Het Hooglied

Voorwoord

Eén van de minst begrepen Schriftboeken is het Hooglied, “het lied der liederen”, zoals het Hebreeuws zegt. Het wordt niet verstaan wat de handelende en optredende personen betreft, dus naar de uiterlijke uitlegging, het wordt ook niet juist gezien naar de symbolische strekking. Het wordt, wat het mystieke betreft, voor de uiting van het diepst geestelijke leven gehouden. En toch is het dat nog niet. Dat het een toepasselijke strekking heeft, aanvaarden we gaarne. Maar die kan eerst gezien en aanvaard worden, als er een goede uitlegging en symboliek gegeven is. We willen daartoe een poging doen en hopen enig licht te kunnen geven. Veel daarvan is ontleend aan de Companion Bible, ontworpen door DR. BULLINGER, wiens werk in veel opzichten voortreffelijk mag heten. Enkele uitleggende gedeelten zijn van J. VAN ANDEL, Salomo's Hooglied. We geven dus geen oorspronkelijke bewerking, maar zijn in hoofdzaak bemiddelaar tussen genoemde schrijvers en de lezers. Gemakshalve drukken we het Hooglied geheel af. Dat zal het inzicht bevorderen en de Schrift naderbij brengen. En dat is het hoofddoel.

De Naam.
Hoofdstuk I vers 1: “Het Hooglied hetwelk van Salomo is”. Hiermee opent het boek waarover we willen handelen. Om te beginnen is het nodig over dit vers enkele opmerkingen te maken en te spreken over de naam en de auteur van het boek.

De Nederlandse naam is “Het Hooglied”. In het Hebreeuws heet het: “Lied der liederen”. Dit betekent: “voornaamste, voortreffelijkste lied”. Men dient te denken aan andere dergelijke uitdrukkingen, zoals God der goden, Here der heren, Koning der koningen, Vorst der vorsten, hemel der hemelen, enz. Hiermee wordt een rang, een graad aangewezen. Zo ook met: “lied der liederen”. Dat is het lied bij uitnemendheid te midden van andere ook goede liederen. Het vormt dan ook een boek apart en geen enkel O.T. deel geeft ons zulk een inblik in de leer over de Bruid als dit lied. Het heeft tevens een zedelijke, een geestelijke, een allegorische en een profetisch-typische betekenis. Zo munt het uit in velerlei kwaliteit.

Auteurschap.
Algemeen meent men, dat dit bijbelboek Salomo tot auteur heeft. Dat staat toch in de St. Vertaling zal men zeggen. Zeker, deze vertaling zegt: “Het Hooglied hetwelk van Salomo is” en zo moet men er wel toe komen het aan hem toe te kennen. Laat ons opmerken, dat de St. Vertaling hier niet deugt. “Van Salomo” is onjuist overgezet.

In het Hebreeuws staat niet de tweede naamvalsconstructie, maar een voorzetsel (de letter l) dat betekent: “voor” of “tot”, zoals in vele psalmopschriften en in de uitdrukking: “Voor de opperzangmeester”. Salomo behoeft de auteur niet te zijn. Eerder is hij het niet, maar is het voor hem geschreven, evenals Ps. 72:1 waar we dezelfde term hebben, die hier vertaald is door: “Voor Salomo”. Een tweede bewijs daarvoor is het betrekkelijk voornaamwoord (asher) , bij ons vertaald door: “hetwelk”. Nu heeft het betr. vnw. wel een brede rij van betekenissen, afhangend van de gebruikte werkwoorden, maar als het zonder werkwoord gebruikt is zoals hier, kan het betrekking hebben op het onderwerp, hier dus: “het lied der liederen”. Er staat dan niet: “Het lied der liederen dat van Salomo is”, maar: “Het lied der liederen dat voor Salomo is”. Salomo is niet de auteur. Het is niet door maar voor hem geschreven. God zal eenmaal de verborgen schrijver wel tot zijn recht doen komen en aantonen, dat zijn werk juist was. Dat hij nu niet genoemd is, vindt mogelijk zijn oorzaak hierin dat hij voor Salomo verborgen moest blijven, omdat hij zijn nederlaag uitbeeldde.

Verklaringen.
Van het Hooglied is in de loop der tijden meer dan één verklaring gegeven. We noemen daarvan de letterlijke, de zedelijke, de allegorische of symbolische en de typisch-profetische. Over alle verklaringen een enkel woord.

  • De letterlijke verklaring gaat uit van de gedachte, dat het Hooglied berust op werkelijke feiten. Salomo vertoefde eens buiten op het land en ontmoette daar een buitengewoon schone herderin. Hij voelde zich zeer tot haar aangetrokken en bracht haar in de koninklijke tenten. Hij spiegelde haar alles voor, doch zij bleef haar beminde trouw. Dat deed zij ook toen zij naar Jeruzalem meegevoerd werd. Haar geliefde volgde haar, wat haar te meer pal deed staan. Eindelijk liet Salomo haar gaan. Er is geen reden om deze verklaring te verwerpen. Integendeel, ze is alleszins aannemelijk.

  • De zedelijke verklaring ziet in het Hooglied een verheerlijking van de trouw tussen geliefden, die verloofd zijn en verder een verheerlijking van de ware liefde tussen man en vrouw. Het laatste is dan meer de toepassing die uit het voorgaande voortvloeit.

  • De allegorische of symbolische verklaring verwerpt de voorgaande niet maar acht ze van minder belang t.o.v. wat de zinnebeeldige leert. Echter... deze verklaring gaat in verschillende richtingen uiteen.

    1. De Joodse uitleggers zien in het Hooglied de verhouding getekend tussen Jehovah en Israël. Ze zien in Salomo dan Jehovah, in de Sulammitische de Bruid.

    2. Roomse uitleggers zien hier God en Maria in en verder de Kerk of liever elk waar gelovige, liefst een “non”, die zich geheel aan God overgeeft.

    3. Protestantse uitleggers zien er in getekend de verhouding van Christus en de Kerk. Ook bij deze laatste verklaring stelt Salomo God of Christus voor.

    Ons bezwaar tegen deze allegorische uitleggingen is, dat zij de ruwste vleierijen en de taal van een verleider leggen in de mond van hem, die God of Christus voorstelt, Salomo, wat onverenigbaar is met Gods of Christus' heiligheid en waardigheid (zie hfdst. 6:4-10, 13; 7:9). Het is heiligschennis de taal van de verleiding te leggen in de mond van Hem, op Wiens lippen geen bedrog geweest is en Die sprak als geen anderen spraken. Zo’n allegorische uitlegging moet daarom verworpen worden. We willen in het algemeen genomen de allegorische uitlegging vervangen door de typisch-profetische.


  • De typisch-profetische uitlegging aanvaardt de letterlijke verklaring als uitgangspunt en ziet daarin meerdere groepen optreden, die bijzonder in de eindtijd en in antitypische vorm weer naar voren zullen komen, maar niet overgaan op andere groepen buiten Israël. De typisch-profetische uitlegging is zo een vereniging van alle uitleggingen met uitzuivering van de fouten van de andere verklaringen. Ze ziet met de Joodse uitleggers, dat het hier gaat om Israël al neemt ze niet aan, dat hier Jehovah en Israël in bruidsverhouding getekend worden. Ze ziet met de allegorische of symbolische verklaring in, dat Christus er in optreedt en een gelovig deel, al verwerpt zij dat dit de Christelijke Kerk is. Ze beperkt alles tot Israël en wel bijzonder tot de toestand van Israël in de eindtijd.

De hoofdpersonen.
Om dat te zien, moet men een blik krijgen op de hoofdpersonen. Vroeger zag men er slechts twee, de Koning en de Sulammitische. Dat waren de voornaamste, meende men. Gaandeweg is er een nieuwe verklaring opgekomen, die de Herder naar voren brengt en deze en terecht - mede tot hoofdpersoon maakt. Hij beheerst feitelijk alles. Door en om hem blijft de Sulammitische staande. Salomo verliest zijn hoofdrol en komt in geheel ander licht te staan. Hij is niet meer de vertegenwoordiger van de Goddelijke liefde maar van de verlokkende verleiding. De ware liefhebbende en geliefde is de Herder. Hiermee komt in alles een wending. Salomo wordt hiermee type van de verleider, die de “Bruid” wil verlokken. Hierin zien de meeste aanhangers van de nieuwe visie dan de “Kerk”. We moeten echter een stap verder gaan en niet de “Kerk” maar de Bruid uit Israël zien. Het geheel krijgt dan een profetische strekking. Salomo is dan type van de Anti-christus, de Sulammitische is type van de Bruid, haar moeder is Israël, de Herder is Christus. De Bruid zal in de ure der verzoeking, waarin de uitverkorenen ook bijna verleid zullen worden, een grote verzoeking moeten doorstaan. Zij blijft staande en overwint door haar liefde tot de goede Herder, wiens Bruid zij is. Hij draagt de banier boven tienduizend. Ook de overige groepen krijgen hun plaats.

Dat uit het Hooglied ook een geestelijke toepassing te trekken is, is duidelijk. Men vergeet niet, dat deze als regel persoonlijk en hoogstens een enkele maal groepsgewijs kan zijn. Ze is deze, dat men Christus trouw moet blijven in de ure van verzoeking. De volle vervulling blijft evenwel voor Israël en ziet op de eindtijd, waarin Israël, de Bruid, en andere groepen weer op het wereldtoneel zullen optreden of zijn opgetreden.

Het Lichaam de Bruid?
Men zal ons vragen of het Hooglied dan niet is voor het Lichaam van Christus. Als groep - neen. Het Lichaam toch is de Bruid niet. Vele vereenzelvigen beide; dit leidt tot grote verwarring. Het is hier niet de plaats daar diep op in te gaan. Toch moet er met een enkel woord iets van gezegd worden.

Het Lichaam van Christus is een absolute verborgenheid, het is tot op Paulus verborgen geweest in God. Nergens is er in het O.T., noch in schaduw ook maar iets van geopenbaard, dat er na Christus nog anderen, en dat zondaren, geplaatst zouden worden aan Gods Rechterhand. Zelfs met de Bruid is dat niet het geval. Zij mag geplaatst worden aan 's Konings rechterhand, Ps. 45:10, maar wordt dat niet aan 's Vaders rechterhand. Er is immers tweeërlei troon, die van de Vader, die van de Zoon, Op. 3:21. De laatste is mede voor de Bruid, de eerste voor de Gemeente die Christus' Lichaam is. Dat nu is nimmer in het O.T. geopenbaard. Ook niet in het Hooglied. De Roomse en Protestantse allegorie moeten we dus verwerpen op grond van de Paulinische leer. De Gemeente die Zijn Lichaam is, is niet de Bruid. Deze was geen verborgenheid en wordt gevonden in historie en type; het Lichaam nergens. In God verborgen betekent niet: geopenbaard of gesymboliseerd in het Hooglied. De Schrift heeft hierin voor ons het laatste woord. De Bruid is het Lichaam niet, de Bruid is een groep uit Israël, het Lichaam een groep uit alle volken, de eerste is afgeschaduwd in het O.T., het laatste nergens. Het Lichaam wordt eerst aan Paulus geopenbaard na het voorlopig afsluiten van Israëls historie in Hand 28.

De Groepen.
We noemden reeds de drie hoofdpersonen. Laat ons thans al de sprekers noemen. Totaal zijn dat er zeven:

  1. De Sulammitische.
  2. Salomo.
  3. De Herder.
  4. De dochters van Jeruzalem.
  5. De inwoners van Jeruzalem.
  6. De metgezellen van de Herder.
  7. De broers van de Sulammitische.

Stille figuranten zijn: de moeder van de Sulammitische, de meisjes van het dorp, het vrijwillige volk. We zullen nu het boek gaan bespreken. Als basis daartoe geven we eerst de structuur ervan, ontleend aan de Companion Bible.

Structuur.
De structuur, de innerlijke bouworde van het Hooglied is als volgt.

A1 1:1-11. Inleiding. De Sulammitische afgedwaald. Door Salomo van haar tehuis en haar Geliefde (een herder) meegevoerd naar de koninklijke tenten daar in de nabijheid opgeslagen.

B1 C1 1:12 - 2:7. De Sulammitische en haar Geliefde bij elkaar.

D1 2:8-3:5. De Sulammitische en haar Geliefde gescheiden.

B2 C2 3:6 - 5:1. De Sulammitische en haar Geliefde bij elkaar.

D2 5:2 - 8:4. De Sulammitische en haar Geliefde gescheiden.

A2 8:5-14. Het slot. De Sulammitische van Salomo naar haar tehuis en haar Geliefde (de herder) teruggekeerd.


Verhalend overzicht.
Nu in het kort het verhaal. De sleutel van het Hooglied is te vinden in hfdst. 8:5-14, in het slot dus. Het verhaal ontwikkelt zich geleidelijk er wordt steeds meer licht over de personen geworpen tot ze aan het eind duidelijk voor ons staan. Dan blijkt dat we het volgende hebben:

  • In Sulam.
    In Sulam leefde een gezin, bestaande uit een vermoedelijke weduwe met verscheidene zonen en één dochter. Zij bestonden van landbouw en veeteelt. De broers hielden bijzonder veel van hun zuster en hadden bijzondere zorg voor haar. Zij beloofden haar, dat haar voorzichtigheid en deugd zeer door hen beloond zou worden, hfdst. 8:8-14.

  • De jonge Herder.
    De dochter was herderin, 2:8. Toch een prinsendochter, 7:1. Eens, terwijl zij de kudde weidde en naar de gewoonte van de herders en herderinnen in de namiddag lag te rusten onder een boom die haar tegelijkertijd beschermde tegen de warme zuiderzon, maakte zij kennis met een knappe jonge Herder, met wie zij later verloofd raakte, 1:7, 2:16, 6:3.

  • De liefde.
    Op zekere lentemorgen nodigde de jongeling haar uit hem te vergezellen in het veld. Haar broers luisterden deze uitnodiging af en daar ze bezorgd waren voor de naam van hun zuster, zonden zij haar, om deze ontmoeting te verhinderen, uit om de wijngaard te verzorgen, 2:15. Het meisje troostte haar beminde en zichzelf met de verzekering, dat hoewel ze nu persoonlijk gescheiden waren, er onlosmakelijke banden bestonden waarover haar broers geen controle hadden, 2:16. Zij vroeg hem haar 's avonds op te komen zoeken, 3:1. Hij kwam niet. Zij vreesde dat hem onderweg enig ongeval getroffen had en ging er op uit om hem te zoeken, 3:2. Ze vond hem, 3:4. De avond was voortaan de enige tijd waarop zij van elkaars gezelschap konden genieten, omdat zij overdag in de wijngaard moest zijn.

  • Bij Salomo.
    Op een zekere keer bij het binnengaan van een tuin of een hof, ontmoette zij toevallig Koning Salomo, 6:11, 12, die in de nabijheid van het dorp een zomerverblijf had ingericht, 6:6-11. Getroffen door de schoonheid van de maagd, leidde de Koning haar naar zijn koninklijke tent, 1:2-4 en trachtte haar daar met behulp van de hofdames, 1:3-8, door verlokkende vleierijen en beloften voor zijn gevoelens te winnen; evenwel zonder gevolg, 1:6-11. Eenmaal bevrijd van de tegenwoordigheid van de koning, zocht het meisje spoedig haar geliefde Herder te zien, 1:12-2:7. Maar de Koning liet haar niet gaan. Integendeel, hij nam haar mee naar de hoofdstad, in de hoop haar met zijn pracht en praal te verblinden, 3:1-11. Ook dit mocht niet baten. Het meisje deelde haar geliefde, die haar naar de hoofdstad gevolgd was, 4:1-5, en een ontmoeting met haar had kunnen regelen, mee, dat zij er naar verlangde de opzichtige weelderige omgeving te verlaten en dat zij naar haar eigen huis terug wilde keren, 4:6. Toen de Herder dit hoorde, prees hij haar onafgebroken, 4:7-16 en zij gaven zoveel blijk van wederkerige liefde en genegenheid, dat verscheidene hofdames er door aangedaan waren, 6:1.

  • De sterke verzoeking. Trouw gebleven.
    De Koning liet haar nog niet gaan. Hij wilde nog steeds haar genegenheid winnen en wachtte op een andere goede gelegenheid. Toen trachtte hij haar wederom te bekoren en haar door vleierijen over te halen. Zij overtroffen alles wat hij reeds eerder gezegd had. Zo wilde hij zijn doel bereiken en haar de zijne maken, 6:4-7:9. Hij beloofde haar tot de hoogste rang te zullen verheffen, haar te plaatsen boven al zijn bijvrouwen en koninginnen, indien zij de zijne wilde worden. Zij bleef haar ondertrouw- (verlovings-) beloften trouw, weigerde al zijn aanbiedingen op grond van het feit, dat haar genegenheid naar een ander uitging, 7:10-8:4. De Koning was ten slotte overtuigd, dat hij haar onmogelijk kon winnen. Hij liet haar toen heengaan. De herderin keerde nu in gezelschap van de door haar beminde Herder terug naar haar geboorteplaats, 8:5-14.

  • Terug naar huis.
    Op de terugweg bezochten zij de boom, waar zij elkaar het eerst ontmoet hadden, 8:5-7. Zij vernieuwden daar aan elkaar hun beloften van trouw. Bij haar veilige aankomst thuis beloonden haar broers haar rijkelijk, zoals zij haar beloofd hadden, 8:8,9.

Dit is een korte uitleg. De toepassing is een aansporing tot trouw en getrouwheid aan Hem Die ons liefheeft en Zichzelf voor ons heeft gegeven, om pal te staan in de hevigste verzoekingen en zwaarste beproevingen. We komen hierop terug.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden