Het Onze Vader door E.W. Hiebendaal
Onze Vader die in de hemelen zijt. Voor Israël als volk was dit echter niet het geval. In het woord der profetiën heet God meerdere malen Israëls barmhartige Vader. Zoals bij Jes. 64:8: Gij zijt onze Vader, wij zijn het leem, Gij zijt onze formeerder en wij allen zijn het werk van Uw hand. En Jes. 63:16: Gij immers zijt onze Vader. Gij Here zijt onze Vader, onze Verlosser. En Mozes moest tot Farao zeggen: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene is Israël.
Dat recht als nationaal volk geldt tot op heden alleen Israël. Als straks Israël als volk zal zijn wedergeboren, zal het in de toekomende eeuw middel zijn, waardoor meerdere volken zonen Gods zullen worden. De vijf eerste volken noemt ons Ps. 87: De een is afkomstig uit dit land, de ander uit dat land, maar van Sion heet het: aldaar zijn zij geboren. (Vert. Obbink). Uw naam worde geheiligd.
Hier bidt de Heer om de bekering van gans Israël, want als wedergeboren volk zal het pas Gods Naam, die zij temidden van de volken verontreinigd hebben, gaan heiligen; en de volken zullen dan weten, zegt Ezech. 36:23, dat Ik de Here ben, wanneer Ik mij voor hun ogen aan U de Heilige kan betonen.
Uw koninkrijk kome, uw wil geschiede op aarde als in de hemel. Het ligt vast in Gods gemaakt bestek, dat dit Koninkrijk, deze dagen des hemels op aarde, zoals Mozes ze noemt, Deut. 11:21, moet komen, ja, het was toen zelfs nabij gekomen. En dit Koninkrijk wordt nu aangekondigd. Geen volkenbond over de volken, maar een Koninkrijk over de koninkrijken der aarde, en Israël als hoofd dier volken. Door Israëls onbekeerlijkheid moest het terugwijken. Als Israël straks zich zal bekeren tot zijn God, zal God hen de Messias zenden. Hand. 3:19. Israëls bekering tot God was, is, en blijft de voorwaarde voor 's Heren wederkomst. Door de woorden van Lukas 17:12: "Het Koninkrijk Gods is binnen ulieden", heeft men steeds gedacht dat het begin van het Koninkrijk er nu al was en steeds groter werd met elk lid dat gedoopt werd. Vandaar dat men steeds in de kerk hoorde bidden: "en dat Uw Koninkrijk worde uitgebreid". Men schijnt nog geen inzicht te hebben in de grote toekomst die nog te wachten is voor de aarde, en dat wij nog leven in een wachtenstijd. Maar als men slechts oog heeft voor een deel der Schrift, zonder onderzoek van het geheel, vervalt men in het enkel stichtelijke, en wordt het eigenlijk een ziekelijk verschijnsel. Men spreekt dan van een verloop van het Godsrijk in de geschiedenis der Gemeente, die nog in het O.T. in nationale windselen was verborgen. Zo werd het eigenlijk een inrichting dit Godsrijk, om vroom te leven en zalig te sterven in deze eeuw. En zo bleef er met eerbied gesproken voor Christus niets anders meer te doen, dan aan de tegenwoordige inrichting der dingen een plotseling einde te maken. En dit is dan het eindpunt van alle genade, want dan begon een nimmer eindigende eeuwigheid. Zo is bij velen nog de zienswijze, al hoort men ook al veel gesproken over het komende Koninkrijk op aarde.
De grote Lo-Ammi tijd van Israël, onze tussenbedeling is een wachtenstijd, de Heer Jezus wacht in de hemel, aan de Rechterhand Gods. Hebr. 10:13. Israël wacht op het beërven van het geheel door God beloofde land.
De ontslapenen wachten op de opstanding. Ja, met reikhalzend verlangen wacht de ganse schepping. Rom. 8:19. Alles wacht op 's Heren bede: Uw wil geschiede op aarde als in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood. "Dagelijks", staat er niet. Epiousios betekent, op ons neerkomende of afdalende. Het ziet op hen neerkomende manna uit de hemel. Men heeft het Onze Vader gedacht als een gebed voor alle mensen en alle tijden. De Heer had echter in de bergrede, dus ook in het Onze Vader, dat er een deel van uitmaakt, het oog op een bijzondere tijd, de dagen van de antichrist en de toekomende toorn waar ook Johannes de Doper al over sprak. Als de Heer bijvoorbeeld in vers 39 zegt: "Ik zeg u, dat gij de boze niet wederstaat, maar zo wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe", geldt dit niet voor alle tijden, want de Heer deed het later Zelf ook niet, als Hij voor Annas de Hogepriester staat. Joh. 18:22. De bergrede is een bedelingswaarheid, die niet voor alle mensen in alle tijden doorgaat. De bergrede is de grondwet van het toekomende Koninkrijk, en hoe Oud-Testamentisch dit aan Israël beloofde Rijk zal zijn, blijkt wel uit het feit, dat deze bergrede is opgebouwd uit 54 Schriftplaatsen van het O.T. Johannes, de heraut des Konings, verkondigde: "Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen", maar ook van uitzuivering die daaraan vooraf zou gaan. De bijl lag aan de wortel van de boom, gaf zij geen vrucht dan zou zij worden uitgehouwen. Men vergeet dat de mogelijkheid bestond, dat het toen levende geslacht niet voorbij zou gaan, voordat al deze dingen waren geschied. De toekomende toorn gaat dus als een uitzuivering aan het Koninkrijk vooraf. Dat zou voor Israël en alle andere gelovigen een heel moeilijke tijd worden, want de antichrist za1 God precies een stap voor willen zijn met het oprichten van zijn koninkrijk; en die zijn merkteken niet aanvaarden aan voorhoofd of rechterhand, kunnen niet kopen of verkopen, zullen dus brodeloos zijn. Openb. 13:17. Op deze grootste benauwdheid aller tijden voor Israël is heel Ps. 91 van toepassing en vele andere Schriftplaatsen tot bemoediging. Verder zegt de Heer dan ook niet: Bidt dan aldus, maar uitdrukkelijk: bidt gij dan aldus. In het Grieks wordt het persoonlijke voornaamwoord er bij gebruikt. Zo verstaan wij de woorden: "geef ons heden het van de hemel dalende brood", vgl. het manna in de woestijn. In boze tijd zullen zij niet beschaamd worden, in dagen van hongersnood zullen zij verzadigd worden. Ps. 37:19.
Als wij nog denken aan onze eigen hongersnood, hoeveel gelovigen er toch van honger gestorven zijn, en soms wanhopig zeiden: de Bijbel is niet waar, dan zal het ons nu wel overtuigen, dat alle uitspraken Gods niet zijn voor alle gelovigen. In die eindtijd zal het gelovig Israël, en alle gelovigen dan weer op hen ingeplant, moeten vluchten voor de woede van het beest. Zij vinden een plaats in de woestijn, waar zij gevoed worden 3½ jaar met het verborgen manna. Openb. 12:6 en 14. En vergeef ons onze schulden gelijk wij vergeven onze schuldenaren.
Er staat in het Grieks: gelijk ook wij vergeven hebben onze schuldenaren. Zo zegt het dan ook de vert. Obbink. Men was toen nog op Joodse bodem.
De vergeving toen was andere dan nu. Toen hing de vergeving af ven 's mensen vergeving tegenover zijn naasten. En Wanneer God dan vergaf, was die vergeving voorwaardelijk, want wij zien in Matth. 18:23 in de gelijkenis van de koning en
zijn knechten: de heer kreeg deernis en schold aan zijn knecht alle schuld, die zeer groot was, kwijt. Maar toen diezelfde knecht zijn mededienstknecht daarna niet wilde kwijtschelden wat deze hem schuldig was, riep de koning hem terug, en moest hijzelf eerst alles betalen. Alzo zal ook mijn hemelse Vader u doen indien gij niet vergeeft een iegelijk zijn broeder. Die voorwaardelijke vergeving toen was ook een bedelingswaarheid. Nu vergeven wij elkander omdat God ons om Christus wille vergeven heeft. Ef. 4:32, en hier duidt het Gr. woord "chariaomai" meer dan vergeven, n.l. kwijtschelden.
En leid ons niet in verzoeking maar verlos ons van de boze. Daar zullen vele valse christenen en vele valse profeten opstaan, en zij zullen grote tekenen doen, alzo zij, indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen zouden verleiden. Deze eindtijd zal voor elke gelovige zeer zwaar zijn om vol te houden. Maar de Heer beloofde hen: "Omdat gij het woord bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ik u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de hele wereld komen zal". Zij zullen niet kunnen kopen of verkopen; geen nood, want juist voor die tijd is Gods belofte: Uw brood en water is gewis, "want Uw ogen zullen zien de Koning in Zijn schoonheid". De satan heeft dan nog een kleine tijd, dan zal hij zichtbaar rondgaan als een briesende leeuw, zoekende wie hij zal kunnen verslinden.
Verlos ons van de boze, ja, wie onzer heeft dit gebed ooit zo gebeden, als het in deze benauwdheid zal worden gebeden? En zou God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen? Hij zal hen haastiglijk recht doen. En bij de verschijning van Jezus Christus wordt hij van kracht ontdaan, en geworpen in de poel des vuurs. Openb. 19:20.
In dit vooruitzicht besluit de Heer het gebed met de zegevierende lof: Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, Amen. Wat zal dit kleine woordje "want" van grote betekenis zijn voor de gelovigen die onder dit schrikbewind zullen leven. Daarmee zetten zij als het ware hun voet reeds op de eerste trede van Christus’ troon. Niet ons, o Heer, maar U de eer, want van U alleen is het Koninkrijk. Amen.
E.W.H.
|