Het Avondmaal
5. De Tafel des Heren
Ook in Ezechiëls tempel komt de "tafel des Heren" voor (Ezech. 41:22; 44:16). Aan die tafel zullen ook de 12 Apostelen Israëls eten en drinken. (Luk. 22:30), Wij nemen dit letterlijk en geestelijk. Daar tegenover staan andere tafelen, waaraan men ook deel kan hebben, Zo vinden wij in 1 Kon. 18:19:
Dat drukt méér uit dan eenvoudig "eten". Die profeten hadden deel aan de ongerechtigheden van Izebel en stonden in gemeenschap met Satan. Als wij nu tot 1 Kor. 10:21 komen, bijzonder gericht tot hen aan wie "de vaderen" zijn (zie vers 1), betekent dan "tafel des Heren" niet méér dan de tafel waarop die Korintische Joden de maaltijd des Heren vierden? Wij nemen deze uitdrukking op als omvattende de zegeningen voortvloeiende uit de gemeenschap van Israël met de Here, waarover heel het hoofdstuk handelt. Gedurende Handelingen is er van die gemeenschap maar één symbool: de tafel der toonbroden in de tempel. Van geen ander tafel mag beweerd worden, dat zij DE tafel des Heren is. Dat is de ware tafel miskennen. En dan komt men natuurlijk tot allerlei moeilijkheden. Men moet b.v. aannemen dat er in elke plaats waar gelovigen zijn, zo'n tafel is, en ook maar één. Al die tafels moeten dan "met elkander in gemeenschap" staan, Men is natuurlijk verplicht aan te nemen, dat zij, die niet aan deze tafel aanzitten, eigenlijk niet aan de tafel des Heren zitten. De gelovigen moeten dan absoluut aan een bepaalde vergadering deelnemen, en men noemt dat dan "Vergadering des Heren". Nu zegt men wel (zie b.v. "Eenheid en Gemeenschap" door J. N. Voorhoeve; blz. 125) dat die tafel der toonbroden een beeld is van de "Tafel des Heren". Maar waar de tafel des Heren voor hen toch ook een beeld is, zou men dan een beeld van een beeld hebben. Zoals de tafel der toonbroden de eenheid van het volk van God (Israël) voorstelt, zou dan de "Tafel des Heren" de eenheid der gemeente voorstellen. Zo krijgt men voor de gemeente stoffelijke voorstellingen en ceremonieën die overeen komen met die van Israël. Voor ons is het duidelijk, dat dit alles nog de invloed bewijst van de eerste eeuwen, toen de grote meerderheid van het "Christendom" bijna alles van Israël op de gemeente of kerk overbracht. Men late aan Israël, aan wie de Vaderen zijn (1 Kor. 10:1) ook de "Tafel des Heren". De toonbroden moesten op elke sabbat voor het aangezicht des Heren toegericht worden, (Lev. 24:8). Nu wil men ook wat men van de "tafel des Heren" maakt, elke (christelijke) sabbat of "eerste dag der week" toerichten. Men wijze niet op de geschriften van de eerste eeuwen, omdat men denkt hier een argument méér te hebben, want juist die verwijzing veroordeelt heel het stelsel. Wij hebben dit vroeger aangetoond. De gelovigen van de eerste eeuwen volgden de ceremonieën van Israël en pasten die zo goed mogelijk aan de omstandigheden aan. Zo vormde zich ook de Roomse mis. De zeer grote verwarring, die er alle eeuwen door was, op het gebied van de viering van het "avondmaal", al de strijd tussen Christenen, zowel Protestanten als niet-Protestanten, laat zien, dat er geen duidelijke schriftuurlijke basis bestaat voor deze "instelling". In de toekomst zal Israël weten hoe ze het avondmaal, d.i. het Pascha, te vieren hebben. Na de Hervorming wilde men meer schriftuurlijk zijn. Daar men echter nog geheel of ten dele vasthield aan het begrip dat Israël overging in de "gemeente", bleef men een jaarlijks "Pascha" en een wekelijkse "dag des Heren" met een "tafel des Heren" vieren. Ook in onze tijd is dit nog het geval, zelfs met hen die het best inzien,dat Israël in het Koninkrijk nog een toekomst heeft. Dit komt, omdat zij de eigenlijke Gemeente niet onderscheiden, niets weten van de "over-hemelse", en Paulus' bijzondere openbaringen verwateren door ze te vermengen met hetgeen thuis behoort in andere bedelingen. Bij dit alles kunnen wij nog opmerken, dat de uitdrukkingen "Tafel des Heren" en "Maal des Heren" al heel weinig geschikt zijn om een eenheid en gemeenschap uit te drukken van alle gelovigen zonder onderscheid. Het is de regel, dat een uitdrukking, waarin "Here" voorkomt, op een aardse toestand wijst. Zo wordt b.v. van hen, die "licht in de Here" zijn, een overeenstemmende wandel verwacht (Ef. 5:9). Naar hun wandel op aarde, ontvangen ze van de Here (Ef. 6:8). Zelfs voor de Gemeente der verborgenheid, die een eenheid bij uitmuntendheid vormt, voor wat betreft haar positie in de overhemelse, is nog onderscheid in betrekking tot de toestanden op aarde. Die toestanden staan in verband met "de Here".
Daarentegen wordt alle geestelijke eenheid, zowel voor de hemelse, als voor de over-hemelse sfeer, gezien "in Christus":
Evenals de Dag des HEREN, vestigen de Tafel des HEREN en het Maal des HEREN de aandacht op aardse toestanden, dus op scheiding tussen Jood en Heiden. Het maal des HEREN kon alleen een symbool zijn van de eenheid van een aardse groep: Israël. Het verband tussen het avondmaal en het Nieuwe Verbond met Israël maakt dit verder ook duidelijk. |