Het Avondmaal
1. Voorwoord Gaat men uit van de gedachte, dat het Avondmaal door ons moet gevierd worden, dan moet men trachten de Schrift naar die vooropgestelde mening te buigen. Dat gebeurt dan tot eigen schade, doch vooral tot die van anderen, en verheerlijkt God niet, al heeft het er misschien de schijn van. Wij hebben verder ook, zo lang het kon, gewacht hierover te schrijven, tot wij misschien eens een ernstige poging van terechtwijzing van vroeger onderzoek zouden ontvangen van vooraanstaande Schriftonderzoekers. Niettegenstaande onze vele uitnodigingen, heeft men echter tot nu toe gezwegen, zelfs in private correspondentie. Wij zijn door het onderzoek van anderen geholpen geworden, doch nemen daarom niet alles zonder meer aan, alsof nu de volle waarheid bereikt was. Wij beweren van onze kant ook niet er te zijn en menen dat voortdurend onderzoek steeds nodig blijft. Wij hebben zoveel mogelijk, al is het op gebrekkige wijze, gezegd waarom wij niet altijd met anderen overeenstemmen. Als zij nu werkelijk overtuigd zijn, dat hun opvatting de volle waarheid is en wij op een dwaalweg zijn en anderen tot "slachtoffers" maken, mogen wij dan van hen niet verwachten dat ze eens een poging aanwenden tot terechtwijzing? Natuurlijk na volledige kennisname van onze zienswijze. Of is men bevreesd voor de waarheid? |