De Twee Babylons
Alexander Hislop
INLEIDING
"En op haar voorhoofd was een naam geschreven, namelijk
Verborgenheid; het Grote Babylon,
de moeder der hoererijen en der gruwelen der aarde."
Openbaring 17:5
Er bestaat een groot onderscheid tussen de werken der mensen en de werken van God; hetzelfde nauwkeurig en diepgaand onderzoek dat de fouten en onvolmaaktheden van de één aantoont, zal tevens ook licht werpen op de volmaaktheden van de ander. Indien we de best gepolijste naald die door de menselijke kunstvaardigheid is tot stand gekomen onder een microscoop bekijken, dan zullen wij vele oneffenheden, een uitgesproken ruwheid en ongepolijstheden aan dit product bemerken. Wanneer we onze microscoop echter richten op de leliën des velds dan zullen we deze resultaten niet bemerken.
In plaats dat hun pracht aan kwaliteit moet inleveren, zullen we nieuwe prachtige en tedere structuren ontdekken, die aan ons naakte oog verborgen bleven; op een terrein waarvan wij anders geen idee hadden, helpen zij ons meer begrip te verkrijgen van de diepe betekenis van Christus' woorden: "Leert een les van de leliën des velds, hoe ze groeien; ze zwoegen niet en spinnen niet; maar Ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als één van deze.
Dezelfde wet blijkt ook uit een vergelijking van het Woord van God met de meest volmaakte werken van de mens. Wij vinden vlekken en onvolmaaktheden op de meest bewonderenswaardige voortbrengselen van de menselijke geest. Maar, des te meer de Bijbel wordt onderzocht, des te nauwkeuriger zij wordt bestudeerd, het zal alleen maar aantonen hoe volmaakt ze is; elke dag komen er nieuwe gegevens aan het licht; de ontdekkingen van de wetenschap, de onderzoekingen van de geleerden en de werken van de ongelovige dragen allemaal hun deel bij om de prachtige harmonie van de bijbelboeken en de goddelijke schoonheid die het geheel omsluit te illustreren.
Indien dit het geval is met de Geschriften in 't algemeen, dan is dit voornamelijk zo voor de profetische Geschriften. Zoals elke spaak in het wiel van de Voorzienigheid draait, zo nemen de profetische symbolen een nog krachtiger en prachtiger positie in. Dit is op een bijzondere wijze zo voor de profetische taal die de basis en de hoeksteen vormt voor dit werk. Geen enkele verlichte protestant heeft ook maar enige moeite bij het vereenzelvigen van de vrouw die gezeten is "op zeven bergen" en op wiens voorhoofd de naam geschreven staat "Mysterie, Babylon de Grote", met de Roomse afval. Geen andere stad der wereld werd ooit bezongen, zoals in het geval van Rome, voor haar ligging op zeven heuvels. Heidense dichters en redenaars, die er niet aan dachten de profetie te verklaren, hebben haar eveneens beschreven als "de stad op de zeven heuvels". Vergilius vermeldt hierover: "Alleen Rome werd de prachtigste stad van de wereld en alleen zij heeft zeven hoogten met een wal omgeven." (1)
Propertius spreekt zich op dezelfde wijze over haar uit (behalve dat hij een ander feit toevoegt dat een aanvulling is voor het beeld uit Openbaring): "De verheven stad op zeven heuvels, die de ganse wereld regeert." (2)
Haar "regeren over de ganse wereld" is slechts het duplicaat van de goddelijke uitspraak - "... die het koningschap heeft over de koningen der aarde." (Openb.17: 18) Om Rome de stad "van de zeven heuvels" te noemen was voor haar burgers even betekenisvol als het noemen van haar eigen naam. Vandaar dat Horatius alleen spreekt over haar zeven heuvels wanneer hij het heeft over "de goden die genegenheid hadden voor de zeven heuvels". (3)
Op gelijkwaardige wijze spreekt Martinlis van "de zeven heersende heuvels". (4)
In een veel latere tijd werd een soortgelijke taal gebruikt; want wanneer Symmachus, de prefect van de stad en de laatste heidense Pontifex Maximus, als keizerlijk gezant één van zijn vrienden per brief aan een ander voorstelde, dan noemde hij hem "De septem montibus virum" "een man van de zeven heuvels", waaraan hij volgens de commentatoren de betekenis hechtte van "Givem Romanum", "een Romeins burger". (5)
Welnu, terwijl dit kenmerk van Rome steeds duidelijk en bepalend is geweest, zo kon men steeds duidelijk aantonen dat de Kerk die haar zetel en hoofdkwartier gevestigd heeft op de zeven heuvels van Rome, zeer terecht "Babylon" mag genoemd worden en bestempeld mag worden als het centrum van afgoderij onder het Nieuwe Verbond, net zoals het oude Babylon de hoofdzetel van afgoderij was in het Oude Testament. Maar recente ontdekkingen in Assyrië, die in verband worden gebracht met de voordien reeds bekende maar onbegrepen geschiedenis en mythologie van de oude wereld, tonen aan dat er een veel diepere betekenis ligt verborgen in de naam Babylon de Grote.
Men heeft altijd wel begrepen dat het pausdom slechts een gedoopt heidendom is. Maar God maakt het ons nu duidelijk dat het heidendom dat Rome heeft gedoopt, in zijn wezenlijke eigenschappen het ware heidendom is dat de toon aangaf in het oude Babylon, toen Jehova voor Kores de dubbele koperen poorten opende en de ijzeren grendels stuksloeg.
Dat op het één of andere wijze nieuw en onverwacht licht zou geworpen worden op deze periode van de Kerk van de grote afval, zou reeds voor ons duidelijk moeten blijken uit de taal en de symbolen van de Openbaring. In de visioenen van de Openbaring ziet Johannes voor het eerst, net vóór de voltrekking van haar oordeel, de afvallige kerk met de naam Babylon de Grote "op haar voorhoofd geschreven". (Openb.17:5)
Wat betekent dit schrijven van die naam "op haar voorhoofd"? Toont het ons niet duidelijk aan dat net vooraleer het oordeel over haar wordt voltrokken, haar ware karakter zo uitgesproken zou ontwikkeld worden opdat ieder die ogen heeft en enig geestelijk onderscheidingsvermogen, als het ware door een zichtbare demonstratie gedwongen zou worden de wonderbaarlijke geschiktheid te erkennen waarmee deze titel haar door Gods Geest werd toegekend. Haar oordeel is nu duidelijk nabij en naarmate het nadert, maakt het Woord van God, in aanvulling op het licht dat er van alle zijden op wordt geworpen, het meer en meer duidelijk dat Rome inderdaad het Babylon uit de Openbaring is; het blijkt meer dan ooit dat het wezenlijke karakter van haar systeem, de grote voorwerpen van haar aanbidding, haar feesten, haar leerstellingen en discipline, haar riten en plechtigheden, haar priesterschap, en orden, alle zijn ontleend aan het oude Babylon; tenslotte is het ons duidelijk dat de paus zelf waarlijk en waarachtig de rechtstreekse afstammeling is van Belsazar.
In de strijd die werd gevoerd tegen de heersers en aanmatigingen van Rome, heeft men zich te dikwijls tevreden gesteld met het aan de kaak stellen van haar aanmatigend gesnoef dat zij de moeder en meesteres is van alle kerken - de enige katholieke kerk, die alleen binnen haar grenzen de mogelijkheid biedt tot redding. Indien er ooit een reden bestond om zich voor zo'n handelwijze te verontschuldigen, dan is die nu niet langer meer geldig.
Indien de positie die wij hier innemen gerechtvaardigd kan worden, dan dient men haar onverwijld de naam van christelijke kerk te ontnemen. Want, indien het een Kerk van Christus was die werd bijeengeroepen in de nacht dat de pontifex-koning van Babylon, omringd door zijn duizend rijksgroten, "de goden van goud en van zilver, koper, ijzer, hout en steen" (Dan.5:4) roemde, dan mag de Kerk van Rome terecht aanspraak maken op de naam van christelijke Kerk; maar zeker niet in de tegenovergestelde situatie!
Ongetwijfeld zal dit voor sommigen een ontstellende positie lijken; maar het is precies de bedoeling van dit werk om deze stellingname kracht te verlenen. Dat de lezer daarom zelf oordele of ik wel voldoende bewijzen verschaf ter ondersteuning van mijn positie.
Voetnoten
[1] Scilicet et rerum facta est pulcherrima Roma
Septemqueuna sibi muro circumdedit arces. - Georg., boek II, v.534 en 535.
[2] Septem urbs alta jugis toto quae praesident orbi. - boek III, lied 9, p.721.
[3] Diis, quibus septem placuere colles. - Carmen Seculare, v.7, p.497.
[4] Septem dominos montes. - boek IV, h.64, p.254.
[5] SYMMACHUS, boek II, h.9, noot p.63.
|