Maranatha

door

E.W. Hiebendaal



Indien iemand Jezus Christus niet lief heeft, die zij vervloekt, Maranatha. 1 Kor. 16:22. Dit woord Maranatha wil zeggen: De Here kome ten gerichte, om dan het Anathema, het vervloekt uit te spreken.

Deze uitdrukking staat dus in nauwe betrekking tot Christus' komst ten oordeel over satan en allen die Jezus Christus niet hebben liefgehad. De gangbare mening zoals men die veertig jaar geleden al hoorde, en ook nu nog algemeen door zeer vele gelovigen wordt aanvaard, is, dat de wederkomst van Christus tweeledig zou zijn.

Een onzichtbare wederkomst voor de tegenwoordige gemeente, die men dan de Bruidsgemeente noemt, en dan, enige jaren later nog een zichtbare wederkomst voor Israël op de olijfberg. De Bruidsgemeente, een woord dat men in de Schrift nergens vindt - zou dan in de tussenliggende jaren, na de ontmoeting in de lucht, de bruiloft vieren in de lucht, terwijl op de aarde de Oordelen over de volken, en de grote verdrukking van Israël plaats vindt. Want, zegt men, de gemeente is het zout der aarde, en als het zout weg is, breekt het verderf door.

Men denkt dus dat wij het zout der aarde zijn, maar dat is Israël. Matth. 5:13. Verder zegt men, als de gemeente van de aarde is opgenomen, neemt God de draad met Israël weer op. Deze opname nu, zou elke dag kunnen plaats vinden, en vooral nu Israël sinds jaren een zelfstandige natie is, wordt deze omstandigheid op massa's eenvoudige gelovigen b.v. bij de hand over hand toenemende Pinkstergemeenten, uitgebuit.

Toch menen we, dat hier het woord der waarheid niet recht gesneden wordt en men daarom beschaamd zal uitkomen. Men heeft zijn verwachting aangesloten bij Paulus eerste bediening en verwachting, maar in zijn laatste brieven komt het woord "parousia", dat in zijn eerste brieven telkens voorkomt, niet meer voor. Ook vervloeking en gericht behoren bij de tijd, toen de Heer nog spoedig verwacht werd, denk aan Ananias en Safira, aan Elimas en Herodes.

Nu leven wij in de verborgen bedeling, Ef. 3:9, de tijd der AMNESTIE der volledige verzoening, en God zwijgt. Eer de profetie betreffende Israël en de tijden der heidenen weer verder in vervulling kan gaan, moeten eerst, zo gezegd, de stukken weer op hun plaats staan, het moet alles weer zijn, zoals het op het einde van Handelingen was. Israël, als de doodsbeenderen van Ezech. 37, uit het volkengraf terug, weer in zijn land, de tempel herbouwd, het Sanhedrin en de priesterdienst weer hersteld, met offerdienst en al. Ook de volken om Israël heen moeten weer op hun oude plaats zijn, alsof er nooit een onderbreking geweest was. Eerst als het zover is, gaat elke profetie in vervulling die in het Oude en Nieuwe Testament over de eindtijd is geschreven.

Dit zullen voor Israël en de gecultiveerde volken moeilijke tijden zijn, het meest voor de gelovigen die dán zullen leven, maar ook de belofte van uitredding en Goddelijke bescherming zijn dan legio in de Schrift. Dan is er geen namaak - christendom meer, dan zal weer gezien worden het onderscheid tussen degenen die God dienen en die Hem niet dienen.

Dat de gelovigen nu elke dag opgenomen kunnen worden om deze moeilijke tijden te ontgaan, put men uit de volgende verzen: 1 Thess. 1:10 "En Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, welke Hij uit de doden verwekt heeft, Jezus, die ons verlost van de toekomende toorn".

In de grondtekst staat echter niet tweemaal, doch driemaal - ek - dat is dus: uit de hemelen, uit de doden, uit de toekomende toorn. Hij verlost uit de toekomende toorn, de gelovigen zijn er dus eerst in. Dit behoeft niet te betekenen, dat die toorn hen treft. God zal hen er in bewaren, zoals Hij Israël bewaarde te midden der plagen van Egypte. Ook worden dikwijls aangehaald de woorden: "Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren uit de ure der verzoeking die over de gehele wereld komen zal. Openb. 3:10.

Maar met deze tekst zitten we al midden in de Dag des Heren, de oordelen van de Openbaring, deze kan dus onmogelijk op onze bedeling der verborgenheid slaan. Wij vermoeden echter dat onze bedeling haar einde gaat naderen, juist omdat Israël naar voren gaat komen. Maar dit over elkaar schuiven der bedelingen kan wel tientallen van jaren duren, gezien hetgeen nog gebeuren moet voor de wederkomst des Heren.

Alle visioenen van Daniël omtrent de "vastgestelde tijd" moeten eerst nog in vervulling gaan. Zo zal dus onze verborgen bedeling van overvloedige genade onmerkbaar overgaan in een bedeling, waar Christus wederkomt en het Koninkrijk weer nabij is. Waarin ook een ander evangelie zal geproclameerd worden: "Vreest God en geeft Hem heerlijkheid". Openbaring 14:7.

Men hoort ook vaak beweren, dat we nu al zouden leven in de eindtijd, met de tekenen die de Heer in Matth. 24 gaf. Maar de tekenen die de Heer daar letterlijk noemt, worden in Openbaring 6 in symboliek genoemd, zelfs in dezelfde volgorde en Openbaring beschrijft de dingen rondom de onthulling van Jezus Christus.

Een feit, waar men ook meestal over heen leest is dat de Heer bij Zijn komst vergezeld zal zijn van Michaël de Archangel. Van die Michaël wordt ons in Daniël verteld: "En te dien dage zal Michaël opstaan, die grote Vorst, die voor de kinderen Israëls, uw volk staat, als het een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is, sinds er een volk geweest is". Dan. 12:1.

"En terstond na de grote verdrukking dier dagen, zullen zij de Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels". Men ziet dat het alles een en dezelfde wederkomst is. In de zevende bazuin, met Michaël de Archangel, die de geestelijke Vorst van Israël is, komt de antichrist dan tot zijn einde, omdat de Heer hem verdoen zal door de adem Zijns monds. 2 Thess. 2:8.

In de beide Thessalonisenzen-brieven schrijft de apostel Paulus over de "Dag des Heren". Als nu de gelovigen van onze tijd deze grote en vreselijke dag niet behoefden mee te maken, omdat ze nu de opname elke dag konden verwachten, waarom zegt Paulus dan: "Maar gij broeders zijt niet in de duisternis dat u die dag als een dief zou bevangen? Ook moesten zij niet denken dat die dag al tegenwoordig was, want die komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen is en geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs, die in de tempel als een god zal zitten, zichzelf vertonende dat hij God is". 2 Thess. 2:3.

De genoemde afval is wetsafval, Matth. 24:12, nw. vert. en als de antichrist in de tempel moet gaan zitten, zal die tempel toch eerst gebouwd moeten worden. Dan staat er ook nog, dat Elia eerst moet komen, eer die grote en vreselijke dag des Heren komt. Mal. 4:5. Ook moet het laatste wereldrijk van Dan. 2 voor die tijd nog ontstaan, want in de dagen van die koningen zal de God des Hemels een Koninkrijk verwekken, dat in eeuwigheid niet zal verstoord worden. Het gehele beeld zal dan in een of andere vorm weer aanwezig zijn in die eindtijd. Het gouden-Babylonische rijk, het zilveren-Medo-Perzische rijk, het Grieks-Macedonische rijk en het ijzeren-Romeinse rijk.

Deze vier wereldrijken, voorgesteld in het beeld, die er al geweest zijn. Daarop volgde het grote gat in de profetie, n.l. onze verborgen bedeling, van tijden en eeuwen verborgen. Het vijfde rijk, dat van ijzer en leem wacht nog. Het wordt een grote chaos, dan komt de steen - Christus - en slaat het beeld aan de voeten, dan worden tesamen vermalen ijzer, leem, koper, zilver, goud, en zij allen worden als kaf. Alles wordt tesamen vermalen, dus zullen al die rijken dan weer aanwezig zijn.

Alle vorige rijken hebben vroeger Jeruzalem bezeten en ook Babel, het ligt voor de hand, dat ook het toekomstige wereldrijk in deze richting moet worden gezocht. Alleen alles veel groter, maar ook met Babel en Jeruzalem. Want ook Babel moet nog herbouwd worden en het koninkrijk krijgen over alle koninkrijken der aarde.

Het oude Babel is langzaam door het zand bedolven, het weer opnieuw te bouwen Babel zal in één dag verbranden, en evenals Sodom en Gomorra, door de zee worden bedolven: "Alzo zal Babel, het sieraad der koninkrijken, vallen, gelijk God Sodom en Gomorra omgekeerd heeft". Jes. 13:19. Dan zal een zee over dit koninkrijk rijzen en veelheid van golven zullen haar bedekken. Jer. 51:42. Want de Heer verwoest Babel en zal de grote stem uit haar doen vergaan, haar golven zullen bruisen als machtige wateren, het geruis van haar golven zal zich verheffen. Jer. 51:55-58.

Dit is in overeenstemming met Openb. 18:21: "En een sterke engel nam een steen op als een molensteen en wierp hem in de zee, zeggende: Zo zal Babylon met geweld geworpen worden, de grote stad, en zij zal nooit weer gevonden worden. Haar plagen zullen op één dag komen, dood en rouwen hongersnood, en zij zal met vuur verbrand worden". Openb. 18:18. Zij wordt genoemd de grote hoer, Openb. 19:2 in tegenstelling met het nieuwe Jeruzalem, dat zal heten de bruid, de vrouw des Lams. De steden worden vereenzelvigd met haar inwoners. Gelijk met het oordeel over deze stad vallen de steden der volken. Openbaring 16:19.

Dit is de eindcatastrofe, een aardbeving zo groot als er nog nooit geweest is. De aarde waggelt zeer als een beschonkene en zwaait heen en weer als een nachthut. Jes. 24:20. Ook de krachten der hemelen zullen bewogen worden. De schrift trekt een merkwaardige parallel tussen de komst van Jehova op de Sinaï en de nog toekomstige wederkomst van Christus. Hebr. 12:26 zegt "Toen heeft Zijn stem de aarde doen wankelen, doch thans heeft Hij een belofte gegeven, zeggende: nog éénmaal zal Ik niet slechts de aarde, maar ook de hemel doen beven". Toen was er duisternis en stormwind, en het geklank ener bazuin, vs. 18. En geheel het volk was getuige van de donderslagen, de bliksemstralen, het geluid van de bazuin, zeer sterk bazuingeschal, zodat al het volk dat in de legerplaats was, beefde. Het geluid van de bazuin werd gaande weg zeer sterk. Ook de priesters onder het volk moesten op de ramshoorn blazen. Ex. 19:13.

Zo zal straks de Heer bij het geklank ener bazuin Gods nederdalen. 1 Thess. 4:16. De bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden. 1 Kor. 15:52. Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid. Ook op de aarde worden dan de bazuinen geblazen. Blaast de bazuin op Sion, heiligt een vasten, laat de priesters en de dienaren des Heren, tussen het voorhof en het altaar wenen en zeggen: "Spaar Here, Uw volk". Scheur uw hart en niet uw klederen en bekeer u tot de Here uw God. Joël 2:13-17.

Dan zal de Heer nederdalen met grote kracht en heerlijkheid. Een erewacht zal de komende Koning tegemoet gaan. Psalm 24 en 118 spreken van een nieuwe intocht: Heft uwe hoofden op gij poorten, dat de Koning der ere inga, Wie is Hij toch, de Koning de ere? De Here der heerscharen, Hij is de Koning der ere.

Dit is de poort des Heren, de rechtvaardigen gaan daardoor naar binnen. Gezegend hij die komt in de naam des Heren. Wij zegenen u uit het huis des Heren. De Here is God, Hij heeft het voor ons doen lichten. Bindt de feestoffers met touwen vast bij de hoornen van het altaar.

"Halleluja, want de Here, onze God de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard". Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem eer geven, want de bruiloft des Lams is gekomen en zijn, vrouw heeft zich gereed gemaakt. Zalig zijn zij die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal des Lams. Men ziet hoe alles op Israëlitische bodem staat.

E.W.H.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden