Vanwaar Hij komen zal door E.W. Hiebendaal
Eigenlijk waren allen al direct na het sterven naar hemel of hel gegaan, zo leerde men. Dus was het ons niet recht duidelijk, waarom men dan nog door Christus bij Zijn komst geoordeeld moest worden. Enige jaren later was het zien van het herstel van Israël als het ware de sleutel der Schrift: De geloofsbelijdenis is niet veranderd, maar wij horen deze anders. Wij zetten geen punt meer achter het: Vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden, maar bijna een uitroepteken! Het feit van 's Heren wederkomst houdt een nieuw begin in, waarop als het ware alles wacht. De Heer Zelf verwacht in de hemel (1). De gelovigen verwachten Hem (2). Israël verwacht de opstanding, de hope Israëls (3). Israël verwacht dan ook de verwerving van heel het aan Abraham beloofde land (4). Ja, de ganse schepping wacht onvrijwillig in dienstbaarheid, in barensnood (5). Want God heeft een plan of voornemen der eeuwen (6). God heeft in de mensen een welbehagen. En dat woord welbehagen doet denken aan een glimlach, de glimlach van God! Ds. Buskes zegt het zo: "God kan de mensen niet missen, ze zijn tweemaal van God; Hij maakte ons en Hij kocht ons". De historie der mensheid is geen spiraalvormige, eindeloze kringloop. God Zelf werkt naar een doel, een plan. Al leven wij heden ook naar een toesplitsing van boosheid, mensenverheerlijking en misleiding, God heeft in de mensen een welbehagen en Zijn raadsbesluit zal volbracht worden en Hij zal al Zijn welbehagen doen, zij het ook door gerichten (7). Hoe rustig en stil kunnen wij dan alle raadselen in Zijn hand laten. De glimlach Gods werkt het wereldplan uit. Hij kan en zal van deze chaos weer een kosmos maken.
Wij verwachten, dat volgens de bijbel deze boze aioon zal worden beëindigd door gerichten, hevig en kort. Misschien al in het komende geslacht. De hevige gerichten, waarin de gecultiveerde wereld zal òndergaan, zijn niet anders dan het terzijde schuiven van een grendel, die het voortgaan van het plan Gods met Israël en de wereld belemmert. Na het negatieve van het gericht komt het opruimen van al wat het positieve in de weg staat. Dat betekent, dat God die dingen en die mensen wegdoet, welke Hem verhinderen de mensheid en de dingen tot hun recht te doen komen. Een richter - Sjofet - is iemand, die het geknechte volk opricht, en de gerichten worden voorgesteld als grote bevrijdingen (8). Dat de hemelen zich verblijden en de aarde zich verheuge, want Hij komt om de aarde te richten! (9). God opent door gerichten een weg, waardoor het gelouterde overblijfsel vrij kan doortrekken. Dan krijgt het een volle en nieuwe levenskans. Eerst zullen nog vele concentraties van duistere machten plaatsvinden. God laat het kwade, het onrecht, tot volheid komen, opdat de grote ongerechtige daaruit zal worden (10), is: opkomen. Alle onrecht is echter tijdelijk, de gerechtigheid is eeuwig, is: behorende bij de eeuw. Een groot deel van het weerbarstig geslacht, dat aan de levende God de voet dwars zet, zal omkomen. De Openbaring van Jezus Christus spreekt van een derde deel der mensheid (11). Want alle experimenten van heden op politiek, sociaal of wetenschappelijk gebied zullen de oplossing niet brengen. De hedendaagse cultuur heeft reeds lang haar waarde verloren, daar zij de mensheid door haar zelfgeschapen krachten vernietigt en in voortdurende strijd de mensheid voor de keuze stelt, òf ondergang òf een fundamentele verandering van al haar grondslagen. Bijna gewelddadig beheerst de mens heden de natuur. Doch is tegelijk tijdig dodelijk bang voor een uitwerking, welke hij niet vermag te beheersen. Bij de herschepping en wederoprichting aller dingen is gelukkig ook inbegrepen de hedendaagse wetenschap en techniek. Er wacht een hervorming, een vernieuwing van 's mensen verstand. Dan zal men leren onderkennen de wil van God: het goede, welgevallige, volkomene (12). Wij weten, dat God de mens vóór de zondeval deed heersen over al het geschapene, ook over de natuur. En wij geloven, dat God de mens weder in deze staat zal herstellen. Niet plotseling, niet onmiddellijk, maar middellijk, d.w.z. door middel van de komende aionen. De wederoprichting aller dingen (13) moet inhouden een terugbrengen van de mens tot de staat van Adam, zoals hij naar Gods Beeld en gelijkenis geschapen werd. Christus wordt het Beeld Gods genoemd en de tweede Adam. Dus geleek Adam op de Zoon Gods voor Zijn vernedering. Dus waren Adams geestvermogens niet aan de stof en de zinnen onderworpen en had hij een voor ons bovennormale kennis. Wij, als nakomelingen van een van God afgevallen Adam, derven (missen) die heerlijkheid Gods. Wij zijn aan tijd en ruimte onderworpen, maar de volkomene mens was dit waarschijnlijk niet. In de tijd der Handelingen zien wij flitsen van het komende Koninkrijk, dat toen, in de Handelingentijd, reeds nabij was, maar terugweek. Zulk een flits is bijv. ook dat de kamerling plotseling Philippus niet meer zag, want Philippus bleek in Asdod te zijn (14). Deze onzichtbare verplaatsing was geen kracht van deze eeuw, van een helikopter of iets dergelijks, maar de kracht van de toekomende eeuw (15). Thans leven wij nog in een wereld, die van God afvoert. De mens kan veel, maar niet zichzelf verlossen uit vergankelijkheid en dood. Elke bevrijding van het éne, brengt verslaving van het andere mee. Bijv. wij branden elektrisch licht als bevrijding (vrijmaken van) zonlicht, doch wij scheppen daarmede een continuele massaproductie. Wij mechaniseren de mens en maken hem tot een machineonderdeel. In het industriële productie proces verricht elk individu éénzelfde arbeidshandeling, maakt éénzelfde voorwerp, weeft éénzelfde draad, heel zijn arbeidsleven lang. Rom. 8 spreekt dan ook van de dienstbaarheid (slavernij) der verderfenis. In onze vergankelijk heerst daarbij nog de slavernij. Al het gezwoeg om het dagelijks bestaan, hetzij in fabriek of werkplaats, hetzij het blokken bij al het onderwijs, is antigoddelijk. Het helpt de mens, maar het bindt hem tegelijkertijd. De vrijmaking is er alleen in en door de Zoon. Wat in het mensenhart niet is opgekomen, dat heeft God bereid aan diegenen, die Hem liefhebben. Dit in tegenstelling met alle uitvindingen, welke thans wel in het mensenhart zijn opgekomen. Voor de terechtbrenging der aardse toestanden heeft God het volk Israël als instrument uitverkoren en wij vermoeden, dat er in de toekomende eeuw weinig techniek zal zijn. Wel zal de wetenschap van hetgeen God geschapen heeft, vermeerderen. Want hierdoor ziet men steeds meer Gods eeuwige kracht en Goddelijkheid (16). Zodra de mens zijn normale geestvermogens terug zal hebben, heeft hij geen telefoon, televisie of straaljager meer nodig. Het zal dan blijken, dat onze (hedendaagse) techniek een tegemoetkoming was aan de zwakheid van de gevallen mens. De mogelijkheid van een wereldcatastrofe wordt nu meer en meer duidelijk. Na de verwoesting van de meeste grote steden (Openharingen spreekt van de steden der volken) (17) en miljoenen "beschaafde" mensen, moet men wel terugkomen tot een geheel andere levenstoestand, welke ongeveer overeenkomt met die van 2000 jaren geleden. Dan is het ook mogelijk in die nieuwe toestanden de vormen der Wet weer te kunnen onderhouden, waar alle profeten van spreken voor de toekomst. Het is juist onze tegenwoordige techniek, welke het aannemen van deze onomstotelijke waarheid in de weg staat. Men zoekt heden ten dage in Israël naar een compromis om zowel de techniek als de Wet te kunnen vasthouden, maar onverbiddelijk is Gods Woord, dat zegt: "Tot de wet en tot de getuigenis, zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben" (18). Er wordt tegenwoordig in de kerken veel gesproken over het a.s. Koninkrijk op aarde, maar --- als een verlengstuk der Kerk, een vrucht van de zending. De Raad voor Kerk en Israël zegt: "Het is zonde en jammer voor de Zending onder de heidenen, dat in onze tijd de Joden nog niet meedoen. Hier staat een heel volk van Boodschappers Gods ledig aan de kant. Vinden zij eenmaal de weg tot Christus, dan zal hun getuigenis aan de volken onze arbeid machtig komen versterken!". Er wordt dus gehoopt - hoe dan ook - dat de Joden spoedig mee zullen doen om de wereld te kerstenen. Dan kan het Koninkrijk komen, het Vredenrijk; en daarna als sluitstuk de komst van Christus en het Nieuwe Jeruzalem. De bekeerde en begenadigde Jood, Dr. A. Saphir, ziet het, ons inziens, juister. Hij ziet de z.g. Kerkgeschiedenis niet tussen Christus' hemelvaart en wederkomst, maar tussen de verwoesting van Jeruzalem en de komst van de Antichrist. Hij zegt in zijn boek "Het gebed des Heren" op blz. 93: "De wereld zal niet langzamerhand in het Koninkrijk overgaan, maar de wereld zal geoordeeld worden. Daar komt een crisis". En dan ziet Dr. Saphir de gang der historie zo: "Van Abraham tot de verwoesting van Jeruzalem, dan pas de bedeling der Gemeente tot aan de bedeling van de Antichrist, waarop Christus zal nederdalen om de mens der zonde en zijn macht te vernietigen". Dr. Saphir zag dus ook de geschiedenis der Kerk tussen Israëls verwerping en wederaanneming. En deze gedachtengang zijn ook nu zeer vele bekeerde Joden toegedaan, nml. dat de Schrift gewijd is aan de nationale bestemming van Israël van Gen. 12 tot Hand. 28. Een bescheiden houding ten opzichte van Israël ligt de Kerk niet gemakkelijk, gewend als zij is om naar haar aard te regelen en te sturen, vóórop te gaan en de toon aan te geven in de zending en het medisch werk der zending. Een werk, dat, gezien het povere resultaat, toch bewondering afdwingt. Voor het beste deel der Kerk is dan ook de liefde voor Kerk en Zending als samengeweven, want hoeveel duizenden zendelingen hebben hun leven ingezet op het bevel des Heren, terwijl zij toch niet eens voorzien waren van het paspoort, dat de Heer hen toch beloofd had mede te zullen geven, nml.:
Dit paspoort hebben onze zendelingen niet. Welk een schamel resultaat is er bereikt, gezien datgene, wat de Schrift in het uitzicht stelt indien straks het door God bekeerde Israël deze taak van de Kerk zal overnemen, wanneer de Gemeente haar door God aangewezen taak in de hemelse gewesten heeft verkregen, nml. het oordelen van de engelen en het reinigen der hemelse dingen (19). Israëls val was al wel rijkdom voor de wereld, hoeveel te meer zal Israëls volheid dan wel zijn! Israëls verwerping was al wel verzoening voor de wereld, hoeveel te meer zal dan hun aanneming zijn dan het leven uit de doden! (20). "De heidenen zullen tot uw licht gaan en koningen tot de glans die u is opgegaan", zegt Jesaja van Israël (21). Het volk, dat u niet kende, zal tot u lopen, om des Heren uws Gods wil - want Hij heeft u verheerlijkt (22). De menigte der zee zal tot u gekeerd worden, opdat men tot u inbrenge het heir der heidenen, en hun koningen tot u geleid worden (23). Ja, vele natiën en machtige volken zullen komen om de Here der heerscharen te Jeruzalem te zoeken. In die dagen zullen tien mannen uit volken van allerlei taal vastgrijpen, ja vastgrijpen de slip van een Joodse man en zeggen: "Wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is" (24). Is hier sprake van een meedoen van Israël met de zending der Kerk? Of is het juist Israëls bestemming als volk, om het uitgangspunt van zegen voor alle volken der wereld te zijn? Nergens toch in de profetieën (die alleen de toekomst der aarde zien met Israël als middelpunt) vindt men iets van een Kerk, wel van een Tempel. Die Tempel zal er al staan wanneer de Antichrist straks verschijnt. Want hij zal zitten in de Tempel Gods (25). Maar plotseling zal tot Zijn Tempel komen de Here, die gij zoekt. Zie Hij komt! (26). Dit zal de troost zijn voor de getrouwen en de martelaren onder het regiem van de Antichrist, waarna het wereldgericht volgt met wederkomst en opstanding. Ziet men wel, dat hier van Kerken niets meer te bespeuren is? Hun taak is daar ten einde en is openbaar geworden in de opstanding met een hemelse bestaanswijze (27), nml. voor hen die in Christus waren Jood en Griek, dus een kern. Het dan volgende Koninkrijk op aarde is geheel Mozaïsch. De Tempeldienst der toekomende eeuw verschilt bijna in niets van de Tempeldienst onder Salomo (28). Alleen de Grote Verzoendag bestaat dan niet meer. Die is vervuld geworden, toen de grote Hogepriester uit het hemelse heiligdom trad. Ook de ark (met de daarop rustende Schechina) zal niet weder gemaakt worden. Want te dien tijde zal men Jeruzalem de troon des Heren noemen. En alle volken zullen zich daarheen verzamelen om de naam des Heren te Jeruzalem en zij zullen niet meer wandelen naar de verstoktheid van hun boos hart (29). "De Here is ALDAAR", zegt Ezechiël (30). De letterlijke vervulling van Gabriëls boodschap aan Maria, dat haar Zoon als Koning over het huis Jacobs zou heersen in de eeuw (31). Dan zullen de offers de Here weer aangenaam zijn als in de dagen van ouds (32). Dan zal het de Levietische Priesters nimmer ontbreken aan brand-, spijs- en slachtoffers (33). Dan zullen zelfs de volken offers brengen: Ethiopië (34), Egypte (35). De schapen en rammen van Kedar en Nebajoth zullen aan het luisterrijk huis heerlijkheid verlenen (36). Ja, alle volken zullen met blijdschap brandoffers en slachtoffers brengen in Gods bedehuis (37). Want vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat is Gods Naam groot onder de volken en wordt aan Zijn Naam reukwerk en spijsoffer gebracht (38). Al wat leeft, houdt sabbath en nieuwe maan (39). En jaarlijks wordt door de volken het Loofhuttenfeest mee gevierd (40) en op Zijn, dus op Christus' Wetsonderricht zullen de kustlanden wachten (41). Natuurlijk is er dan geen versteend rabbinisme meer, die door eigen inzettingen Gods geboden krachteloos maakt. Ook kunnen de Priesters dan het volk geen lasten, zwaar te dragen, opleggen. Want daarin zal het Koninkrijk ook zeer verschillen van onze bedeling der genade. Er zal een onmiddellijk gericht zijn en Christus zal de volken hoeden met een ijzeren scepter (42). Elke morgen zal ik verdelgen alle goddelozen des lands en uit de stad des Heren uitroeien alle bedrijvers van ongerechtigheid (43). De leugenspreker zal niet bestaan. Men herkent ook hierin de nabijheid van het Rijk gedurende de tijd der Handelingen: Ananias en Saffira, Herodes en Elymas werden onmiddellijk gestraft (44). Bij al het schone en heerlijke (44a) heerst toch nog de vloek en de dood. De ziel, die zondigt, zal sterven, tenzij hij zich bekeert(45). Maar er is ook aan het Koninkrijk op aarde een TOTDAT. TOTDAT Hij het recht op aarde zal hebben gebracht en de kustlanden op ZIJN Weesonderricht wachten (46). TOTDAT de hemel en de aarde voorbijgaan zal er geen tittel of jota van de Wet voorbijgaan TOTDAT alles is geschied (47). Er zijn vele TOTDAT’s in de Schrift, welke niet in een concordantie zijn te zoeken. Men komt ze echter al lezende tegen. En ALLE profeten houden Israël het eigenlijke doel van zijn bestaan voor ogen, nml. een volk van Koningen en Priesters te worden ten bate van de gehele mensheid onder zijn Messias als Koning. Daar en dan pas kan Kerk en staat één zijn. De gehele toekomende eeuw zal nodig zijn om alles in vervulling te doen gaan wat van Christus in de Wet, de Profeten en de Psalmen geschreven is. Want de wens van alle volken zal komen als de Tempel met heerlijkheid vervuld wordt (48). Dr. W. ten Boom schrijft in "Het Oude Testament en de symboliek": "Er is sprake van een glorierijk herstel der oude bedeling onder het aspect van het gericht, dat, al is het voor een korte tijd, de geschiedenis van Israël zal doen herleven, juist om dat verleden nog eens in het zuivere en volle licht der vervulling te plaatsen. Het oude verbond zal nog eens de revue passeren en nog eens, of liever nu voor het eerst, in zijn werkelijke Goddelijke bedoelingen worden onderkend. Want eigenlijk is de toestand aldus, dat in de oude dagen het oude verbond nimmer ten volle tot zijn recht is gekomen. Wij kunnen gerust zeggen: het is aan de satan gelukt de luisterrijke bedeling van het oude verbond voortdurend te onderbreken, te verduisteren en te verdraaien. Het prachtige samenstel der O.T.-eredienst is nooit in volle zuivere werking gezien en verstaan, en de daarin schuilende vrijheid is miskend of in slaafse vormendienst overgegaan. Dan zal volgens Ezechiël 47 de tempel worden herbouwd en de offers, brand- en zondoffers zullen terugzien op het volbrachte werk van Christus en dankbaar doen gedenken wat God in Christus deed voor het herstelde Israël. Dan zullen de feesten hun volle hemelse interpretatie ontvangen.
En aan de Apostelen de eer om ze voor de ogen der 12 geslachten Israëls nog eenmaal te vertolken en ze voor de wereld te doen uitstralen". E.W.H. Noten verwijzen naar de Schrift
1. Hebr. 10:13
|