Israël
het unieke volk

door

E.W. Hiebendaal



Een der duidelijke kenmerken waardoor Israël zich van alle andere volken onderscheidt, is zijn bewustheid tot een doel. Geen andere natie, hoe groot, hoe machtig, hoe beschaafd ook, zal een vaststaand beginsel kunnen aanwijzen, dat de verklaring is van haar verleden en de rechte lijn van haar toekomst. Geen ander volk zal precies kunnen zeggen of omschrijven, waarvoor het nu eigenlijk op aarde is, of wat zijn speciale roeping onder de mensen vormt. Alleen bij Israël is dit wel het geval. Israël weet, dat het eenmaal een Koninkrijk van priesters, en een heilig volk moet worden, en dat het, wanneer het dit ideaal bereikt heeft, tot zegen der mensheid wordt.

Deze doelbewustheid van Israëls levenstaak op aarde, heeft het volk in stand gehouden, op een wonderbare wijze, ondanks veel lijden. Dit volk zal met andere volken niet gerekend worden, omdat in de Eeuwige zijn begin en eindpunt ligt. Num. 23:9b. De Eeuwige sprak tot Abram: "Ziedaar het beginpunt". Eens zal de Eeuwige één zijn, en Zijn naam één, ziedaar het eindpunt. En Israël zal een zegen zijn in het midden der aarde. Dit is de onvergankelijke bestemming van het Jodendom. Het heeft dus een grote roeping, een bewust doel op aarde, waardoor en waarvoor het nog steeds bestaat, tot het plan Gods met dit volk bereikt is.

En nu het volk na eeuwen zwerven weer een zelfstandige natie is geworden, volgen wij met spanning de loop der gebeurtenissen. De volken zijn druk in hun politiek van Oost en West. De christenheid in het algemeen heeft het ook druk met zichzelf, is om honderd oorzaken aan het draaien om eigen spil. Hoe weinigen letten op het allerbelangrijkste feit, of Gods plan met Israël nu voortgang zal hebben of niet, want of er tijden van verademing komen, hangt af van Israël. Of de tijden der wederoprichting aller dingen komen of aanbreken, hangt af van Israël. Of de Messias die voor Israël bestemd is, kan komen, tot oprichting van Zijn Koninkrijk, hangt af van Israël, van hun bekering en berouw. Hand. 3:19-21.

Velen onder ons, christenen, hebben teksten-materiaal verzameld, om daarmee te bewijzen dat Israëls opbouwwerk van heden vergeefs is. Zij zullen voor de derde maal in ballingschap worden gedreven, menen zij, omdat zij onbekeerd naar hun land terugkeren. Die bekering stelt men zich dan zó voor: toetreden tot één van de kerken, dan toch is men krachtens de traditie bekeerd en een christen. Zó is de Jood dan, volgens hen, gerechtigd naar zijn land te gaan, om daar dan ook een veelsoortige veelheid van kerken te bouwen, om zodoende één te worden met ons, en onze verwarring. Welk een maatstaf! En welk een hoogmoed onzerzijds! Wij speuren liever naar de vinger Gods in het wereldgebeuren, want alleen Zijn Voorzienigheid weet wat er gaat gebeuren en hoe en wanneer Hij met dit volk tot Zijn doel komt. God is getrouw, Zijn plannen falen niet, Hij kiest de Zijnen uit, Hij roept hen allen. Die 't heden kent, de toekomst overziet, laat van Zijn woorden geen ter aarde vallen. En 't werk der eeuwen dat Zijn Geest omspant, volvoert Zijn hand.

De radio vermeldde onlangs dat er een begin gemaakt is met het herbouwen van het oude Babylon. Het boek Openbaring, dat ons de eindtijd in finesses doet zien, spreekt van de stad Babylon die in één uur verwoest zal worden. Jeruzalem wordt daar als Bruid, en Babel als hoer getekend. Zo zullen deze steden van God uit gezien worden als tegenpolen. Naar onze mening (want wij zien geheel Openbaring "Joods") zal die weeldestad Babel bevolkt worden door het moderne Jodendom, Openbaring 18, de gelovige en wetsgetrouwe Joden in en om Jeruzalem. De radio vermeldde ook, dat in Israël het parlement is ontbonden, de wetsgetrouwe Joden hebben zich losgemaakt van de moderne Joden, welke scheur zich in het volk zal voortzetten.

Wij horen ook van Rabbijnen, die in het openbaar hun Messias belijden, en om Zijn wederkomst op de Olijfberg bidden; van zeer velen die in stilte in Hem geloven; van de interesse die zovelen in Israël hebben voor het Nieuwe Testament, en wij zien in al dat gebeuren de vinger Gods. 0, wij weten wel, het is alles nog heel vaag in de verte, maar het is, als horen wij hierin het ritselen van de dorre doodsbeenderen van Ez. 37, een begin van leven van het ganse huis Israëls, en in ons is een dankbaar geloven, dat het komende geslacht wellicht de Koning in Zijn schoonheid zal zien.

Als wedergeboren volk zal Israël Gods Naam heiligen, die zij vóórdien onder de volken hebben ontheiligd. Ez. 36:23. Zo willen wij dan heden letten op de vijgeboom Israël en alle bomen rondom. Als de Schrift spreekt van de volken, zijn het altijd de volken rondom Israël. De gehele wereld verwondert zich heden, hoe het Oosten ontwaakt. Zelfs Nederlandse ingenieurs gingen er heen voor de herbouw van Babel, waar men een groot en nieuw afzet gebied voor de handel verwacht. En als de Heer Jezus nu Zelf zei in Luk. 21:29 te letten op het weder ontwaken van deze volken, dan zegt ons dit gebeuren, dat God Israëls bekering ziet naderen.

Ook lazen wij van een oproep te Jeruzalem aan allen die de Thora liefhebben, tot een vergadering van 11-1 uur elke sabbat, op de berg Zion bij het graf van David, om plannen te bespreken die voeren kunnen tot herbouw van de Tempel. Wij, lauwe westerlingen, kunnen ons het enthousiasme niet voorstellen, waarmee deze bouw zal worden ondernomen en bekostigd door het orthodoxe Jodendom der gehele wereld! Dit is niet meer tegen te houden! Het onderdrukte heimwee van eeuwen naar de God hunner vaderen breekt zich hierin baan. En dan de inwijding straks van deze tempel te Jeruzalem! Het kan niet anders of zulk een ingrijpende gebeurtenis brengt een voorlopige bekering tot God teweeg onder al wat Jood is. Ook de Messiaanse Joden zullen mede instemmen in de lofprijzing en de aanbidding: "Dit is de dag die de Here gemaakt heeft, laten wij juichen en ons verheugen"!

Dan is Israël weer Gods volk. De in Jezus gelovende Joden hebben zich in onze kerken nooit thuis gevoeld en wij hoorden al hun hartstochtelijk, getuigenis: "Uw volk is mijn volk, uw God is mijn God, en waar gij zult heengaan, zal ik heengaan". Zij zullen dan immers inzien dat ook Paulus en de twaalven in de Tempel gingen en hun offers brachten? Hand. 21:26. Hoe Paulus zelfs in Hand. 25:8 zegt niets tegen de wet of tegen de tempel te hebben misdreven. Zolang Israël nog als volk bestond, waren toen allen in Jezus gelovende Joden ijveraars der wet, Hand 21:20, ook ná het kruis. En de laster, dat Paulus aan de Joden in de diaspora afval van wet of besnijdenis leerde, deed hij te niet, door zelf met anderen de Nazireeërs-gelofte te doen met de daarbij behorende offers. Hand. 21:20-26.

Tussen Israëls verwerping, Hand 28:28 en wederaanneming ligt de bedeling waarin de wet voor Israël niet geldt. Maar straks, als deze bedeling voorbij is, geldt de Wet weer voor heel Israël, totdat het recht op aarde hersteld is, de gehele toekomende eeuw door, tot aan de nieuwe hemel en aarde. En wie de mensen alzo zal leren, zal groot zijn in het koninkrijk. Matth. 5:18, 19. Overal waar de Schrift spreekt van Israël in de eindtijd, spreekt zij ook van de Tempel, de synagogen. Luk 21:12, Openb. 2:9, 3:9, Jac. 2:2. (Grondtekst).

Daarom geloven wij, dat straks alle gelovigen in Israël tot Christus bekeerd, of alleen gelovende nog in Jehova, zullen samengaan in Wetsgetrouwheid, ook al vinden wij dit op het ogenblik nog vreemd. Een poos zullen zij in rust verkeren, totdat de grote afval komt, wetsafval, wetsverachting, als zich openbaren zal de mens der zonde. Dan pas breekt de dag des Heren aan. 2 Thess. 2:1-4, Matth. 24:12, Dan. 8:12. Die dag des Heren zal der heidenen tijd zijn. Ezech. 30:3 of het einde van de tijden der heidenen brengen, Luk. 21:2, hun volheid gaat dan in. Rom. 11:25.

Met de regering van de antichrist als laatste wereldheerser komen de tijden der heidenen tot volheid, om plaats te maken voor de regering van het volk der heiligen des Allerhoogsten. Dan. 2:44, 7:22. Bij de verbondssluiting met Israël van de valse Messias komen de vervolgingen. Eerst onderling, later vanwege de in de tempel zittende anti-christ over alle gelovigen. Maar dan geldt ook voor allen die stand houden: "Vrees niet, uw verlossing is nabij". Het volk dat zijn God kent zal sterk zijn en daden doen, slechts sommigen zullen struikelen, tot loutering, schifting en zuivering. Dan. 11:32-35.

Joël 2 geeft ons een beeld van Israëls grootste benauwdheid. Hier gaan de priesters voorop, die het volk verzamelen, vasten en met de bazuin blazen, en roepen tot bekering. Dan zal alle doelmissing, ziekte, lijden en vervolging zich uiten in deze Messiaanse klacht: "Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt". Jesaja 64:1.

Al bedoelt de één daarmede Jehova van de berg Sinaï en de ander de Here Jezus, die toch Dezelfde is; want de Middelaar Jezus, Wiens stem toen (op de Sinaï) de aarde bewoog, zal nog eenmaal bewegen, niet alleen de aarde, maar ook de hemel. Hebr. 12:24-26. Dan zal Hij hun haastelijk recht doen, zij, die dag en nacht tot Hem roepen en zal Hij tot hun verlossing verschijnen op de wolken des hemels. Matth. 24:30. Die in Christus geloven, worden met de ontslapenen dan in een punt des tijds veranderd. Zij verkrijgen een geestelijk lichaam en hemelse bestaanswijze, waardoor zij niet meer aan de zwaartekracht gebonden, Hem als erewacht tegemoet zullen snellen in de lucht. 1 Thess. 4:16, 17. De op aarde blijvende, niet in Christus gelovende Joden zullen Hem ziende rouw bedrijven als zij Hem herkennen aan de kruiswonden en zien in Wien zij gestoken hebben. Zach. 12:10. Dit zal de vervulling zijn, waar naar Israëls grote Verzoendag als schaduw heen wees. Het uittreden van de Grote Hogepriester uit het hemelse heiligdom. Maar de Verlosser zal de goddeloosheden van Jacob afwenden en alzo zal gans Israël behouden worden.

Daarop volgt als vanzelf de vervulling van het blijde loofhuttenfeest, waar Israël en de overblijvende mensen in voorlopige vrede zullen wonen onder eigen wijnstok en vijgeboom. Velen menen dat het tegen Gods wil zal zijn als de tempel straks weer zal worden herbouwd. Maar profetiën, evangeliën, brieven en de Openbaring spreken van bazuinen bij 's Heren wederkomst en bij bazuinen horen priesters en bij priesters hoort een tempel. Zie voorts Ezech. 40-48. Trouwens de Heer zeide, dat Hij Zijn intocht zou herhalen. Matth. 23:39. Dan zouden de priesters Hem opwachten in de tempel. Ps. 24:7-10.

E.W.H.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden