............ In Luk. 10 komt een wetgeleerde tot de Here Jezus met een strikvraag om te Here Jezus te verzoeken.
De Here Jezus doorziet de verzoeking en Hij wijst de
wetgeleerde op de toetssteen, het gezaghebbende Woord van God. En Hij
zeide tot hem: "Wat staat in de wet geschreven?" De Heer verwijst de wetgeleerde
terug naar het Woord van God. Maar dat is niet het enige wat Hij doet.
Hij vraagt de wetgeleerde ook: "Hoe leest gij?" Met andere woorden: "Wat
is uw lezing?", "Wat is uw interpretatie?". De Heiland wilde niet alleen
weten of deze man de Wet kende, maar Hij was ook geïnteresseerd,
of deze man het Woord verstond. Hoe hij het las. Hoe hij het interpreteerde.
Hoe hij het leerde. 1.4 Hoe Leest Gij? Het is niet alleen van belang dat wij het Woord kennen en kunnen gebruiken als toetssteen. Ook van belang is, hoe wij het lezen. In het algemeen kan men drie manieren van Bijbellezen onderscheiden.
De Heiland vroeg: "Hoe leest gij?". Onze manier van lezen is enorm belangrijk. Het beïnvloedt onze interpretatie. Onze manier van lezen kan ertoe leiden, dat onze uitleg van Gods Woord onjuist is en dat wij met onze verklaring ver naast de waarheid zitten, 2 Tim. 4:3-4. 1.5 De correcte Lezing Wij moeten leren Gods Woord te lezen en te verstaan op de wijze zoals de originele geadresseerden (hoorders of lezers) het begrepen zouden hebben. Beloften, zegeningen, enz moeten wij laten in hun historische context. Laten wij dit eens illustreren aan de Hand. van een voorbeeld.
De leeswijze die wij ons eigen moeten maken, houdt in dat deze woorden bedoeld zijn voor diegenen, tegen wie zij gesproken zijn, hier de discipelen. In Matth. 5:1,2 staat dat Zijn discipelen tot Hem kwamen en dat de Here Jezus hen begon te onderwijzen. De woorden van Matth. 6:33 waren geadresseerd aan de discipelen en zij zijn de enige mensen, aan wie Christus beloofd heeft, dat zij zouden worden voorzien van eten, drinken en kleding, als zij Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid het eerst zouden zoeken. Wij mogen dit gedeelte niet zomaar gaan toepassen op de gelovigen van vandaag en claimen dat God gelovigen door de eeuwen heen voorziet van voedsel en kleding. God is wel in staat dit te doen, maar dit gedeelte mag niet gebruikt worden om dat te rechtvaardigen. Het vraagt weinig kennis van de kerkgeschiedenis en van de wereldgeschiedenis om te weten, dat vele broeders en zusters deze basisbehoeften voor het leven missen. Tot op de dag van vandaag zijn velen terwille van hun getuigenis vervolgd, in de gevangenis geworpen, hebben ontberingen en honger geleden. Zij zochten wel degelijk Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid. Toch kwam de belofte van Matth. 6:33 niet tot hen. Waarom niet? Omdat die belofte niet aan hen gericht werd, maar geadresseerd was aan de discipelen in de dagen van de omwandeling van de Here Jezus op aarde. Ook mogen wij dit gedeelte niet gaan vergeestelijken en daarmee de Bijbel gaan herinterpreteren. Dit gedeelte bedoelt wat het zegt. Eten betekent eten. Drinken betekent drinken en niets anders. Kleding is kleding. Dit is geen gelijkenis. Als wij gaan vergeestelijken, dan is het einde zoek. Waarom zouden wij dan naast eten, drinken en kleding, ook niet Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid gaan vergeestelijken. Als wij gaan vergeestelijken, dan is er geen enkele maat meer. En wie zegt mij trouwens dan, dat hetgeen er vergeestelijkt wordt ingelegd, juist is. Zo'n uitleg, of liever gezegd zo'n inleg, kan niet op zijn correctheid worden geverifieerd. Zo'n verklaring is onberekenbaar en onbetrouwbaar. En het wordt wel heel verdacht, als wij gaan suggereren, dat de Here Jezus niet werkelijk zei wat Hij bedoelde. Nee, de leeswijze die wij ons eigen dienen te maken, neemt de Bijbel volledig op zijn Woord. Het herinterpreteert Gods Woord niet. De verzen bedoelen wat zij zeggen en zij moeten verstaan worden op de wijze zoals ze door de originele geadresseerden (hoorders of lezers) begrepen zijn. Het vestigt de aandacht erop dat een belofte gericht kan zijn aan een speciale groep mensen op een bepaald tijdstip. Maar dat men niet mag aannemen, dat noodzakelijkerwijs dit ook geldt voor elke andere groep verlosten. Men mag er zelfs niet vanuit gaan dat deze belofte voor de discipelen gold voor de rest van hun leven. Voor de discipelen gold deze belofte maar voor een gelimiteerde periode. In luk. 9 zien wij de belofte in werking treden toen de Here Jezus Zijn discipelen uitzond.
De discipelen hoefden voor de reis niets mee te nemen, geen brood, geen geld, geen extra kleren. Zij hoefden nergens bezorgd over te zijn. De Heer zou in alles voorzien. Zo was het voor de discipelen gedurende de gehele drie-jarige omwandeling van de Heer op aarde. Als de Here Jezus vlak voor het kruis vraagt: "Toen Ik u uitzond zonder beurs of reiszak of sandalen, hebt gij toen aan iets gebrek gehad?" Toen antwoorden zij Hem: "Aan niets"", (Lukas 22:35). Toch luidde deze vraag een verandering in. Want in het volgende vers wordt hen verteld, dat zij voortaan hun beurs moeten meenemen, ja zelfs een zwaard.
De tijd van de bijzondere Goddelijke voorziening en bescherming was ten einde. Wij zien dus dat de belofte van Matth. 6:33 een belofte was aan de discipelen en alleen nog maar voor de gelimiteerde periode, zolang de Here Jezus bij hen op aarde verbleef. Indien wij dus de woorden van Matth. 6:33 laten in de mond van de Heiland; en wij vatten ze op, dat zij bedoelen wat zij zeggen; en wij lezen ze en verstaan ze met de oren tot wie zij gericht zijn, dan houden wij de betrouwbaarheid van Gods Woord hoog. Dan doen wij nergens de Schrift geweld aan. Dan is van enige Bijbelkritiek geen sprake. Dan laten wij de belofte in zijn historische en Bijbelse context. Deze leeswijze verlangt van ons wel dat wij een volledige kennis en een totaaloverzicht van de Bijbel hebben. Wij dienen in staat te zijn om het onderwijs op vele onderwerpen in de Schrift te kunnen traceren. Want niet alleen blijkt dat verschillende beloften met bijbehorende zegeningen, roepingen en hopen zijn gericht tot verschillende mensen en groepen verlosten, maar dat zelfs de belofte voor een groep verlosten kan wijzigen op een later tijdstip. De lezer van de Bijbel moet dus enig idee hebben van de voortgang van Gods openbaring aan de mensheid van de verlossing. Men dient Gods totale plan in hoofdlijnen te kennen, namelijk "Het eeuwig voornemen", (Ef. 3:11). Enige kennis van de chronologische volgorde van de Bijbelboeken is essentieel. De exacte datum wanneer elk Bijbelboek geschreven werd, is niet altijd nodig. Maar als men niet op de hoogte is wanneer de verschillende delen van Gods Woord geschreven zijn en aan wie, dan kunnen er misvattingen ontstaan, doordat men niet het laatste onderwijs over een onderwerp voor vandaag opmerkt en kent, maar stilstaat bij een verouderd, dat voor vandaag niet meer actueel en niet meer in werking is. 1.6 Miles Coverdale
Meer dan vier eeuwen geleden schreef Miles Coverdale bij de eerste complete uitgave van de Bijbel in de Engelse taal in 1535 het volgende advies:
Dit is een goede raad en wij doen er wijs aan deze raad op te volgen bij het lezen van de Schrift. Het zal ons zeker leiden tot een beter begrip van het Woord van God. Als wij aan een willekeurig gelovige zouden vragen: "Over wie is in de Bijbel geschreven en tot wie is hij gericht?". Dan zou de meerderheid antwoorden, zonder er al te veel bij te hoeven na te denken: "Buiten dat in de Bijbel geschreven wordt over Jezus Christus, gaat de Bijbel over ons als gelovigen en wordt heel de Bijbel aan ons en tot ons gericht." Laten wij dit antwoord, dat in het algemeen gegeven wordt, maar eens nauwkeurig onderzoeken en bezien of dit antwoord juist is. 2.1 Het Oude Testament - Over ons en Tot ons? Als regel splitst men het O.T. in 4 delen: de Pentateuch (Genesis t/m Deuteronomium), de Historische boeken (Jozua t/m Esther), de Dichterlijke boeken (Job t/m Hooglied) en de Profeten (Jesaja t/m Maleachi). Deze vormen de hedendaagse canon (d.w.z. volgorde) van het O.T.. Deze canon is echter het gevolg van een verandering doorgevoerd door de vertalers, "de zeventig", die het O.T. in het Grieks vertaalden, "de Septuaginta". Zij veranderden de volgorde van de Hebreeuwse canon. De Hebreeuwse canon bestaat maar uit drie delen. De Here Jezus verwijst hier naar met de woorden,
De Hebreeuwse Bijbels hebben deze canon bewaard en het is opmerkelijk dat de Here Jezus niet naar de Septuaginta verwijst, hoewel die erg populair was in Zijn dagen, maar naar de oude Hebreeuwse tekst en canon, (Rom. 3:2).
2.2 Definitie van enige belangrijke woorden Wij spreken steeds woorden als "over", "tot" en "vóór". Het is belangrijk dat de lezer van deze brochure goed begrijpt in welke zin wij deze woorden gebruiken:
2.3 Het Nieuwe Testament - Over ons en Tot ons? Het overgrote merendeel van de tegenwoordige Bijbellezers zal ermee instemmen dat het gehele O.T. is geschreven over de afstammelingen van Abraham, het volk Israël. Ook zullen zij het ermee eens zijn dat Genesis t/m Maleachi aan Israël is geadresseerd en dat wij de Mozaïsche wet, de offers, de priesterdienst, de feesten, enz niet moeten gaan praktiseren. Maar zodra wij spreken over het zogenaamde Nieuwe Testament veronderstellen bijna allen, dat alle boeken van het N.T. plotseling over ons gaan en aan ons zijn geadresseerd. Helaas falen de meesten erin, om net als bij het O.T., zich af te vragen: "Gaat dit of dat deel van het N.T. wel over mij?", "Is dit deel wel tot mij gericht?", "Moet ik wel dit gebod, deze inzetting, dit gebruik gehoorzamen?". Helaas neemt een groot aantal Bijbellezers te gemakkelijk aan dat het hele N.T. tot hen gericht is. Zij vinden dat de plicht op hen rust om al de geboden na te leven en al de inzettingen en gebruiken trachten waar te nemen, die genoemd zijn door de Here Jezus gedurende Zijn bediening op aarde. Men wil alle regels, voorschriften en inzettingen volgen van de Joden, die in de Handelingen tot geloof in hun Messias kwamen. Men wil de regels en de voorschriften uit die tijd, die wij tegenkomen in de bijbelboeken van Petrus, Johannes, Jacobus, Judas, Lukas en Paulus, naleven. Deze aanname is onlogisch. Het is een leeswijze, die leidt tot dwalingen. Om het N.T. werkelijk te verstaan, dienen wij het N.T. te lezen en te verstaan op de wijze zoals de originele geadresseerden (hoorders of lezers) het begrepen zouden hebben. D.w.z. beloften, zegeningen, geboden en gebruiken laten in hun historische context en onderzoeken door wie het N.T. geschreven is, over wie en tot wie. Dit vraagt van ons dat wij, zonder een vooropgezette mening en met een oprecht hart, bereid zijn te buigen voor het gezaghebbende Woord van God. Want een zorgvuldige, zuiver onbevooroordeelde studie van het N.T. zal ons ....................... enz.
ISBN 90 76386 08 0 © 2002 Uitgave van "TextVision" |