De Wereldraad der Kerken

door

E.W. Hiebendaal



In het maandblad "Wending" trof mij uit een open brief van de jeugd de volgende zinsnede: "Want onze generatie denkt niet meer allereerst Hervormd of Gereformeerd, Luthers of Remonstrants, vrijzinnig of rechtzinnig, maar oecumenisch. Maakt u toch haast, werkelijk haast met uw streven te komen tot de ene kerk van Christus in Nederland. Want zo zult gij op indirecte wijze een stuk jeugdproblematiek in ons land oplossen".

Na ook het Wendingnummer over Evanston gelezen te hebben en de jaarlijkse oecumenische dienst der kerken te hebben meegemaakt, weet ik als leek er iets van, wat het is de blijdschap te ervaren, wanneer voor enkele uren alle kleuren zich oplossen in de stralende witte kleur van Christus. Anderzijds ook weer de teleurstelling, wanneer die kleuren weer gaan domineren en de verwijdering zelfs groter blijkt te zijn dan wij konden vermoeden.

Wij leven in een tijd van gisting, van aantrekken en afstoten, misschien meer dan ooit tevoren. Wij zien het hartstochtelijk verlangen van werkelijke mannen Gods, die al hun gaven en krachten offeren om iets van die door Christus afgebeden eenheid te bereiken.

Op een zeker ogenblik schijnt er ook werkelijk iets bereikt te zijn! Maar dan: er valt één woord, bijv. "Israël", en pats, daar ligt alles weer hopeloos uiteen. Wij begeren zo oprecht de vrede, en zie, opeens is het weer oorlog. Wij zoeken met heel ons hart naar gerechtigheid en komen terecht in een hopeloze verdrukking van de ene mens over de andere.

Wat toch is de oorzaak van het wel willen, maar niet kunnen? Is het wellicht, omdat satan nog vorst dezer eeuw is? Heet hij niet de diabolus, de dooreenwerper? Is hij niet nog steeds de overste van de macht der lucht? Beheerst hij niet de wereld der demonen? welke bij elk zwak ogenblik op ons kunnen inwerken? Wij vergeten steeds, dat wij nog op bezet gebied leven. Wij zijn met elkaar, allen tezamen, nog gevangenen van een wereldwijd concentratiekamp, vandaar dat ons de wapenrusting Gods zo dringend wordt aanbevolen. Wij wanen ons wel vrijen, maar die vrijheid is betrekkelijk. Wij zijn nog gebonden als aan een touw. Ja, de mensheid werkt in die betrekkelijke vrijheid, welke er is, nog aan noodlotsmachten mee! Is het soms niet waar, dat wij menen de natuur meester te zijn, terwijl deze ons juist met ondergang bedreigt? Laat de mens zich niet gebruiken in het vernietigingsplan der demonen?

Maar de kinderen Gods dan? Die willen dat toch niet! Neen, maar ook zij leven in bezet gebied en kampen, ja, maar met willige onmacht en machteloze wil. Toch sprak Christus: "Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde". Maar Hij heeft die macht nog niet aanvaard. Zij wordt wel vaak bij individuele gevallen zichtbaar, doch nog niet in het wereldgebeuren. "Alle dingen hebt Gij onder Zijn voeten onderworpen". Zeer zeker, maar van God uit is bestemming reeds vervulling; is de profetie niet verondersteld als komende, maar als besloten. In de geest is het geschied, doch in de tijd moet het nog komen.

Pas in Openb. 19 horen wij het viervoudig "Halleluja", omdat Christus opstaat met macht en kracht om zichtbaar te heersen. Al heeft Hij alles aan het kruis volbracht, daarom treedt alles na het kruis nog niet direct in werking. Ook de dood is door de opstanding van Christus overwonnen, toch maakt de geweldhebber des doods nog dagelijks zijn slachtoffers. Eerst moet Christus de "sterke" binden. Want het schepsel is nog der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen heeft, op hoop dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. Rom. 8:20-21. Wij weten gelukkig, dat God niet alleen de zonde en onmacht voorzien heeft, maar ook haar oplossing! Wij houden de visionaire blik op het Rijk-dat-komt! En waarin satan gebonden zal zijn. Daarom is juist het gaan naar die eindtijd, waarheen wij leven, wat ons doet twijfelen of die mooie opzet van éénwording der kerken in deze eeuw nog gelukken zal. Is het geen verspillen van tijd en geld en energie? Kunnen wij ons niet beter haasten naar de dag Gods, welke aan Israël verlossing en aan de wereld de wederoprichting zal geven? Zie vooral Hand. 3:19-21 en Jes. 30:18-20.

Natuurlijk zijn wij overtuigd, dat Christus' gebed: "OPDAT ZIJ ALLEN EEN ZIJN, OPDAT DE WERELD GELOVE" zeer zeker verhoord zal worden, maar alweer: wij twijfelen of dit mogelijk zal zijn in deze boze aioon. Het profetische woord, dat zeer vast is, laat ons de verhoring van dit gebed des Heren zien, als het zegt: "Maar dan zal Ik den volken andere, reine lippen geven, opdat zij allen de naam des Heren aanroepen; opdat zij Hem dienen met eenparige schouder", (Zef. 3:9). "En Hij zal op deze berg de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert en de bedekking, waarmede alle volken bedekt zijn!" (Jes. 25:7). De aarde zal dan vol worden van de kennis des Heren. Is dan ‘s Heren gebed niet verhoord?

De oecumenische raad van kerken verwijst naar Eph. 4:11-13: "En Hij heeft, zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus", en motiveert hierop haar pogingen.

Maar m.i. bedoelt Paulus met dit "wij allen" geen kerken, doch personen. Want als hij enige verzen verder zegt: "... en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet", (Eph. 5:27), dan gaat het in dit gehele verband over afzonderlijke personen. Mannen, vrouwen, vaders, kinderen, heren, slaven, allen leden van het lichaam van Christus en dus niet over kerken. Toch wordt de tekst: "... totdat wij allen de eenheid des geloofs bereikt hebben ..." ook door de wereldraad van kerken aangegrepen.

Dr. Berkhof zegt er van op blz. 560 van "Wending":

"Daarom, wereldraad van kerken, wees niet bezorgd voor uw leven! Als de zuurdesem van God komt, wees er dan zeker van, dat Hijzelf die zal bewaren en leiden, totdat het geheel doorzuurd is".

Het is hier net of Dr. B. toch een beetje aan zijn eigen woorden twijfelt met: "ALS de zuurdesem van God komt ...". En terecht, de zuurdesem komt NOOIT van God. Het wordt in de Schrift altijd in ongunstige zin genoemd. Denk aan de waarschuwing des Heren over het zuurdeeg van de farizeeërs en het zuurdeeg van Herodes (Matth. 16:6-12 en Marc. 8:15). Denk aan de waarschuwing van Paulus over het zuurdeeg in 1 Cor. 5:6-8 en Gal. 5:7-10. En aan het gebod betreffende het zuurdeeg door Mozes in Ex. 12:15-20, Ex. 34:25, Lev. 2:11 en Num. 9:10-12.

Ik weet wel, de eeuwenoude uitleg in de kerk is: de vrouw = de kerk; het zuurdeeg = het evangelie; de drie maten meel = de mensheid. De kerk draagt het zuurdeeg (evangelie) de wereld in, waardoor dit gelijk met het deeg oprijst, totdat eenmaal de tijd komt dat de wereld geheel doorzuurd is. Dan is de ganse wereld bekeerd en het Rijk Gods gekomen. MAAR DEZE UITLEGGING IS ABSOLUUT FOUT!

De tegenwoordige wereld gaat veel meer de afval en het rijk van de antichrist tegemoet (2 Thess. 2:1-4). "Zal de Zoon des mensen geloof vinden bij Zijn komst op aarde?" (Luc. 18:8). De wereldraad toont geen haast. De boodschap van Evanston loopt met stappen van vijf jaar. Er is echter een verborgen tegenspeler, die wel haast heeft, omdat hem nog maar weinig tijd ter beschikking is. Op. 12:12. Die tegenspeler, die wereldverleider, zal als twee druppels water op Christus gelijken. Nu ben ik bang, dat die goedbedoelde wereldraad van kerken straks als een rijpe vrucht in handen zal vallen van hem, die komt in z'n eigen naam. Niet omdat ik denk, dat er ook maar één waarachtig en levend gelovende christen in de wereldraad zal zijn, die dit niet zal bemerken als het ooit die richting uit mocht gaan. 0 neen, wij zijn niet in de duisternis, dat ons die dag onvoorziens overkome. Wij zijn kinderen des Lichts en niet der duisternis.

De kerken zijn, onder Gods toelating, nu al ruim 1900 jaren bezig uit elkaar te groeien. De wereldraad poogt nu ineens deze kerken naar elkaar toe te buigen in de hoop DE eenheid te bereiken, waarvan de Here Jezus bad:

"En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen lief gehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt". (Joh. 17:22-23).

Zou dit ooit door mensenbemoeienis kunnen geschieden? En dan op bezet gebied? "Volmaakt in één"? Met minder bereikt men immers het doel niet, dat de Here met die éénheid beoogt! Nota bene: "Opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt"!

En wat te denken van die zwoegers voor die eenheid, die met zoveel werk overladen zijn, dat het volgens zeggen van Dr. Berkhof geen menselijk bestaan meer is! Wie zijn hele leven wil besteden met het naarstig pogen die eenheid te krijgen, moge bedenken, dat hem de tijd daartoe hoogstwaarschijnlijk niet meer gegeven zal worden. Opvallend is dan ook, dat de pogingen van de wereldraad zich thans beperken tot een gezamenlijke avondmaalsviering, om het eindresultaat, de eenheid, te bereiken. Iemand die zich met deze pogingen bezighoudt, moet zich dan vanzelfsprekend de "eindtijd", waar Daniël zo dikwijls van spreekt, nog heel ver weg denken.

Van die eindtijd staat echter als bijzonderheid vermeld:

"Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen en de kennis zal vermeerderen", (Dan. 12:4 en 9).

Indien deze profetie op onze cultuur en de vermeerdering der wetenschap slaat, dan beleven wij dit heden al bijzonder. Zo deze tekst op de Schriftonderzoeking betrekking heeft, dan beleven wij deze profetische periode thans ook al. Immers, vele opvattingen, welke ons door traditie en overlevering zo vertrouwd geworden zijn, wankelen door hernieuwde onderzoekingen. Nieuwe onderzoekers ontdekten bijv. weer, dat men in de eerste eeuw zich bijna geheel van Paulus afgewend had, vooral van zijn latere openbaring. Tijdens zijn leven nam dit al een aanvang. Hij klaagt immers: "Allen in Azië hebben mij verlaten" en "In mijn verantwoording was niemand bij mij". De gemeenten begonnen zich alle Israëlitische voorrechten en ceremoniën toe te eigenen, vermengd met heidense gebruiken. Daaruit vormde zich de Roomse Kerk. Later wordt de strijd hervat door de grote Hervormers. Doch al voelden deze wel, dat vele dingen niet klopten, de grondfout zagen zij niet helder in. Zij benaderden wel hetgeen Paulus in zijn eerste periode tijdens de Handelingentijd leerde, doch zij volgden hem niet in datgene, wat hij later over de grote Verborgenheid bekend maakte. Zij gingen dan ook voort de profetieën te vergeestelijken. DAT WAS EN IS NU NOG OVER DE GEHELE LINIE HET ZWAKKE PUNT DER HERVORMING!

Het blad getiteld "De Jonge Wereldkerk" schrijft:

"Wij van onze kant zullen er aan vast moeten houden, dat geen oecumenisch werk volledig is, zolang de Rooms Katholieke kerk er niet in is betrokken, zoals nu al de Orthodoxen, de Oud-Katholieken en de Anglikaanse kerken. Wij zullen niet alleen met de Gereformeerden samen bidden, maar ook met de Katholieken.

In 1947 werd een oecumenische jeugdconferentie gehouden in Oslo. Ongeveer 2000 protestantse jongeren waren aanwezig, die op aanwijzing van het bestuur een Grieks Orthodoxe kerkdienst bezochten. Op grond van een officieel verstrekte instructie stonden deze jongeren op, toen de priester de hostie omhoog hief. En stonden later nog eens op, toen het lied tot de heilige maagd werd gezongen. Officieel werd op deze conferentie meegedeeld, dat de Wereldraad van Kerken ook de Rooms Katholieken wilde opnemen indien dezen wilden komen.

De afdeling van de Wereldraad van Kerken heeft juist een zware strijd uitgevochten over de vraag waar haar hoofdbureau gevestigd moet zijn, in New York, waar de meeste kerken hun centrale hebben, of in het midden westen, het brandpunt van het protestant leven. New York heeft het gewonnen, omdat Rockefeller daar een terrein en geld voor de bouw cadeau gaf. Dit jaar 1958 werd op de jaarvergadering medegedeeld dat er ook in Genève een groot terrein is aangekocht, tot uitbreiding van het daar reeds bestaande gebouw. De Wereldraad van Kerken wordt dus steeds groter in omvang.

Robert Mr. Hutchins, kanselier van de universiteit in Chicago, schreef in American Magazina een artikel over het atoomgevaar, en zegt daarin:

"De praktische oplossing is te vinden in de vestiging van een Wereldregering. Vandaag ben ik overtuigd, dat wij ons best moeten doen om het binnen vijf jaar te bereiken. Dat is ongeveer al de tijd die ons nog rest".

Het is opmerkelijk, dat het streven naar een Wereldkerk samenvalt met de drang naar Staatkundige eenheid, een Wereldregering. In Openbaring 13 worden ons deze beide opkomende machten duidelijk getekend.

  • De eerste verzen, van 1 tot 10 geven de beschrijving van de komende Staatkundige eenheid, zie de diademen op de hoofden, het grote gezag, de macht en troon, en de onmogelijkheid om tegen hetzelve krijg te voeren: de Wereldregering.
  • Dan vanaf vers 10 de beschrijving van het beest met de Lamshorens, de godsdienstige verleider, de valse profeet, die de Christusregering één stap vóór wil zijn: de Wereldkerk.

Er komt een tijd dat men als waarachtig christen meer dan ooit op zijn hoede moet zijn om zich niet met de grote en gemakkelijke stroom te laten meedrijven. Blijf gij echter nuchter onder alles, aanvaard het lijden, doe het werk van een evangelist. 2 Tim. 4:5.

Prof. Dr. K.H. Miskotte echter schrijft in "Het wezen der Joodse religie", blz. 517:

"Er is verband tussen Jes. 2 en Jes. 11, tussen het radicale oordeel, en de radicale beloften. Wij zien een situatie van het geestesleven naderen, waarin de verhoudingen van de eerste eeuwen onzer jaartelling terugkomen. Waarin dus niet meer een geseculiseerd Jodendom en een verhelleniseerd Christendom tegenover elkaar staan of aan elkaar voorbij gaan, maar waarin, na de lange spiraalgang der assimilatie aan weerskanten, de Paulinische situatie en de door haar geëiste beslissing terugkeert. Er blijft een rest.

Verder schrijft genoemde Prof.:

"Wij zijn overtuigd, dat wij onszelf in de waagschaal moeten stellen om een kleine Gemeente op de toekomst te richten, waarin een bijna tot niets teruggebrachte Gemeente zal staan in het vagevuur van Europa's laatste gericht, waar het uit zal zijn met onze principes, waar wij tegen de wand gedrukt zullen staan, om met onze laatste ademskracht getuigenis te geven en met onze laatste armslag de ellendigen te helpen, die in wanhoop zullen zeggen: "Bergen valt op ons".

Volgens de eigen woorden des Heren blijft er, door de gerichten der eindtijd heen, slechts een rest, een kleine kudde die niet bevreesd behoeft te zijn, omdat het des Vaders welbehagen is aan hen het Koninkrijk te geven.

"Hij, die Israël verstrooide, zal het verzamelen en het behoeden als een herder zijn kudde". Jer. 31:10.

"Een kudde verloren schapen was Mijn volk, hun herders misleiden hen". Jer. 50:6.

Wanneer we dergelijke en nog veel meer van deze profetieën lezen, komt het ons voor de geest dat de Heer daar in Joh. 17 wel eens niet voor de eenheid der kerken kon hebben gebeden, maar om de eenheid van Israël. Het Koninkrijk was immers aan de toen levende generatie beloofd: "Bekeert u, want het Koninkrijk is nabij gekomen". En vóór de komst van dit Rijk moest het werktuig (Israël) toch een eenheid zijn?

Men weet dat Israël na Salomo's dood in twee gedeelten is gedeeld, het huis Juda en het huis Israël. Nimmer is die tweeheid vervangen door een eenheid. Doch van deze nog komende eenheid staan de profetieën vol.

  • Zo zegt de Here: "Ik zal hen tot één volk maken in het land op de bergen Israëls, en één Koning zal over hen allen Koning zijn, niet langer zullen zij tot twee volken zijn en niet langer verdeeld in twee koninkrijken". Ez. 37:22.
  • "En mijn knecht David zal koning over hen wezen; één herder zal er voor hen allen zijn", vers 24.
  • "In die dagen zal het Huis van Juda gaan tot het huis van Israël, en zij zullen tezamen komen uit het land van het Noorden in het land dat Ik Uw vaderen ten erve gegeven heb".
  • Ten dezen tijde, spreekt de Here, zullen de kinderen Israëls komen, zij en de kinderen van Juda tezamen. In die dagen zal Israëls ongerechtigheid gezocht worden, maar zij zal er niet zijn, en de zonden van Juda maar zij zullen niet gevonden worden, want Ik zal degene vergeven die Ik zal doen overblijven.
  • "Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder. Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen en in Zijn schoot dragen, de zogenden zal Hij zachtkens leiden". Jes. 40:11.
  • Want het zal worden één kudde en één Herder. Joh. 10:16.
  • "Weet dat de Here God is! Hij heeft ons, Israël, gemaakt, en Hem behoren wij toe, Zijn volk, de schapen die Hij weidt". Ps. 100.
  • Te dien dage zal de Here de ENIGE zijn en Zijn NAAM de ENIGE. Zach. 14:9.
  • Zo zal de Here hun God hen te dien dage verlossen als de kudde, die Zijn volk immers is, ja zij zijn kroonjuwelen die zullen blinken in zijn land. Waarlijk, hoe groot is zijn geluk, ja, hoe groot zijn schoonheid. Zach. 9:16.
  • "Dan zal Ik den volken andere, reine lippen geven, opdat zij allen de Naam des Heren aanroepen; opdat zij Hem dienen met éénparige schouder". Zef. 3:9.
  • Dat zij één zijn, opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn; Ik in hen en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in één. Joh. 17:21-23.

Welk een volmaakte verhoring van dit volmaakte gebed zal het zijn, wanneer eenmaal alle volken de Heer zullen dienen met een éénparige schouder, en de Here de ENIGE zal zijn en Zijn Naam de ENIGE.

Onze bedeling der kerken is een tussenfase in Gods plan der eeuwen. Aan een tot God bekeerd Israël zal het Koninkrijk worden opgericht, daarom zei de Here Jezus: "En gij, zoekt eerst Zijn Koninkrijk, en al het andere zal als toegift u geschonken worden".

Maar Israël wilde toen niet dat Deze Koning over hen zijn zou - en toen allen in het buitenland, tot in Rome toe, de uitnodiging bleven negeren, werden zij tijdelijk terzijde gezet. Het gelovig overblijfsel uit Israël en de volken gaven geen acht op Paulus' laatste openbaring in de gevangenis (op enkele getrouwen na). De uitnodiging voor het Koninkrijk hield op en in de plaats daarvan worden de gelovigen uit de volken nu aangeraden te zoeken de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenk de dingen die boven zijn, NIET die op de aarde zijn. Col. 3:1-3. Voor deze gelovigen is een hemels Koninkrijk bestemd. 2 Tim. 4:18. In de hemelse gewesten. Ef. 2:6.

Voor zover dus onze kerken gefundeerd zijn op deze laatste openbaring van Paulus, in de gevangenisbrieven ons gegeven, en deze tijd alleen de bedeling der verborgenheid omvat, of de bedeling der genade Gods. Ef. 3:2 en 9; moeten de kerken zich bewust worden van hun eindigheid. Want deze laatste Paulinische Openbaring is ten opzichte van haar uitwerking en toepassing slechts voor een bepaalde tijd bestemd. In het komende Koninkrijk zijn er geen kerken meer, ook in het huis des Vaders zijn immers vele verblijfplaatsen? (Grieks). Dan zal weer de tempel het huis des gebeds zijn voor alle volken. Jes. 56:7 en Mark. 11:17.

Er zijn meerdere Theologen die eerder een crisis der kerken zien naderen dan een eenheid.

Prof. A.J .Th. Jonker schreef:

"Ik geloof dat alle kerken onder het oordeel liggen en dat God bezig is ze af te breken. 't Helpt niets, wat de mensen ook doen om ze te zuiveren en in stand te houden, ze gaan toch ten verderve. Wat er dan komt? Dat weet niemand. Dat behoeft ook niemand te weten, God zal uit de bouwvallen nieuwe heerlijkheid doen rijzen. Nu is het in de tegenwoordige verbijsterende en verwarrende toestanden voor ons de zaak, helder te onderscheiden tussen de KERKVORM die voorbij gaat, en het WEZEN dat blijft".

Zo schreef ook Ds. R. Hensen:

"Het is mijn overtuiging, dat in de komende tijden de kerken hun slobberig omhulsel zullen zien verdwijnen, om werkelijk praktisch levende kernen te kunnen zijn. Er zal een ontlediging van de kerk als instituut plaats vinden, waar men nu nog weinig besef van heeft".

Ook Karl Barth zegt van onze tijd:

"0nze hele cultuur staat onder het oordeel. Daarom moet Christus komen om alle dingen nieuw te maken. Een Schriftkenner zal zich daarop nooit kunnen uitleven, voor hem is het steeds; het eigenlijke komt nog. Want het Koninkrijk Gods wordt niet verwerkelijkt in de geschiedenis, maar komt als een oordeel over de geschiedenis".

E.W.H.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden