De Schofar
(Spreek uit: Sjofar. d.i. De Bazuin)

door

E.W. Hiebendaal



Men kan niet ontkomen aan de gedachte, dat de Babylonische spraakverwarring der Christenheid en de verharding van Israël parallel lopen en dat wij heen vliegen naar het moment, waarin zij aan elkander zullen grenzen. Prof. A.A. Ruler zegt het zo: "Adembenemend is het grote experiment waar God heden mee bezig is, met Israël en de Volken".

"Nog steeds ligt een deksel op het hart van Israël, wanneer Mozes gelezen wordt", zegt Paulus, "doch wanneer het tot den Heere zal bekeerd zijn, dan wordt het deksel weg genomen"; 2 Kor. 3:15, 16.

Als Israël, de eerstgeboren volkenzoon, stoffelijk en geestelijk op de plaats is, door God voor dit volk bedoeld, dan zal God ook wegnemen de sluier, die alle volken omsluiert en alle natiën omhult; Jes. 25:7. Gewisselijk, dan zal God ook tot de volken een reine spraak wenden, opdat zij allen de Naam des Heren aanroepen, opdat zij Hem dienen met een eenparige schouder, Zef. 3:9. Het Christendom toch is slechts goed te verstaan vanuit zijn Joodse oorsprong. "Als Christendom heeft dit oorspronkelijke Joodse geloof, Europa veroverd. Maar in feite is dit Christelijk Europa in hoofdzaak gepolijst heidendom, met een kleine kern van onvolgroeid en misvormd Christendom". Zin van Melkman uit "Israël". Wil het Christendom gezond worden, dan zal het zijn Joodse oorsprong weer bewust moeten worden. De Kerk als geheel moet weer gaan ontdekken hoe zuiver Israëlitisch grotendeels ook het zogenaamde Nieuwe Testament is. Alleen al een onderzoek naar het woord bazuin (Hebreeuws: Schofar) werpt een nieuw en verrassend licht op vele Schriftplaatsen in het Nieuwe Testament.

Leo Hirsch, een Joods schrijver, vertelt in zijn boek "Judentumskunde" het volgende van de Schofar: "De bazuin is een ramshoorn, een primitief instrument, dat op een niet-Joodse hoorder niet werkt als iets machtigs, iets melodieus. Voor vreemden kunnen zij krijsend, ja zelfs belachelijk voorkomen. Toch ligt er in deze primitieve tonen, die ons van de oertijd tegenklinken, iets dieps ontzettends en verschrikkelijks. Vanaf de aanvang van alle geloof spreekt zij en tevens brengt zij onze gedachten naar het einde der tijden. Een vermaning aan de laatste dingen is deze toon, die een man in een wit doodskleed blaast. Men blaast op de bazuin, wanneer de kring van het jaar zich sluit.

Waarom wordt er op de bazuin geblazen?

  1. De bazuin zal ons uit de slaap des jaars wekken en ons zeggen: gij zondige mensen, die zo diep in de onzuiverheden der wereld verstrikt zijt, bezint U eindelijk. Het is de tijd van omkeer.

  2. De bazuin zal ons de Thora, Gods leer, weer in het geheugen brengen. Toen de Thora ons bij de berg Sinaï gegeven werd, geschiedde dit onder machtige bazuinstoten en gelijk onze vaderen toen riepen, zo zullen ook wij nu de Thora horen en doen.

  3. De bazuin klonk in oude tijden als een waarschuwingsroep in de strijd; zo zal hij ook nu, in onze strijd, de waarschuwing van onze profeten voor de aandacht roepen.

  4. Het bazuingeschal herinnert ons aan de bazuinstoten toen eens Jeruzalem bestormd en ons Heiligdom vernietigd werd. De ellende van de duizenden jaren voor ons volk staat in deze tonen weer voor ons op.

  5. De Schofar doet ons denken aan de ram, die God bereid had staan in plaats van het offer Izak. De hoorn van de ram is onze Schofar; hij vermaant ons evenals Abraham het liefste aan God te geven.

  6. De schrik van God zal ons bij deze tonen in de leden varen en het hart doen ineenkrimpen, gelijk in de oorlog.

  7. Dat het gericht begint bij ons, zal ons de bazuin zeggen, en dat wij de Messias wachtende zijn, want Deze komt met de bazuin: de grote bazuin zal weerklinken.

  8. Vroeger werd het Jubeljaar met bazuingeklank begonnen. Wanneer óók wij éénmaal verlost en verzameld worden van de einden der aarde, zal weder de grote bazuin weer klinken.

  9. Dan zullen ook de graven zich open en de doden opstaan. Aan de opstanding der doden herinnert ons "de Schofar".

Tot zover Leo Hirsch in zijn "Judentumskunde". De bazuin hoort dus bij Israël.

Al het bovenstaande kunnen wij in onze Bijbel vinden. Zo lezen wij in het boek Leviticus (25:9), dat bij het begin van het Jubeljaar, de gehele dag door, in het gehele land de bazuinen werden geblazen. Ook de 1ste van de 7de maand, de inzet van de grote Verzoendag, die op de 10e viel, was een dag des geklanks; Num. 29:1; Lev. 23:24.

Dat er bazuinen gebruikt werden bij de oorlogen des Heren lezen wij in Richteren 3 vers 27, 28. Ook bij de val van Jericho werden de bazuinen geblazen; Jozua 6:4, 5. En bij de kroning van Salomo, 1 Kon. 1:39, 40.

De bazuin mocht geen onzeker geluid geven; 1 Kor. 14:8.

Er waren verschillende blaaswijzen met hun afzonderlijke betekenis. Als de profeet b.v. zegt: "Zal de bazuin in de stad geblazen worden, dat het volk niet siddert?" (Amos 3:6), dan zei dus de bazuin iets anders dan wanneer er een Koning gekroond werd. Daarom is er ook maar één Natie op de hele wereld, die het geklank der bazuin kent. Welzalig is het volk, hetwelk het geklank kent, 0 Here; Ps. 89:16.

In de Psalmen, die voor een groot gedeelte de heerlijkheid openbaren van de toekomstige eeuw, wanneer de Here, de Allerhoogste, een groot Koning zal zijn over de ganse aarde, de volken onder Israël zullen staan en de natiën onder hun voeten, worden de bazuinen voortdurend genoemd. Dan is in de grote toekomstige Tempel van Ezechiël de Tempeldienst in al zijn glorie hersteld; Ez. 46 - 48. Die Tempel heeft dan een aparte poort, de poort en de weg van het oosten, die alleen voor de Here zal zijn. Daar zal Hij alleen door in- en uitgaan; Ez. 43:4 en 44:1-3. Dan zal Hij telkenmale opvaren met gejuich, met geklank der bazuinen; Ps. 47:6. Het Tempelpaleis van de Messias, dat zich zal bevinden in het hart van Ezechiëls Tempel, noemt de Heere "de plaats Mijns Troons en de plaats der zolen Mijner voeten, alwaar Hij wonen zal in het midden der kinderen Israëls"; Ez. 43:17. Hoe schoon Jeruzalem dan zal zijn en hoe groots het Tempelpaleis, vertelt ons Ps. 48: Zijn heilige berg, zich heerlijk verheffend, is een vreugde voor de ganse aarde, de stad des groten Konings! Deze Tempel, welks beschrijving wij vinden in Ez., zal Christus zelf doen bouwen, Zach. 6:13 en zal dus de Tempel zijn der toekomende eeuwen hij zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken; Jes. 56:6 en 7.

In het vroegere Jeruzalem jubelde Israël zijn feesten uit op pleinen en straten. Dat wordt ook nu weer gedaan. Chaim Weiszman vertelde daarvan in zijn boek ,,In dienst van mijn volk". Het volk Israël heeft zijn eigen godsdienstige dansen, b.v. de Hhora, die vanaf David van geslacht op geslacht zijn overgegaan en in de tijd van de ballingschap alleen onder ons en binnenshuis werden gedanst, maar nu weer gedanst worden in de open lucht, zoals het hoort, zoals het oudtijds was en weer zal zijn. De rechtvaardigen zullen zich verblijden, zij zullen van vreugde opspringen voor Gods aangezicht; Ps. 68:4.

Ook David huppelde met alle macht voor het aangezicht des Heren; 2 Sam. 6:14. De maagden dansten in reien; Richt. 21:21. En Jeremia profeteerde: "Ik zal U weder bouwen, 0 jonkvrouw Israëls, Gij zult weder versierd zijn met Uw trommelen en uitgaan met de rei der spelenden", Jer. 31:4 en 13. "Dan zal zich de jonkvrouw verblijden in de rei, de jongelingen en de ouden tezamen, want Ik zal hun rouw in vrolijkheid veranderen en zal ze troosten en verblijden na hun droefenis." Als eerst maar de Here is wedergekeerd te Sion, zegt Zach. 8:36. Dan zullen weer oude mannen en vrouwen in de straten van Jeruzalem zitten, een iegelijk met zijn staf in de hand, vanwege hun hoge ouderdom en de pleinen der stad zullen weer wemelen van jongens en meisjes, die op haar pleinen spelen. "Want gelijk de levensduur der bomen is, is de levensduur mijns volks" (1000 jaren gemiddeld). Zij zullen zich niet tevergeefs vermoeien, noch kinderen ter wereld brengen tot vroegtijdige dood. Geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek; Jes. 33:24. Daar zal geen jong kind meer zijn, dat niet tot hoge leeftijd komt, de jongste, die sterft, wordt honderd jaren; Jes. 65:20-22. Welk een vreugde is het te bedenken, dat zulk een toekomst niet alleen Israël, maar gans de schepping wacht in de toekomende eeuwen, en dat het wedergeboren Israël als instrument Gods, daartoe het middel zal zijn; Rom. 8:22.

Wij lezen in de schrift, dat, wanneer vroeger een van de grote feesten in aantocht was, de bazuinen door het gehele land de mensen opriepen, om gezamenlijk op te gaan, om deel te gaan nemen aan de feesten Gods, die allen verheugden; Lev. 25:9. Feesten waar men niet meer zijn persoonlijke gevoelens had, maar waar men kleine voordelen of nadelen en stemmingen deed ondergaan in het goede gedruis van de menigte. Een Jood kent geen andere feesten dan die gezamenlijk gevierd worden. Wij kennen die niet zoals zij. Zelfs op onze nationale feesten zijn de massa's op duizenden manieren gescheiden wat godsdienst en verwachting betreft. Maar de feesten met de bazuinen, de feesten Gods kent alleen de Natie! Het volk door God zelf tot volk geschapen. En welk een reden had men om vrolijk te zijn! God had bevolen, dat driemaal in het jaar al wat mannelijk was voor Zijn aangezicht moest verschijnen; Deut. 16: 16. Ex. 23. 14-17. Mannelijk was men in Israël als men twaalf jaar was. Ouden van dagen, kleine kinderen, zieken of zwangere vrouwen bleven vanzelf thuis. Gevaarlijk, denkt gij misschien, waar het betrof afgelegen hoeven of boerderijen bij de grenzen, dicht bij vijandige volken. Geen nood. God beloofde dat zij niet ongerust behoefden te zijn voor de weerlozen, die zij achter lieten, want Hij Zelf zou zorgen dat zij in die tussen tijd veilig waren.

Niemand zou, gedurende de afwezigheid der mannen, hun bezittingen of hun land zelfs begeren. Exodus 34:24. Gods Engelen zouden hen ook op de weg beveiligen; Ex. 23:19, 20. Zo kon men dus ongestoord feestvieren en vrolijk zijn voor het aangezicht des Heren. God alleen was het voorwerp der liefde dat hen tezamen bond. Zijn zorgen immers omringden hen tot in de kleinste bijzonderheden, ook de thuisblijvenden stonden onder de hoede van den Eeuwige. Dat was nog eens ontspanning! En dat driemaal per jaar! Geen wonder, dat zulk een goedheid tot dankbaarheid stemde en men deze moest uiten door muziek en marsliederen, gezangen des opgangs, geklank der bazuinen.

Wij Westerse Christenen weten niet van bazuinen, niets van de klank, niets van de vorm. Het woord bazuin zegt ons niets en wij lezen er in de Bijbel over heen, alsof het er niet stond. De Jood echter zegt de bazuin juist alles. De bazuinen, die b.v. op Joods Nieuwjaar, ook nu, in alle synagogen worden geblazen, zouden ons in de oren klinken als iets lugubers, dat ons door merg en been gaat, als iets dat vaneen scheurt. De Jood weet, dat het dit juist moet symboliseren. Het oude jaar scheurt dan van het nieuwe jaar. De Jood staat dan in de geest als voor Gods rechterstoel. De boeken worden geopend, en de Eeuwige schrijft de namen in van hen, die in het toekomende jaar in het boek des levens komen en wie niet.

In een Joods boek leest men het volgende: "Het is een kunst om op dit meest kunstloze van alle instrumenten te blazen, recht in te zetten en de verschillende blaaswijzen er uit te halen. De Ramshoren moet zonder gebreken zijn. De blazer moet, behalve goede longen, ook een zeer religieus gevoel hebben. De blazer is gekleed in zijn sterfkleed. De blaaswijze heeft verschillende roepen. Enkele daarvan zijn:

  • de wachtroep Tekia. Deze schettert in de oren, het klinkt als een signaal.
  • De zinroep Schewarim. Zij leeft als een triller in de lucht.
  • De jubelroep Ferua. Deze jubelt nog na, als de rabbi alweer een nieuw signaal heeft gegeven.
  • De grote Wekroep.

Dit zijn al vier blaaswijzen, die men op Nieuwjaar in de synagogen hoort. Vóór het bazuinblazen wordt allereerst Psalm 47 gelezen. Dan bidt de gemeente! (de bazuinblazer blaast met verheven en smeltende melodieën het gebed van de wedergeboorte).

“Wij smeken om erbarmen, dat toch de Engelen, die uit de tonen omhoog stijgen, Gods troon mogen genaken. Onder donder en bliksem zal Hij Zich openbaren aan de Zijnen, onder bazuingeschal komt Hij omlaag. Onze God, God onzer Vaderen, blaas de grote bazuin tot onze vrijheid en verhef het teken om onze verstrooiden te verzamelen. Breng terug de verbannenen uit de volken, van het einde der aarde en breng ons naar Sion, Uw stad, in jubel. Naar Jeruzalem, Uw stad, Uw Heiligdom in eeuwige vrede. Keer terug in erbarmen en woon in haar midden, zoals Gij gesproken hebt. Bouw haar spoedig, in onze dagen, een eeuwige bouw. Richt op Davids troon in haar midden. Geprezen zijt Gij, Eeuwige. De Spruit Davids, Uw knecht, verhef Zijn macht, Uw heil, want op Uw heil hopen wij dag voor dag. Geprezen zijt Gij, Eeuwige, laat uitspruiten Uw heil en zend ons de Messias”.

Dit is een van de gebeden, tot op heden, van de Nieuwjaarsdag. De symboliek van Nieuwjaar, grote Verzoendag en Loofhuttenfeest, wachten nog steeds op hun vervulling. Deze dagen volgen kort op elkaar in de loop van 10 dagen en vallen aan het einde van het jaar. Het is merkwaardig, dat het Paasfeest en het Pinksterfeest in het vroege voorjaar gevierd worden en er dan als het ware een ledig aanbreekt in het Joodse kerkelijk jaar. De symboliek van het Paaslam is vervuld in Christus, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt; Jes. 53.

De symboliek van Hand. 2, het eerstelingenfeest, ging gedeeltelijk in vervulling.

Hand. 2 is een gedeeltelijke vervulling van Joël 2 wegens het doorgaande ongeloof van Israël als natie, en zal nog eens plaats vinden. Het is of kort daarop ook het grote ledig voor Israël aanbrak, toen zij 70 jaar na Christus wegens hun niet aanvaarden van de Messias en Zijn Koninkrijk, dat toen nabij gekomen was, zo lange tijd buiten hun land moesten zwerven. De vervulling der laatste drie gedenkdagen, twee boetedagen, Nieuwjaar en grote Verzoendag, en één feest, het Loofhuttenfeest, liggen nog in de toekomst en gaan in vervulling als Israël straks weer als Gods volk kan worden aangemerkt, in hun land met hun Tempel en Priesterdienst. Profetie en Geografie behoren onverbrekelijk tezamen, zegt Dr. H. Berkhof, want Gods werken zijn Geistleiblich, d.i. geestelijk-lichamelijk. In ieder geval vormen deze, nog op een vervulling wachtende dagen, Nieuwjaar (ook wel genoemd de dag van het bazuingeschal), grote Verzoendag en Loofhuttenfeest in de loop van hun tien dagen een ontwijfelbare eenheid. De twee eerste moeten als bekering en boete gevierd worden.

De Schofar of bazuin is het middelpunt van de diensten. Alleen al op Nieuwjaarsdag wordt er 30 maal op geblazen en is zij toonaangevend voor de overige voorschriften van die dag. Overigens hoort men de toon van de Schofar reeds 30 dagen voor het feest, de gehele maand door, elke morgen in de synagogen, zodat de vermanende stem van de gerichtsdag de Jood langzaam naar dit ernstige uur toevoert. Het ziet op de grootste verdrukking die Israël nog wacht, kort en hevig, waaruit het, op hun massaal hulpgeroep tot de Eeuwige, door hun Messias zal worden verlost. Het zal een benauwdheid voor hen zijn, die zijns gelijke nog niet gehad heeft, zegt Jer. 30:7. Zo'n grote verdrukking als niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook niet zal zijn. Zie Daniël 12:1 en Matth. 24:21, 22.

Op deze tijd ziet ook de grote Verzoendag. De symboliek van deze dag is treffend. Dan is de Jood met vrouw en kinderen de ganse dag in het Godshuis, biddende, vastende en boetende tot aan de zonsondergang. De gehuwde Jood draagt die dag zijn doodskleed, het bijzonder geschenk dat de Joodse bruid in de bruidstijd voor haar bruidegom gemaakt heeft een wijde witte mantel, de Tallis. Ook de vrouwen zijn in het wit gekleed en dragen naar oude traditie het hoofd gedekt. Zie 1 Cor. 11:5 en 15. De Verzoendag begint de dag tevoren, aan de vooravond, met het door zijn oeroude melodieën bekende Kolnidregebed en sluit bij de zonsondergang van de volgende dag met het slotgebed, het sterfgebed der Joden. Daarmede is dan voor de Joden in ballingschap het vergane jaar symbolisch gestorven en heeft hij, ook symbolisch, in de smeltkroes der boete zijn wedergeboorte beleefd. Men gaat naar huis en begint nog diezelfde avond met de eerste toebereidselen voor de loofhut, waarmede men zich, na de grootste belevenis der verzoening, direct naar het vrolijkste aller feesten, het Loofhuttenfeest wendt.

Waarom kunnen wij, Christenen, de Joodse symboliek zo slecht verstaan? Omdat ons altijd is geleerd, dat de hemel hoofddoel en einddoel is. Wij vergeten door eenzijdige gerichtheid naar de hemel, de heerlijkheid van de toekomstige aarde. De Jood echter is zo enkel aards gericht, dat hij vergeet, dat er ook nog een hemelse roeping is; 2 Cor. 5:1 en Hebr. 3:1. Maar de vrome Jood denkt zelfs aan geen hemel, die is hem te abstract. De Jood zegt van ons, dat wij de geest tegen het vlees, en de ziel tegen het lichaam uitspelen. Dat wij het lichaam niet achten, als de ziel maar gered is. Dat zulks uitkomt in onze ascese, b.v. het ongehuwd blijven der priesters. Dan ziet de Jood in de monniken en nonnenkloosters, het kloosterleven, een wereldvlucht. Vandaar dat hij zegt: Het Christendom zegt tegen het leven: neen. Het Jodendom zegt: ja. Dat spiegelt zich ook af. zeggen zij, bij onze begrafenissen. Mooie graven, bloemenpracht en kransen. Bij hen daarentegen sierloze ernst, gelijkheid van graf bij arm en rijk, en de bloemloze graven bij het Jodendom, het aangezicht gekeerd naar Sion, dat op aarde is. Het uiterlijk verschil tussen Jodendom en Christendom is, volgens hen, dat het Christendom alleen een geloofsgemeenschap is, terwijl de Joden der gehele wereld gelijke afstamming en geschiedenis en Wet hebben. De niet-erkenning van Jezus van Nazareth als Messias, is het grondonderscheid tussen onze godsdiensten, aldus de Jood.

Welk een geweldige schrik zal het orthodoxe Jodendom om het hart slaan, als na die grote benauwdheid, hun lang verwachte en afgesmeekte Messias eindelijk de hemelen scheurt, om hen te verlossen voor eeuwig en zij dan aan hem zien de wonden van Zijn doorboorde handen en voeten; Mat. 24:30; Openbaring 1:7; Zach. 12:10. Zij zullen zien naar Hem, die zij doorstoken hebben. Wij kunnen ons voorstellen hoe alle geslachten des lands dan zullen wenen, gelijk men rouw bedrijft over een enige zoon; Zach. 12:10-14.

Waarom eerst die grote smart, arm verblind Israël? Is geloven zonder zien dan zo moeilijk? Uw profeten hadden U toch duidelijk voorzegd dat Uw koning eerst arm zou zijn? Zacharia 9:9. Dat hij het grote Lam Gods was, dat eerst de zonden der wereld zou wegdragen? Joh. 1:29, Jes. 53. Dat hij eerst veel lijden moest en daarna pas zitten op de Troon Zijner Heerlijkheid? Jes. 9:5,6; Luk. 24:26; Matth. 25:31. Dat hij geboren zou worden uit een maagd (Jes. 7:14) te Bethlehem? (Micha 5:1). Maar, uw droefheid zal tot blijdschap worden, wanneer uw Messias een groot Koning zal zijn over de ganse aarde en Hij alle natiën gebracht heeft onder uw voeten; Ps. 47:4, 45:17. De Joodse toekomstverwachting is dus geheel op de wedergeboorte van Israël, op de aarde gericht, en de onze op de hemel. Maar zoals het meestal was en is, als er getwist wordt over punten uit de Schrift, waarbij beide kanten hun standpunt met teksten verdedigen, en dan als het ware trekken aan beide einden van hetzelfde touw, ligt de oplossing in het midden, want het is beide waar.

Men vergeet, dat er met de toekomende eeuw ook een geheel andere wereldorde begint. Dan zal ons aller dagelijks gebed verhoord zijn en gezien worden: "Uw wil geschiede, gelijk in den Hemel, alzo ook op aarde". En omdat Gods Koninkrijk dan gekomen is en Zijn wil op aarde geschiedt, is ook die scheiding tussen aarde en hemel opgeheven. Dan ruist langs de wolken die lieflijke Naam, die hemel en aarde verenigt tezaam! Dan zullen de hemelbewoners hun werk doen op aarde, zoals de Heer Jezus, na Zijn opstanding, ook met Zijn discipelen nog at en dronk en hen leerde. De aartsvaderen Abraham, Izak en Jacob met alle verdere heiligen, profeten en martelaren verkrijgen een betere opstanding dan de overigen; Hebr. 11:35, vers 16. Hun verlangen ging uit naar een beter, naar een hemels vaderland. Zij zullen opstaan met een lichaam dat niet meer aan de zwaartekracht gebonden is en op aarde zowel als in de hemel kan verkeren; Hebr. 11:14, 15. Zij hadden een hemelse roeping en zullen ook daar hun toekomstige woning hebben, maar evengoed zei de Heer, dat Hij met Abraham, Izak en Jacob zou aanzitten aan maaltijden in het Koninkrijk op aarde; Matth. 8:11.

Nog een voorbeeld.

Tegen Zijn discipelen zei de Heere, dat Hij heen ging om hun plaats te bereiden en dan weder zou komen om hen tot Zich te nemen, opdat zij dan zouden zijn, waar Hij was; Joh. 14:2, 3.

Maar aan diezelfde discipelen beloofde de Here tronen op aarde, waarop zij zouden zitten om de 12 geslachten Israëls te leiden; Matth. 19:28. Dezelfde Heere, die ten Hemel voer, en alzo zal wederkomen, zal een paleis hebben in het hart van een Tempel, zo geweldig en groots, dat het al onze verbeelding te boven gaat; Ez. 43:5-7. Hij zal dan de volken richten op de troon Zijner heerlijkheid; Matth. 25:31. Daar zullen ook de Engelen gedienstige geesten zijn. De profetie van de Jacobsladder gaat dan in vervulling; Gen. 28:12.

Hoe konden wij als kinderen al genieten van die plaat, waarop wij de Engelen Gods zagen op en neder gaan van de hemel naar de aarde. Alleen zullen zij dan geen grote vleugelen hebben!

Wij keren terug naar de nog aanstaande vervulling van Israëls laatste feestdagen en de bazuinen, die ook daar weer zo'n grote rol spelen dat zowel Oud als Nieuw Testament herhaaldelijk daarvan spreken. Bij de tegenwoordige onrust der volken is het zeer van belang te zien, hoe Israël zich na 2000 jaren zwerven, als zelfstandige Natie ontwikkelt. Eerst als Israël tot rust is gekomen komt heel de wereld tot rust, volgens de uitspraak der profeten. En profeten had alleen het volk Israël en die zullen ook straks weer in hun midden spreken (zoals ook Chaim Weizmann, hun President verwachtte) met een: "Alzo zegt de Heere".

Men leest hoe de Joden de komst van Jehova op de berg Sinaï ( de Wetgeving) en de komst van de Messias op Sion zó met elkaar vereenzelvigen, dat zij zeggen de twee ramshoornen bewaard te hebben van de ram, die Abraham offerde in plaats van Izak. Eén ervan werd geblazen bij de berg Sinaï en de andere wacht om gebruikt te worden bij de komst van de Messias. Die dag is immers een dag der bazuin en des geklanks? Het zal te dien dage geschieden, dat er met een grote bazuin zal geblazen worden om alle verlorenen en weggedrevenen te roepen en te verzamelen te Sion; Jes. 27:13; 1 Kor. 15:51; Matth. 24:30, 31; 1 Thess. 4:16. Met vele schrift plaatsen is te bewijzen, dat de zich openbarende Jehova van het oude Testament, dezelfde is als de Christus van het Nieuwe Testament. Eén van deze plaatsen is Hebreeën 12:24-26. waar staat: Gij zijt gekomen tot de Middelaar van het Nieuwe Verbond, Jezus, Wiens stem toen de aarde bewoog, (bij een tastbare berg en het brandende vuur, donkerheid, duisternis en onweder, in het geklank der bazuin; Hebr. 12:18), doch thans heeft Hij de belofte gegeven: nog éénmaal zal ik niet alleen de aarde, maar ook de hemel doen beven.

Toen Jehova nederdaalde op de Sinaï, moest ook op de ramshoornen geblazen worden; Ex. 19:13. En van de hemel. onder donder en bliksem, weerklonk ook het geluid van een zeer sterke bazuin, welks geluid steeds sterker werd; Ex. 19:16-19 . Evenzo zal het straks op de 0lijfberg geschieden, als dezelfde Jehova op het smeken van Zijn volk zal nederdalen om hen te verlossen. Dan zullen zij roepen: Mijn God, wij, Israël kennen U! Hosea 8:2. De Heere zal over ben verschijnen en met de bazuin blazen; Zach. 9:14. En alsdan zal in de hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen, en dan zullen alle geslachten des lands wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid en Hij zal Zijn Engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeen vergaren uit de vier winden; Matth. 24:30.

Want de Heer Zelf zal met een geroep, met de stem des Archangels en de bazuin Gods nederdalen van de Hemel; 1 Thess. 4:16, 17.

Een erewacht van opgewekte en veranderde heiligen gaat dan de komenden Koning tegemoet.

Al het bovenstaande is het slot van de wereldomvattende catastrofe, waarbij zon en maan verduisterd zullen worden en de sterren van de hemel vallen, het is de slotacte dezer boze aioon, die scheiding zal maken tussen deze en de toekomende wereld. Het boek der Openbaring geeft dit alles in details, ook daar zijn de bazuinen het hoofdmotief. En waar er maar één volk op de hele wereld is, dat het geklank der bazuinen kent, speelt zich de kern van al deze rampen af rondom Israël en zijn land. Alleen Israël zal in deze oordelen de waarschuwingen van zijn profeten herkennen met al degenen, die zich ook buigen voor dit Woord: "Heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit, verzamelt de oudsten en alle inwoners des lands ten huize des Heeren uws Gods, en roept tot de Here; Joël 1:14. Blaast de bazuin te Sion en roept luide op de berg Mijner Heerlijkheid. Laat alle inwoners des lands ontroerd zijn, want de Dag des Heren komt, Hij is nabij' Verzamelt het volk, heiligt de gemeente, vergadert de oudsten. Joël 2:16, 17 Laat de priesters, des Heren dienaars wenen tussen het voorhof en het altaar en laat ze zeggen: spaar Uw volk, O Here. Nu dan. spreekt de Here, bekeert U tot Mij. met Uw ganse hart, met vasten en geween en rouwklagen en scheurt Uw hart en niet Uw klederen en bekeert U tot de Here Uw God, want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid en berouw heb bende over het kwaad", Zal God geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen? Hij zal hen haastelijk recht doen; Luk. 18:8. Op. 11:15; Als de bazuinen te Sion worden geblazen zal ook de zevende Engel gaan bazuinen, wat de laatste bazuin zal zijn; 1 Korinthe 15:52. En grote stemmen in de hemel zullen weerklinken: "Het Koningschap over de wereld is gekomen aan onze Heer en Zijnen Christus en Hij zal als Koning heersen tot in de eeuwigheden".

Als dus de gerichten van de eindtijd beginnen, gaat eerst Israël op de zeef. Daarover zijn alle profeten het eens. Hosea toont ons het bekeerde Israël. Amos laat ons zien het gezifte Israël. Jesaja het overblijfsel, de rest van Israël. Ezechiël het herleefde, gezuiverde Israël. En als de Heer komt, verlost Hij dit volk en zullen de gehele dag de bazuinen klinken onder aardbeving, duisternis, donder en bliksem. Maar precies zoals men na de grote Verzoendag, de boete en vastendag, dezelfde avond nog met de eerste beginselen van het Loofhuttenfeest begon, het vrolijkste aller feesten, zo zal ook, als eenmaal de grote Hogepriester de hemelen scheurt en nederkomt en Israël zijn eens verworpen Messias heeft herkend en erkend, hun vreugde geen grenzen kennen, en begint voor hen het grote Loofhuttenfeest.

Het zal hun gaan als de ongelovige Thomas, die gezegd had: "Ik zal niet geloven, dat Hij leeft, tenzij ik zie de tekenen der nagelen in zijn handen en der speer in Zijn zijde". Maar toen hij Hem zag, zonk hij neder met de woorden: "Mijn Heer en Mijn God". "Zalig, die niet zullen gezien en nochtans zullen geloofd hebben", zei toen de Heer; Joh. 20:27-29.

Leo Blum vertelt ons hoe vroeger de grote Verzoendag gevierd werd, toen Israël nog in zijn land was, aldus: "Eens was de grote Verzoendag een jubelende pracht te Jeruzalem. Vergelijk daarmede de Joodse ellende in de verstrooiing. Toen Israël nog in zijn land was, kwam zeven dagen vóór de grote dag het Sanhedrin tezamen. Zeventig zetels, met de Presidenten van het hoge gericht, de Koning en de Vorsten. Voor die allen werden zetels geplaatst in het huis van de Hogepriester.

De oudste der Priesters verhief zich daarna en sprak de Hogepriester aldus toe: "Bedenk. voor wien Gij treden zult, bedenk, dat 't geringste gebrek in Uw binnenste U ontwijfelbaar de dood zal brengen en 't volk geen verzoening. Gans Israël richt nu zijn ogen op U. Onderzoek alzo Uw wandel en de wandel Uwer priesterlijke broederen of enig onrecht daarin is, want ook de geringste zonde weegt nu als vele misdaden. Den Alwetende alleen is zulk een afwijking bekend. Bedenk, dat Gij voor den Koning der Koningen verschijnt. Die op de rechterstoel zit en Wiens blik alle schuilhoeken doorschijnt. Hoe zoudt Gij het durven wagen, Hem te genaken, wanneer iets vijandigs of boos U begeleidt". Daarop antwoordt de Hogepriester: "Ik heb mij beproefd en voor alles wat onrecht is bevonden, boete gedaan. Ik heb ook de andere Priesters verzameld en hen bij God bezworen tot omkeer".

Dit is dan het moment, waarop overal te Jeruzalem wordt uitgeroepen, dat de Hogepriester gereed is zijn kamer in het Heiligdom te betrekken. Dan verzamelt zich het volk om hem in een grootse processie naar het Heiligdom te begeleiden. Voorop gaan de mannen van koninklijke herkomst, de nakomelingen van het huis Davids. Dan komen, 36000 in getal, de mannen van de stam Levi, voor welke men uitroept: "Bewijs eerbied aan de Levieten, het huis van Levi". Daarop 24000 uit de stam van Aäron, in witte zijde gekleed, terwijl de Levieten blauwe zijde dragen. Zangers volgen en muzikanten. Eén ramshoornblazer, die de Schofar blaast, loopt afzonderlijk. Dan de deurwachters, de reukwerkers, de voorhangwevers. Een groep bloemenkorfdragers, dan de Tempelarbeiders. Daarachter de zeventig Senatoren van het Sanhedrin. Dan 100 man met zilveren staven om de weg te bereiden voor de Hogepriester. Hem volgen nog paarsgewijze de oudsten der Priesters. Langs de weg zijn geplaatst hoofden der scholen en academiën, meest bij de hoeken der straten. Zij verwelkomen de Hogepriester en vragen Hem, God te bidden, het onderwijs der Thora te mogen bestendigen. Komt de stoet aan de ingang van het Heiligdom, dan wordt eerst een gebed opgezonden tot behoud van de Koning en het Davidshuis. Dan wordt voor de Hogepriester en voor de Tempel gebeden en er wordt bericht, dat eens de volksmenigte zo talrijk was en zo geweldig het "Amen" riep, dat de vogels verdoofd uit de bomen stortten. Eindelijk wendt zich de Hogepriester nog eenmaal tot het volk, dat vol eerbied en wenend voor hem buigt. Twee Priesters begeleiden hem dan naar zijn kamer in het Heiligdom. Hij leeft daar vervolgens zeven dagen afgezonderd, en bereidt zich voor op zijn ontmoeting met God. In deze teruggetrokkenheid offert hij voor zijn eigen zonden. Op de grote dag spreekt de Hogepriester alle Godsnamen uit, bijzonder en alleen op deze dag, die anders met alle scherpte vermeden worden. Eindelijk komt het grote moment van zijn uittreden. Alles breekt in jubel uit, als de Hogepriester uit het Heiligdom treedt, levend! De glans en de vrede, die dan straalt van zijn gelaat, als God zich met hem en met Zijn volk verzoend heeft, doet immer heerlijker het prijzen en jubelen omhoog gaan. Ook is het kleed, waarmede hij uittreedt, prachtiger! De avond is dan gedaald. In witte klederen en met witte brandende kaarsen in de hand, trekt het ganse volk van Jeruzalem voor hem henen. Alle vensters worden met guirlandes versierd en verlicht. En zo machtig is aan de uitgang van de grote dag het gedrang, dat de Hogepriester voor middernacht zijn huis niet bereiken kan. Sedert 24 uur vastte het volk. En toch gaat geen van hen eten, eer hij de Hogepriester, die met God in het Allerheiligste gesproken heeft en leeft, zelf begroet heeft. De dag daarna pleegt de Hogepriester een feest te geven. Hij laat tot aandenken een gouden plaat vervaardigen, met het inschrift, dat hij in dat jaar het Hogepriestersambt in het Allerheiligste heeft verricht".

Tot zover Leo Blum in zijn Boek "Praktischer Judentumskunde", waarvan ik enkele stukken heb trachten te vertalen.

Wij kunnen ons, voor wat de symboliek betreft, het best door de Jood laten onderwijzen. Zij zijn het volk der symbolen, zij hebben het aanschouwelijk onderwijs van God zelf door middel van Mozes ontvangen. Met dit aanschouwelijk onderwijs zullen zij in de toekomende eeuw de volken moeten leren. Dan worden de volken door Israël onderwezen, totdat van de opgang der zon tot haar ondergang, de Naam des Heren zal groot gemaakt worden onder de volken, en aan alle plaatsen Zijn Naam reukwerk toegebracht zal worden. (Maleachi 1:11).

Maar dit alles is pas in de toekomende eeuw, en zover zijn wij nog lang niet. Eerst moet Israël zelf nog in de smeltkroes, want door zijn langdurige verharding is het verblind (Hand. 28:26, 27). Zij zien nog niet dat al hun ceremoniën een diepe betekenis hebben, ook die van de Grote Verzoendag. Hebreeën 9:11 zegt: Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door de meerdere en volmaaktere Tabernakel, niet met handen gemaakt, niet tot deze schepping behorend, eens voor al het Heiligdom binnengegaan; en dat niet door het bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. Christus is ingegaan in de hemel zelve, om nu te verschijnen voor het aangezicht Gods voor ons (vs. 24).

Maar het officiële Jodendom geloofde niet in deze grote Hogepriester, hoewel Petrus het vermaande: "Betert u dan en bekeert u, opdat Hij zenden kan Christus (Messias), welke de Hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen" (Hand. 3:19-21). De grote Hogepriester kan niet uittreden, want Zijn volk laat Hem nog steeds wachten. En daarom is Hij nog steeds gezeten aan de rechterhand Gods, voorts verwachtende totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank Zijner voeten (Hebr. 10:12, 13). Straks, in hun grootste benauwdheid, zullen de Joden vasten en bidden; dan zullen de Priesters zelf het volk oproepen te komen tot de Tempel te Jeruzalem. Op die grote dag des Heren zal de held bitterlijk schreeuwen. 't Is een dag van verbolgenheid, van benauwdheid, van angst, van woestheid en verwoesting, van dikke duisternis en donkerheid, een dag der bazuin en des geklanks; Zef. 1:14, 15.

Joël 2:1, Hos. 8:1; "Blaast de bazuin te Sion, want de dag des Heren komt. De bazuin aan de mond: Hij komt". Wat is ons hart trots, eer het zich buigt, eindelijk, voor de Eeuwige. Israël, Israël, gij, die de profeten doodt, en stenigt die tot U gezonden zijn, zei Uw Heer: Jeruzalem, hoe menigmaal heb ik U bijeen willen vergaderen, gelijk een hen haar kiekens, maar gij hebt niet gewild.

Matth. 3:2; Het Koninkrijk was toen nabij gekomen. De bruiloft was bereid, maar de genoden waren het niet waardig. Evenwel de steen, door de bouw lieden verworpen, zal worden tot een hoofd des hoeks, dit is van de Heer geschied en het is wonderlijk in onze ogen. Dit is de dag die de Here gemaakt heeft, laat ons op dezelfde ons verheugen en verblijd zijn; Ps. 118:23, 24. Zo zal het eenmaal worden.

Eén der duidelijke kenmerken, waardoor Israël zich van alle andere volken onderscheid, is zijn bewustheid tot een doel. Geen andere natie, hoe groot, hoe machtig, hoe beschaafd ook, zal een vaststaand beginsel kunnen aanwijzen, dat de verklaring is van haar verleden en de rechte lijn van haar toekomst. Geen ander volk zal precies kunnen omschrijven, waarvoor het nu eigenlijk op aarde is, of wat zijn speciale roeping onder de mensheid vormt, waardoor het zich helder bewust is van het recht en de reden van zijn bestaan. Alleen bij Israël is dit wel het geval, Israël weet dat het eenmaal een koninkrijk van priesters, en een heilig volk moet worden, en dat het, wanneer het dit ideaal bereikt zal hebben, tot zegen der mensheid wordt.

Deze doelbewustheid van Israëls levenstaak op aarde, heeft het volk in stand gehouden, op een wonderbare wijze, ondanks veel lijden. Dit volk zal met andere volken niet gerekend worden, omdat in de Eeuwige zijn begin en eindpunt ligt.

De Eeuwige sprak tot Abram: "ziedaar het beginpunt". Eens zal de Eeuwige één zijn, en Zijn Naam één, ziedaar het eindpunt. En Israël een zegen in het midden der aarde. Dit is de onvergankelijke bestemming van het Jodendom. Het heeft dus een grote roeping, een bewust doel op aarde, waardoor en waarvoor het nog steeds bestaat, tot het plan Gods met dit volk bereikt is.

En nu het volk, na eeuwen zwerven, weer een zelfstandige natie is geworden, volgen wij met spanning de loop der gebeurtenissen. De volken zijn druk in hun politiek van Oost en West. De christenheid in het algemeen heeft het ook te druk met zichzelf, is om honderd oorzaken aan het draaien om eigen spil.

Hoe weinigen letten op het allerbelangrijkste feit, of Gods plan met Israël nu voortgang zal hebben of niet, want of er tijden van verademing komen, hangt af van Israël! (Of de tijden der wederoprichting aller dingen kunnen aanbreken hangt af van Israël. Of de Messias die voor Israël bestemd is, kan komen tot oprichting van Zijn Koninkrijk, hangt af van Israël, van hun berouw en bekering. Hand. 3:19-21.)

Joël 2 geeft ons een beeld van Israëls grootste benauwdheid. Hier gaan de Priesters voorop, die het volk verzamelen, vasten en met de bazuinen blazen en roepen tot bekering. Dan zal alle doelmissing , ziekte, lijden en vervolging zich uiten in deze Messiaanse klacht: "Och dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt!" Jes. 64:1. Ook al bedoelt de éne daarmede Jehova van de berg Sinaï en de andere de Here Jezus, die toch Dezelfde is; want de Middelaar Jezus, Wiens stem toen (op de Sinaï) de aarde bewoog, zal nog éénmaal bewegen, niet alleen de aarde maar ook de hemel. Hebr. 12:24-26. Dan zal Hij hun haastiglijk recht doen, zij, die dag en nacht tot Hem roepen. en tot hun verlossing verschijnen op de wolken des hemels. De in Christus gelovenden worden met de in Christus ontslapenen dan in een punt des tijds verandert. Zij verkrijgen een geestelijk lichaam en hemelse bestaanswijze, waardoor zij, niet meer aan de zwaartekracht gebonden, Hem als een erewacht tegemoet zullen snellen in de lucht om zo, als Zijn gevolg, terug te keren op aarde, 1 Thess. 4:16, 17. De op aarde blijvende. niet in Christus gelovende Joden zullen, Hem ziende, rouw bedrijven als zij Hem herkennen aan de kruiswonden en zien in Wien zij gestoken hebben. Zach. 12:10.

Dit zal de vervulling zijn, waar Israëls grote Verzoendag als schaduw heen wees. Het uittreden van de grote Hogepriester uit het hemels Heiligdom. Maar de Verlosser zal de goddeloosheden van Jacob afwenden. en alzo zal gans Israël behouden worden. Daarop volgt als vanzelf de vervulling van het blijde Loofhuttenfeest, waar Israël en de overblijvende mensen in voorlopige vrede zullen wonen onder eigen wijnstok en vijgenboom. Velen menen. dat het tegen Gods wil zal zijn als de Tempel straks weer zal worden herbouwd. Maar profetieën, evangeliën, brieven en de Openbaring spreken van bazuinen bij 's Heren wederkomst. Trouwens de Heer zeide Zelf dat Hij Zijn intocht zou herhalen. Matt. 23:39. Dan zouden de priesters Hem opwachten in de Tempel. Ps. 24:7-10.

In alle bescheidenheid geven wij deze gedachtegang ter overdenking.

E.W.H.





Home
| Over LW | Site Map | LW Publicaties | Zoeken
Ontwikkeld door © Levend Water Alle rechten voorbehouden