belofte van Matth. 6:33 een belofte was aan de discipelen en alleen nog maar voor de gelimiteerde periode, zolang de Here Jezus bij hen op aarde verbleef.

Indien wij dus de woorden van Matth. 6:33 laten in de mond van de Heiland; en wij vatten ze op, dat zij bedoelen wat zij zeggen; en wij lezen ze en verstaan ze met de oren tot wie zij gericht zijn, dan houden wij de betrouwbaarheid van Gods Woord hoog. Dan doen wij nergens de Schrift geweld aan. Dan is van enige Bijbelkritiek geen sprake. Dan laten wij de belofte in zijn historische en Bijbelse context.

Deze leeswijze verlangt van ons wel dat wij een volledige kennis en een totaaloverzicht van de Bijbel hebben. Wij dienen in staat te zijn om het onderwijs op vele onderwerpen in de Schrift te kunnen traceren. Want niet alleen blijkt dat verschillende beloften met bijbehorende zegeningen, roepingen en hopen zijn gericht tot verschillende mensen en groepen verlosten, maar dat zelfs de belofte voor een groep verlosten kan wijzigen op een later tijdstip. De lezer van de Bijbel moet dus enig idee hebben van de voortgang van Gods openbaring aan de mensheid van de verlossing. Men dient Gods totale plan in hoofdlijnen te kennen, namelijk "Het eeuwig voornemen", (Ef. 3:11).

Enige kennis van de chronologische volgorde van de Bijbelboeken is essentieel. De exacte datum wanneer elk Bijbelboek geschreven werd, is niet altijd nodig. Maar als men niet op de hoogte is wanneer de verschillende delen van Gods Woord geschreven zijn en aan wie, dan kunnen er misvattingen ontstaan, doordat men niet het laatste onderwijs over een onderwerp voor vandaag opmerkt en kent, maar stilstaat bij een verouderd, dat voor vandaag niet meer actueel en niet meer in werking is.



1.6 Miles Coverdale

Meer dan vier eeuwen geleden schreef Miles Coverdale bij de eerste complete uitgave van de Bijbel in de Engelse taal in 1535 het volgende advies:



Het zal u enorm helpen om de Schrift te verstaan, als u niet alleen acht geeft op hetgeen gesproken en hetgeen geschreven staat, maar ook beschouwt:

"Over wie?",
"Tot wie?",
"Op welk tijdstip?",
"Met welke bedoeling?",
"Met welke woorden?",
"Onder welke omstandigheden?",
"Waar?",
"Wat eraan voorafging en
"Wat erop volgde"".

Dit is een goede raad en wij doen er wijs aan deze raad op te volgen bij het lezen van de Schrift. Het zal ons zeker leiden tot een beter begrip van het Woord van God.

Als wij aan een willekeurig gelovige zouden vragen: "Over wie is in de Bijbel geschreven en tot wie is hij gericht?". Dan zou de meerderheid antwoorden, zonder er al te veel bij te hoeven na te denken: "Buiten dat in de Bijbel geschreven wordt over Jezus Christus, gaat de Bijbel over ons als gelovigen en wordt heel de Bijbel aan ons en tot ons gericht." Laten wij dit antwoord, dat in het algemeen gegeven wordt, maar eens nauwkeurig onderzoeken en bezien of dit antwoord juist is.






II. De inrichting van het Woord van God

2.1 Het Oude Testament - Over ons en Tot ons?

Als regel splitst men het O.T. in 4 delen: de Pentateuch (Genesis t/m Deuteronomium), de Historische boeken (Jozua t/m Esther), de Dichterlijke boeken (Job t/m Hooglied) en de Profeten (Jesaja t/m Maleachi). Deze vormen de hedendaagse canon (d.w.z. volgorde) van het O.T.. Deze canon is echter het gevolg van een verandering doorgevoerd door de vertalers, "de zeventig", die het O.T. in het Grieks vertaalden, "de Septuaginta". Zij veranderden de volgorde van de Hebreeuwse canon. De Hebreeuwse canon bestaat maar uit drie delen. De Here Jezus verwijst hier naar met de woorden,

Hij zeide tot hen: Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden. (Lukas 24:44)

De Hebreeuwse Bijbels hebben deze canon bewaard en het is opmerkelijk dat de Here Jezus niet naar de Septuaginta verwijst, hoewel die erg populair was in Zijn dagen, maar naar de oude Hebreeuwse tekst en canon, (Rom. 3:2).

De Wet

 

  (Genesis t/m Deut.)

 

  In Genesis vinden wij de roeping van Abraham (Gen. 12:1-3) en de verwekking en verkiezing van het volk Israël (Gen. 18:18; 22:18; 26:4; 28:4; 27:29; Hand. 3:25) met als doel dat met, in, via en door hen alle geslachten des aardbodems gezegend zullen worden. Hiertoe sloot God met dit verkoren volk een verbond en ontvingen zij door Mozes de wetgeving. Gen. t/m Deut. zijn hoofdzakelijk geschreven over Israël (niet over ons) en handelen voor een groot deel over de voorschriften en inzettingen die tot dit volk (niet tot ons) zijn gericht en aan hen zijn gegeven.

De Profeten
  (Jozua, Richteren, Samuel, Koningen, Jesaja, Jeremia, Ezechiël en de 12 kleine profeten in één boekrol).
  Profeten spreken Gods raad en in zoverre Gods raad de toekomst betreft, spreken ze ook over de toekomst. Heel Israëls geschiedenis wordt beheerst door een opeenvolging van profeten, omdat het volk eerst onder de priesters en later onder de koningen zijn roeping niet verstond. In de profeten zien wij Israëls falen vanuit menselijk standpunt gezien. Eerst in Jozua waar Israël verzaakt geheel Kanaan in bezit te nemen. Dan in Richteren waar Israël keer op keer de Here verlaat. Dan in Samuel waar het volk gelijk wil zijn aan de andere volkeren en een koning wil. En als laatste in Koningen waar na een scheuring in het 2 stammenrijk en het 10 stammenrijk, koning na koning deed wat kwaad was in de ogen des Heren. Ondanks het optreden van de latere profeten (Jesaja, Jeremia, Ezechiël en de 12 kleine profeten) wendt het volk met de koning zich voortdurend tot de afgoden. Ondanks de afval, staande temidden van het oordeel, spreken de latere profeten over het uiteindelijke herstel van het Huis van Juda en het Huis van Israël in het Nieuwe Verbond. Hoe de troon van David hersteld zal worden door het priesterlijke werk van de Messias.
Ook in de profeten gaat het in het geheel over Israël en vinden wij uitsluitend het woord gericht tot dit volk. Zij zijn de geadresseerden.
De Psalmen of de Geschriften
  (Psalmen, Spreuken, Job, Hooglied, Ruth, Klaagliederen, Prediker, Esther, Daniel, Ezra/Nehemia en Kronieken)
  De Geschriften beschrijven de innerlijke oorzaken van het falen van Israël gezien vanuit het standpunt van God. Ondanks het menselijk falen vinden wij in deze boeken de tentoonspreiding van Gods macht uitziende op de uiteindelijke volvoering van Gods voornemen. Daarom klinkt door de klaagzang het Hallelujah, want de tegenstand zal worden gebroken. Satan zal worden verslagen, want het einde is des Heren en het feest voor Israël voorafgeschaduwd in de feestrollen (Hooglied op Pascha, Ruth op Pinksteren, Klaagliederen op de 9de Abib, Prediker op Loofhutten en Esther op het Purimfeest) zal eens komen, als Israël zal worden bevrijd en de Messias Zijn Koningschap aanvaardt.
Ook dit derde deel, de Geschriften, spreken over Israël en zijn tot dit volk gericht.


Zo ontdekken wij dus dat in het gehele O.T. er niets over ons gaat, of direct tot ons wordt gericht. Heel het O.T. is wel vóór ons, maar gaat niet over ons. Het O.T. is in zijn geheel niet tot ons gericht.



2.2 Definitie van enige belangrijke woorden

Wij spreken steeds woorden als "over", "tot" en "vóór". Het is belangrijk dat de lezer van deze brochure goed begrijpt in welke zin wij deze woorden gebruiken:


Over wie?

  Het O.T. gaat niet over ons. "Over" in de betekenis van betreffende, aangaande, in relatie tot. Alle geschiedenissen in deze boeken zijn betreffende Israël. Zij staan in relatie tot dit volk. Zij zijn niet aangaande ons in deze tegenwoordige tijd.

Tot wie?
  Het O.T. is niet tot ons gericht. "Tot ons" in de betekenis van geadresseerden. Het O.T. is niet tot ons gericht in de zin van dat je eraan gehoorzamen moet. In de Wet, de Profeten en de Psalmen komen vele geboden, inzettingen en gebruiken voor die gericht zijn tot Israël, maar die niet gericht zijn aan ons in deze tegenwoordige tijd. Dat sommigen bijvoorbeeld de tien geboden als norm en leidraad nemen, doet aan het feit, dat de tien geboden niet tot ons zijn gericht, niets af.

Voor wie?
  Ondanks dat het O.T. niet over ons gaat en niet tot ons gericht is, is wel het gehele O.T. vóór ons. Want elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust, (2 Tim. 3:16-17). Deze verklaring van Paulus verwijst terug naar het O.T., omdat toen Paulus deze woorden schreef er nog geen sprake was van het zgn. N.T. Waarom is het O.T. dan voor ons nuttig? Omdat door heel de Bijbel heen Gods onderwijs aangaande de zonde, de verlossing, de menselijke zwakheid, Zijn genade en barmhartigheid, Zijn liefde, enz, onveranderd dezelfde blijft. Dat zijn de geestelijke lessen die wij eruit kunnen leren, (1 Cor. 10:11).



2.3 Het Nieuwe Testament - Over ons en Tot ons?

Het overgrote merendeel van de tegenwoordige Bijbellezers zal ermee instemmen dat het gehele O.T. is geschreven over de afstammelingen van Abraham, het volk Israël. Ook zullen zij het ermee eens zijn dat Genesis t/m Maleachi aan Israël is geadresseerd en dat wij de Mozaïsche wet, de offers, de priesterdienst, de feesten, enz niet moeten gaan praktiseren. Maar zodra wij spreken over het zogenaamde Nieuwe Testament veronderstellen bijna allen, dat alle boeken van het N.T. plotseling over ons gaan en aan ons zijn geadresseerd. Helaas falen de meesten erin, om net als bij het O.T., zich af te vragen: "Gaat dit of dat deel van het N.T. wel over mij?", "Is dit deel wel tot mij gericht?", "Moet ik wel dit gebod, deze inzetting, dit gebruik gehoorzamen?".

Helaas neemt een groot aantal Bijbellezers te gemakkelijk aan dat het hele N.T. tot hen gericht is. Zij vinden dat de plicht op hen rust om al de geboden na te leven en al de inzettingen en gebruiken trachten waar te nemen, die genoemd zijn door de Here Jezus gedurende Zijn bediening op aarde. Men wil alle regels, voorschriften en inzettingen volgen van de Joden, die in de Handelingen tot geloof in hun Messias kwamen. Men wil de regels en de voorschriften uit die tijd, die wij tegenkomen in de bijbelboeken van Petrus, Johannes, Jacobus, Judas, Lukas en Paulus, naleven.

Deze aanname is onlogisch. Het is een leeswijze, die leidt tot dwalingen. Om het N.T. werkelijk te verstaan, dienen wij het N.T. te lezen en te verstaan op de wijze zoals de originele geadresseerden (hoorders of lezers) het begrepen zouden hebben. D.w.z. beloften, zegeningen, geboden en gebruiken laten in hun historische context en onderzoeken door wie het N.T. geschreven is, over wie en tot wie. Dit vraagt van ons dat wij, zonder een vooropgezette mening en met een oprecht hart, bereid zijn te buigen voor het gezaghebbende Woord van God. Want een zorgvuldige, zuiver onbevooroordeelde studie van het N.T. zal ons ....................... enz.




Bent u geïnteresseerd geraakt?

Bestel de brochure

    





Tweede druk
ISBN 90 76386 08 0
© 2002 Uitgave van "TextVision"