Levend Water

De Hoge Weg





................ Vrijgegeven gedeelte van de brochure

II. De Verwarring gedurende de Eerste Eeuw

Dit weet gij, dat allen in Asia zich van mij hebben afgekeerd, (2 Tim. 1:15).

Hoe is dit toch mogelijk, dat de gelovigen van de gemeenten van de romeinse provincie "Asia" de Apostel Paulus verlieten? Tot deze gemeenten behoorden o.a. Efeze, Smyrna, Kolosse, Sardes, Filadelfia, Hiërapolis, Thyatira, Laodicea, Pergamus, enz. Men had onder tranen van de Apostel afscheid genomen met name de oudsten van Efeze (Hand. 20:36 38; 21:4,5; 21:10 14). Het ging ieder aan het hart dat zij de Apostel niet meer zouden zien. Maar desondanks keren binnen een aantal jaren al deze gemeenten zich van Paulus af en willen niets van zijn boodschap weten. En als Paulus bij zijn tweede gevangenschap in Rome in 67 of 68 na Chr. zich als de Apostel in ketenen, als de gevangene des Heren, moet verdedigen, staat niemand hem daarin nabij.

Bij mijn eerste verdediging heeft niemand mij bijgestaan, maar allen hebben mij in de steek gelaten (het worde hun niet toegerekend); (2 Tim. 4:16)

Wat was de reden van deze plotselinge afkeer? In het jaar 70 n.Chr. verwoeste de romeinse generaal Titus met zijn legioenen de tempel en de stad Jeruzalem en verstrooide het overblijfsel der joden, die teruggekeerd waren uit de ballingschappen, over de toenmalige wereld. De tijdelijke nationale verwerping van het volk Israël als volk van God, wat een aantal jaren daarvoor in 61 na Chr. in Hand.28:23 31 had plaatsgevonden, werd dus zichtbaar bevestigd. Heel duidelijk werd voor aller oog, dat Israël, Lo-Ammi (Niet Mijn Volk), was geworden.

Gedurende bijna 2000 jaren had de Here geduld gehad met zijn uitverkoren, maar weerspannige volk. Steeds waren de anderen volken op de achtergrond gebleven, want Israël was het kanaal van Gods handelen met de wereld. Al de christenen uit Israël en de volken, hadden gedurende de periode der Handelingen geleefd in de situatie, dat het koninkrijk op aarde nabij was en hadden de spoedige komst van de Messias verwacht.

Zelfs de, in zeker opzicht voorbarige, verkondiging door Paulus van de hogere Abrahamietische zegeningen der volken, had alleen maar tot doel gehad Israël nog meer te prikkelen, opdat zij jaloers zouden worden op de heidenen en zij in hun naijver zich zouden bekeren. De heidenen hoorden in de Handelingen tijd door de prediking van Paulus van hogere zegeningen, die reeds al door Abraham gezien en geloofd waren (*). Heel Paulus prediking aan de heidenen over een hemelse roeping, een hemelse hoop, een verzoening der zonden, een rechtvaardigmaking uit geloof, enz, was mede verricht om Israël door jaloersheid tot bekering te leiden en de komst van het Koninkrijk te bespoedigen.

(*) Voor de goede orde: deze prediking betrof niet de bovenhemelse zegeningen in Christus, de roeping boven, de zalige hoop van het lichaam van Christus, het evangelie van de verborgenheid, die van eeuwen her verborgen was gebleven in God en aan geen mensenkind ooit was geopenbaard, maar exclusief door de Apostel Paulus na Hand. 28:28 bekend is gemaakt, toen het Heils Gods, Christus, aan de heidenen werd gezonden.)



2.1 De desillusie van Hand. 28:28

Als men de situatie, die daar ontstond in het jaar 70 na Chr. zich goed indenkt, toen Israël's ter zijde zetting zichtbaar werd bevestigd door de verwoesting van Jeruzalem en door de verstrooiing van de Jood, dan moet men zich realiseren, wat dit betekende voor al de gelovigen en al de gemeenten. Allen verwachtten nog bij hun leven de wederkomst van Christus op aarde (Rom. 13:12; 1 Cor. 7:29; Hebr 10:37; Openb. 1:3,7) en de daarbij gepaard gaande opstanding van de ontslapen gelovigen uit het graf (1 Cor. 15:52; 1 Thess. 4:16) opdat men tezamen de Here tegemoet zou gaan in de lucht bij Zijn komst (1 Thess. 4:17). Men zou hun ontslapen geliefden uit de dood terugkrijgen. Dit was hun troost. Dit was hun hoop. En gezamenlijk (de opgestane gelovigen uit het graf tezamen met de levende gelovigen, die veranderd zouden worden in een ogenblik) zou men de Here tegemoetgaan in Zijn Komst naar de aarde om Zijn vrederijk te vestigen; Maranatha, Jezus komt.

Men moet zich eens trachten voor te stellen, wat voor een schok het voor de gelovigen was nu Israël verworpen werd en men definitief een grens in de geschiedenis des Heils passeerde in de jaren 61 t/m 70, die in de Schrift nergens voorzien was.

Tot op dat ogenblik had de Schrift en al wat door Gods boodschappers verkondigd werd, op Israël gewezen. Alle zegeningen hingen af van dit volk, of konden slechts verkregen worden in gemeenschap met dit volk. Israël werd nu Lo-Ammi, Niet Mijn Volk. Wat bleef er dan over nu Israël verdween? Waar bleef mijn hoop op een opname, een tegemoetgaan in de lucht van de Heer bij Zijn komst? Waar bleef mijn hoop op de komst van het vrederijk, waarvan ik de krachten van die toekomende eeuw reeds gesmaakt had? Ik was geënt als wilde loot op de olijfboom Israëls en ik profiteerde van de sappen van de wortel (Rom. 11:17,18).

17 Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, 18 beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u ertegen beroemt; niet gij draagt de wortel, maar de wortel u. (Rom. 11)

En nu werd die boom, waar de bijl al lange tijd aan de wortel gelegen had, omgehakt, uitgehouwen, zodat er alleen een stronk overbleef. Maar waar bleef ik in geestelijk opzicht? Waar bleef ik als heidens gelovige die als een wilde loot geënt was op die olijfboom? Wat was nu mijn hoop? Waar waren nu mijn zegeningen? Waarop kon ik nu nog steunen? Zou Gods voornemen gefaald hebben? Hadden de profeten, de Apostelen en de Here Zelf zich vergist? Ja, dit waren ernstige, serieuze vragen waarvoor al de gelovigen zich in die dagen geplaatst zagen.De Twaalf vormden tot dan toe een zichtbare autoriteit. Twaalf apostelen opgeleid en aangesteld om te zitten op 12 tronen om de 12 stammen van Israël te richten (Matth. 19:28).

Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten. (Matth. 19:28)

Maar wat bleef er van dit alles over, nu dit volk inclusief die zichtbare autoriteit van de 12 apostelen over dit volk, vanwege hun onbekeerbaarheid ter zijde werd geplaatst? Sommigen dachten misschien aan Paulus, die over iets nieuws sprak. Die begon te spreken over de Verborgenheid, die van alle eeuwen in God verborgen was geweest, over een onzichtbare Gemeente, een Gemeente die je niet met het blote oog op aarde kan waarnemen en over bovenhemelse zegeningen en over een bovenhemelse Hoop en Roeping, maar wie kon daar naar luisteren? Men vond dit allemaal erg moeilijk en zwaar om te verstaan en de massa keerde zich van de Apostel Paulus af. Dit kon niet de oplossing zijn. Dan zou men alles moeten loslaten, wat tot dan toe het innerlijke en uiterlijke geestelijke leven had gekenmerkt. Men moest dus tot een andere oplossing komen en zo kwam men ertoe om geleidelijk een menselijk stelsel te vormen met een menselijk zichtbare kerk, waar Paulus voorgoed werd verlaten.

Men dacht, dat men toch ondanks dat het optreden, het handelen van de twaalf apostelen tot een eind was gekomen, dat men toch nog op de prediking van de Apostelen der besnijdenis kon blijven steunen en de Handelingen kon blijven voortzetten. Dat was natuurlijk wel erg moeilijk. Want wat hadden de twaalf gepredikt? Zij hadden verkondigd, dat de Here Jezus zichtbaar en letterlijk zou wederkomen op aarde. Alle zegeningen van het koninkrijk waren letterlijk geweest. De tekenen, wonderen en genezingen waren voortdurend zichtbaar geweest als voorbodes van het koninkrijk. Maar men kon natuurlijk hier niet meer letterlijk aan vasthouden nu dit afgedaan had en verstomde (1 Cor. 13:8-10).

8 De liefde vergaat nimmermeer; maar profetieën, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben. 9 Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren. 10 Doch, als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan hebben. (1 Cor. 13)



2.2 De oplossing van de vergeestelijking

Toch werd de oplossing vrij snel gevonden in de gedachte, dat al wat de Profeten en de Apostelen verkondigd hadden, men in het verleden waarschijnlijk veel te letterlijk had opgevat. Zo ontdekte men een oplossing, voortgekomen uit de koker van de duivel, ingegeven door demonen (1 Tim. 3:15 - 4:1) en geheel beredeneerd vanuit de mens; een valse leer uit de synagoge des satans, die heel het christendom zou kenmerken, nl.:

"De Christengemeente", "De Christelijke Kerk" is het geestelijke Israël. God heeft Israël voorgoed verworpen, maar die plek op aarde wordt ingenomen door het ware Israël, nl. de Kerk. En alles wat aan dat symbolische volk `Israël' beloofd werd, is eigenlijk voor de kerk bestemd. Niet met Israël, maar met de kerk is het nieuwe verbond gesloten. Daarom moeten wij de joodse inzettingen, gebruiken, feesten en offeranden vanuit het O.T. en N.T. en alles wat de twaalf apostelen gepredikt hebben, geestelijk opvatten i.p.v. letterlijk en deze verchristelijken. Het koninkrijk dat komen zou, is de kerk en de kerk i.p.v. Israël heeft de opdracht dat koninkrijk over geheel de aarde uit te breiden. Zodra de kerk erin slaagt de wereld te veranderen in een rijk van vrede zal Christus wederkomen, enz.

Zo ging men nu vele zaken herzien en aanpassen aan de nieuwe omstandigheden. Natuurlijk kon men al de `joodse' inzettingen niet behouden en letterlijk overnemen. Men had na 70 n. Chr. niet meer de beschikking over:

een offerdienst
een priesterdienst
een tempeldienst



Jeruzalem was verwoest. De tempel lag in puin. De offeranden waren gestaakt. Het volk en de priesters waren als slaven weggevoerd en verstrooid over het romeinse rijk. Maar men kon natuurlijk wel, zoveel mogelijk alles trachten te vergeestelijken en te verchristelijken om het vervolgens te brengen in het middelpunt van de christelijke kerk. ....................... enz.




Bent u geïnteresseerd geraakt?

Bestel de brochure

    






ISBN 90 76386 06 4
© 2002 Uitgave van "TextVision"